Bescheiden Martijn Dambacher mag ook trots zijn
Op het FIDE-congres, aansluitend op de Olympiade, is Martijn Dambacher tot grootmeester benoemd. Zijn beslissende norm behaalde hij in de Bundesliga van het afgelopen seizoen. Opmerkelijk: Dambacher behaalde al zijn normen in clubcompetities. Eén daarvan gold wel als toernooi, namelijk de Europacup van 2010.
De Limburger Martijn Dambacher werd in geen enkele leeftijdscategorie jeugdkampioen van Nederland. Dat de concurrentie te zwaar was, lijkt een open deur, maar dient toch genoemd te worden. Dambacher behoort tot de fameuze lichting 1979, het sterkste geboortejaar uit de Nederlandse schaakgeschiedenis. De lijst is imposant: Sipke Ernst, Erik van den Doel, Maarten Solleveld, Ruud Janssen, Merijn van Delft, Lucien van Beek en Jeroen Willemze. En dan kon je ook nog de in 1980 geboren Dennis de Vreugt tegenkomen. In de oudste categorie troefde Janssen zijn leeftijdsgenoten maar liefst drie keer af, van 1996 tot en met 1998. Zo kon je als schaker uit 1979 op nationaal niveau als sterke jeugdspeler toch onopvallend blijven.
In zijn provincie viel Dambacher wel op, hij werd al kampioen van Limburg in 1998, op achttienjarige leeftijd. Dat herhaalde hij in 2000, 2001, 2007, 2008, 2011 en 2014. De laatste jaren werd de kampioen aangewezen bij het Limburg Open, het weekendtoernooi in Maastricht met Pinksteren. De hoogst geëindigde Limburger wordt daar kampioen. Een methode die sinds kort ook de Stichts-Gooise Schaakbond toepast, om een sterke kampioen te krijgen. Aparte regionale kampioenschappen trekken te weinig sterke deelnemers.
Met zeven Limburgse titels staat Dambacher in de geschiedenis derde achter de legendarische Alex Vinken (twintig keer kampioen) en Jack Renet (negen titels). Na Paul van der Sterren is hij de tweede Limburgse grootmeester. Als ik de drie grootste Limburgse schakers aller tijden zou moeten aanwijzen, zou ik Rudy Douven, hoewel ‘slechts’ meester, nog tussen Van der Sterren en Dambacher zetten.
Vier grootmeesternormen
Belangrijk is die provinciale volgorde natuurlijk niet. Belangrijk is dat Dambacher in de KNSB-competitie van 2006-07, spelend voor Utrecht, zijn eerste grootmeesternorm scoorde. Van zijn grootmeesterlijke tegenstanders versloeg hij Halkias en speelde hij remise tegen Naiditsch, Stellwagen en Berelowitsch.
De tweede norm volgde in 2010 bij de Europacup in Plovdiv (Bulgarije), waar hij speelde namens zijn Belgische club Eynatten. Een indrukwekkende norm, met een remise tegen Radjabov en een overwinning op Jobava, toen al allebei spelers boven de 2700. Omdat het toernooi slechts zeven ronden besloeg en je in totaal voor je normen minstens 27 partijen moet spelen, was die norm eigenlijk van geen waarde. Tenzij er een norm van elf partijen naast zou staan. Toch verdient Dambacher het zeker dat dit resultaat genoemd blijft worden.
In de KNSB-competitie van 2012-13 scoorde Dambacher met Utrecht zijn derde norm. Hij won van leeftijdsgenoot Ernst en speelde remise tegen de grootmeesters Orlov en Siebrecht.
De vierde norm kwam zoals gezegd dit seizoen in Duitsland, in de tweede Bundesliga. Daar speelde Dambacher voor Aufwärts Aachen 1920. Voor een Limburger niet ver van huis. Na acht ronden had hij vijf keer gewonnen en drie remises gespeeld. De negende partij tegen Loek van Wely mocht hij verliezen zonder de norm in gevaar te brengen en dat deed hij ook.
Om grootmeester te worden moet je ook een keer een Elo-rating van 2500 hebben gehad. Dat heeft Dambacher drie keer bereikt. Bijzonder is, dat zijn rating sinds april 2007 (nu dus ruim zeven jaar) tussen de 2463 en 2500 zit. Een zeldzaam constante speler. In 2013 werd hij voor de website van HMC Calder geïnterviewd door Twