Begrijp wat u doet: Het Grünfeld-Indisch 2
Opening: Het Grünfeld-Indisch 2
We vervolgen onze zoektocht naar de diverse plannen en ideeën in het Grünfeld-Indisch. We gaan daarbij uit van de afruilvariant die ontstaat na 1. d4 Pf6 2. c4 g6 3. Pc3 d5 4. cxd5 Pxd5 5. e4 Pxc3 6. bxc3 Lg7
Dit was de belangrijke uitgangsstelling voor het systeem dat we behandelen. Uitleg van de belangrijkste basisideeën staat in de vorige rubriek. Wit heeft hier drie mogelijke voortzettingen die alle drie een totaal verschillend karakter hebben. In de vorige rubriek kwam variant I – 7. Lc4 aan de orde. We bekijken nu de twee andere mogelijkheden:
- II – 7. Pf3
- III – 7. Le3
Variant II – 7. Pf3
Lange tijd werd
7. Pf3
gezien als een gevaarlijk wapen. Wit heeft totaal andere ideeën met deze normale paardontwikkeling. Omdat het centrum sneller onder druk gezet kan worden, nu .. . Lc8-g4 in de stelling komt, beoogt hij iets totaal anders dan in de hoofdvariant met 7. Lc4.
7… c5
Verreweg het meest gespeeld.
8. Tb1
Dit is de gedachte, die in de jaren ’80 gepopulariseerd werd door de toen nog jonge Kasparov. De toren gaat uit de lange diagonaal van Lg7 en daarmee staat hij soms klaar om zijn centrumpionnen naar voren te spelen. Dat hij daarbij soms pion c3 met schaak laat hangen is heel bijzonder.
8… 0-0 9. Le2
9… cxd4
Destijds was 9… Pc6 de meest gespeelde variant. Daarop had Kasparov een fraai idee klaar liggen: 10. d5!? Hij offert pion c3 met schaak! Wie laat zo’n lekker hapje nu niet liggen? 10… Pe5 Dit is de kritieke zet en hierna ontstaat een superscherpe stelling met aan beide kanten zware stukken en het loperpaar. (Met 10… Lxc3+ kan zwart zomaar pardoes een pion met schaak van het bord nemen. Maar het is levensgevaarlijk om deze loper te moeten inleveren. Wit krijgt een gevaarlijke aanval na bijvoorbeeld: 11. Ld2 Lxd2+ 12. Dxd2 Pa5 (zie analysediagram)
13. h4 Wit mag er geen gras over laten groeien: er moet onmiddellijk tot de aanval overgegaan worden. Dat is een belangrijk thema in het Grünfeld-Indisch. Omdat eigenlijk al vanaf zet 6 het verdedigende paard van f6 verdwijnt van de koningsvleugel, kan de zwarte koning (ondanks de sterke loper op g7) toch snel onder druk gezet worden. Er staan wat weinig verdedigers namelijk. Nu in deze onderhavige stelling ook nog de loper op g7 is afgeruild is het natuurlijk zaak voor wit om daar onmiddellijk de pijlen op te richten. 13… Lg4 (Ter illustratie van de gevaren in zwarts koningsstelling een simultaanpartij van Kasparov tegen een computer, t.w. ‘Superstar 36K’. Die deed zijn naam geen eer met de vreselijke zet 13… f5?? dat na 14. h5 fxe4 15. hxg6! (zie analysediagram)
tot een winnende aanval leidde voor wit.) 14. h5! Natuurlijk! 14… Lxf3 (14… Lxh5 faalt op 15. g4 Lxg4 16. Dh6 Lh5 17. Pg5 en zwart gaat mat.) 15. gxf3 e5 16. hxg6 fxg6 17. d6 Wit gebruikt zijn vrijpion, ook om ruimte voor de dame te creëren. 17… b6 18. Dd5+ Kg7 19. Dxe5+ Df6 20. Dh2 (zie analysediagram)
Kramnik-Ivanchuk, 1995.) 11. Pxe5 Lxe5 12. Dd2 e6 13. f4 (zie analysediagram)
We komen nu op een moment waarin zwart diverse loperzetten kan spelen. 13… Lc7 Een wat merkwaardige terugtocht die echter volgens de nieuwste inzichten het beste is. Zwart verhindert voorlopig het oprukken van wits potentiële vrijpion en tegelijkertijd haalt hij ook c3-c4 uit de stelling vanwege … La5 met damewinst. Daarmee staat zwart klaar om op d5 te ruilen zodat wit niet met het door hem gewenste c-pion kan terug nemen. Het nadeel is natuurlijk wel dat de zwarte loper op de koningsvleugel gemist gaat worden. (Het meest logisch is nu om te vervolgen met 13… Lg7 en dat was ook lange tijd de hoofdvariant. Maar dat bleek toch niet bevredigend voor zwart. Wit blijkt een sterke vrijpion te kunnen handhaven en daarmee verschaft hij zichzelf winstkansen. Deze stelling werd een tijdlang zo uitvoerig onderzocht dat men zelfs tot het verre eindspel dat kan ontstaan ging analyseren. Een zeer diepgaande analyse is gemaakt door de Roemeense grootmeester Mihai Marin, die zijn overwinning op Shulman in 2009 zeer uitvoerig bespreekt. Het bracht Genna Sosonko eens tot de humoristische opmerking dat in sommige varianten de theorie zover ging dat het volgende nieuwtje na de eerste tijdcontrole als afgegeven zet in de envelop zou gaan. Dat was uiteraard in een tijd dat de partijen nog werden afgebroken.) 14. 0-0 exd5 15. exd5 La5 (zie analysediagram)
Deze stelling is onderwerp van discussie. Het lijkt erop dat zwart standhoudt, hoewel hij nog wel een paar gevaren moet trotseren. Een voorbeeld is Krasenkow-Avrukh, 2004, waarin zwart soepel remise maakte.
10. cxd4 Da5+ 11. Ld2
Dameruil toelaten met 11. Dd2 Dxd2+ belooft niet veel voor wit.
11… Dxa2 12. 0-0 b6 13. Dc1 Lb7
De moderne aanpak.
Heel scherp is de damejacht na 13… De6 14. Lc4 Dxe4 15. Te1 Db7 en dan moet wit zijn kaarten op tafel leggen. Hij doet dat met 16. Lb4 Le6 17. Txe6 fxe6 18. Pg5 met enorme verwikkelingen, maar zwart lijkt zich staande te houden (zie Gelfand-Dorfman, 1986).
14. Lc4 Da4 15. Lb5 Da2
Zwartspelers die zich hierop in laten, moeten zich realiseren dat wit geforceerd remise kan maken hier.
16. Te1 Tc8 17. Dd1 Dc2 18. De2
18… Pc6
De laatste mode.
Een belangwekkende partij is Mamedyarov-Morozevich, 2010. Die ging verder met 18… Dc7 19. Tbc1 Dd8 20. Txc8 Lxc8 21. Lc4 a5 (Na de ontwikkelingszet 21… Lb7? volgt een soort van ‘standaardoffer’ in dit type stelling. 22. Lxf7+! Kxf7 23. Pg5+ Ke8 24. Pe6 Dd6 25. Pxg7+ Kf7 26. Lh6 met groot voordeel voor wit.) 22. Pg5 e6 23. d5 h6 24. dxe6! hxg5 25. exf7+ Kh7 Dit was het nieuwtje van Morozevich. Maar het ziet ernaar uit dat zwart andere wegen moet gaan bewandelen in de toekomst. (De zwartspeler was niet succesvol in de partij 25… Kf8 Sherbakov-Konguvel, 1996.) 26. e5 Pc6 en hier had wit verder moeten gaan met 27. e6! waarna het erop lijkt dat hij gewonnen staat.
19. Ld3
Het achterna zitten van de dame neemt weer zijn aanvang.
19… Da2 20. Lc4 Da4 21. Lb3
21… Da3?
Heet van de naald! In het Kandidatentoernooi, maart 2014 bleek de grote Grünfeldspecialist Svidler in zijn partij tegen Aronian zich niet bewust van de witte dreigingen. De Armeniër vervolgde sterk met 21… Da6 is nog voorgekomen in drie partijen, waarvan Lautier-Shirov,1995 de meest aansprekende was.
22. Lxf7+! Kxf7 23. Dc4+ e6 24. Pg5+ Ke8 25. Pxe6 De7
26. d5!
en nu bijvoorbeeld:
Aronian speelde 26. Pxg7+ maar daarop lijkt zwart gelijkspel te kunnen behalen, zoals Zhaoqin Peng op Schaaksite.nl publiceerde. Na 26… Dxg7 27. Le3 Peng schrijft dat Svidler waarschijnlijk moet aansturen op een eindspel met ongelijke lopers: 27… Pxd4 28. Dxd4 Dxd4 29. Lxd4 Tc2 30. f3 Td8 hetgeen waarschijnlijk volkomen gelijk staat.
26… Pe5 27. Db3
waarna wit met de dreiging f2-f4 en e4-e5 de pionnen in het centrum in beweging kan gaan zetten. De witte kansen moeten hier hoger aangeslagen worden.
Variant III – 7. Le3
Die ontstaat na 1. d4 Pf6 2. c4 g6 3. Pc3 d5 4. cxd5 Pxd5 5. e4 Pxc3 6. bxc3 Lg7 7. Le3
Dit is de keuze van veel strategen, die beschikken over een goede eindspeltechniek. Spelers als Karpov en Kramnik staan bekend om hun uitstekende eindspelbehandeling. Zwart kan namelijk vrijwel geforceerd dames en een paar stukken ruilen. Met deze loperzet, zet wit alles klaar om zo snel mogelijk het centrum te dekken en de dame naar d2 te kunnen spelen. Hij kan dan de kwetsbare toren op a1 ook in no time een plek geven zodat acties met d4-d5 mogelijk worden.
7… c5 8. Dd2
8… Da5
Dit is de meest principiële aanpak. Zwart maakt zich op voor een ruil op zowel d4 als op d2. Hij vindt het niet erg dat de dames snel worden geruild.
Een mogelijkheid voor zwart om de strijd te verscherpen is met 8… cxd4 9. cxd4 Pc6 10. Td1 Lg4 11. Le2 Lxe2 12. Pxe2 Pa5! Gespeeld door Kasparov in zijn partij tegen Lputian in 2000. Na de ruil van de witveldige lopers begint zwart onmiddellijk een gevecht om het veroveren van veld c4. Hij had na 13. Db4 0-0 14. 0-0 b6 15. d5 Dd6 16. Db5 De5 17. Td4 Db8 18. Ta4 Tc8 19. Pd4 Tc5 20. Dd7 Tc7 21. Db5 Dc8 22. h3 Tc5 23. Db1 Dd7 24. Tb4 Pc4! groot voordeel kunnen krijgen. (In plaats daarvan speelde hij 24… Tac8? 25. Pc6!)
9. Tc1 cxd4
Zwart is bereid om het eindspel in te gaan.
Voorheen speelde men vooral 9… 0-0 met als mogelijk vervolg: 10. Pf3 Td8 11. d5 e6 (zie analy-sediagram)
De toppers kiezen voor 12. Lg5 f6 13. Le3 Pc6 14. Ld3 exd5 15. exd5 c4 16. Lxc4 Le6 17. Td1 Pe7 18. dxe6 Txd2 19. Txd2 Dxc3 20. Lb3 Dc1+ 21. Td1 Dc3+ 22. Ke2 Na nog meer zetherhalingen dan hier gegeven slaagde wit er in de partij Leko-Topalov, 2011, aan te tonen dat hij (meer dan) vol-doende compensatie voor de geofferde dame heeft. Na een fout van zwart won hij zelfs later.
10. cxd4 Dxd2+ 11. Lxd2 0-0 12. Pf3 e6
De meest logische voortzetting. Zwart verhindert het oprukken van wits d-pion waarna hij zal proberen zijn ontwikkeling te voltooien. Zoals in de inleiding van het eerste artikel al is gezegd, lonkt er voor zwart een gunstig eindspel vanwege de pionnenmeerderheid op de damevleugel. Dat kan pas iets worden als hij zijn stukken in het spel heeft gebracht en de torens geruild heeft. Vooralsnog heeft wit wat vrijer spel, ook al omdat hij al drie stukken heeft ontwikkeld.
12… Lg4 13. Le3 (In een partij Kramnik-Svidler, 2004 had wit duidelijk geen zin in een echte partij. Na 13. Tc7 Lxf3 14. gxf3 Lxd4 15. Txb7 Pc6 16. La6 werden de handen al geschud.)
13. Lb5
Deze op het oog wat merkwaardige loperzet bezorgt zwart de nodige problemen. Het uitlokken van … a7-a6 is voordelig voor wit.
- A) Volgens de Poolse grootmeester Krasenkow is 13. Lc4 onschuldig voor zwart. Het belette Kramnik er niet van om Caruana in 2013 hiermee te verslaan.
- B) 13. h4 is ook een interessante mogelijkheid, ook al eens geprobeerd door Kramnik. Hij had deze zet zelfs al voorbereid voor zijn match tegen Kasparov in 2000. Giri werd zijn slachtoffer in Dortmund 2011.
- Kasparov – ‘Superstar 36K’,
- Kramnik-Ivanchuk, 1995.
- Shuman-Marin, 2009
- Krasenkow-Avrukh, 2004
- Gelfand-Dorfman, 1986
- Mamedyarov-Morozevich, 2010
- Sherbakov-Konguvel
- Aronian-Svidler, 2014
- Lautier-Shirov, 1995
- Kasparov-Lputian, 2000
- Leko-Topalov, 2011
- Kramnik-Svidler, 2004
- Kramnik-Caruana, 2013
- Kramnik- Areshchenko, 2013
- Lenic-Giri, 2013
13… Ld7
Zwart dient nu snel zijn ontwikkeling te voltooien en dat het gepaard gaat met pionverlies blijkt geen probleem te zijn.
A) Hier faalt 13… a6? tactisch op 14. Lb4! axb5 15. Lxf8 en de loper op c8 blijft hangen.
B) Een aardig idee voor zwart is nu 13… Pc6 dat op het oog een pionoffer lijkt in te houden. 14. Le3 (Na 14. Lxc6 bxc6 moet wit pion c6 met rust laten. Na 15. Txc6?! Lb7 16. Tc7 Lxe4 staat zwart uitstekend.) 14… Td8 15. Lxc6 bxc6 16. Pe5 Lb7 (zie analysediagram)
17. f3! Na dit fijnzinnige zetje heeft wit een minuscuul strategisch plusje, dat vooral in de handen van Kramnik een wapen blijkt te zijn. Als zwart het paard op e5 met rust laat kan het later ingezet worden tegen pion c6. Het opgeven van de goede loper met 17… Lxe5 bleek ook op de nodige problemen te stuiten. In de partij Kramnik-Areshchenko, 2013, werd de zwartspeler snel weggespeeld na 18. dxe5 Td3 19. Kf2 Tad8 20. Lg5 T8d7 21. h4 h5 22. Kg3 Kh7 23. Tc2 c5? 24. Txc5 Lxe4 25. Tc8 en wit stond al op winst.
14. Lxd7 Pxd7 15. Tc7 Pf6 16. e5
Zo behoudt wit zijn pluspion, maar daarmee moet hij de pionnen op de voor hem ongunstige kleur laten vastleggen, terwijl het zwarte paard naar een geweldig veld gespeeld kan worden.
16… Pd5 17. Txb7 Tfb8 18. Tb3
Een poging om zwart nog een klein beetje te laten zweten.
De ruil met 18. Txb8+ Txb8 levert wit nauwelijks winstperspectieven op. 19. 0-0 Tb2 20. a4 Lf8 Ondanks de minuspion staat zwart met zijn actieve stukken (vooral het paard op d5 is een reus!) zeker niet minder.
18… Txb3 19. axb3 Tb8 20. Ke2 Txb3 21. Ta1 Tb7
En zwart heeft gelijkspel behaald, zoals ook bleek in de partij Lenic-Giri, 2013.
Belangrijkste illustratieve partijen:
Geraadpleegde bronnen:
– Megadatabase van Chessbase
Reageren? Stuur een e-mail naar .
De illustratieve partijen via de viewer:
(De foto’s zijn van Frans Peeters)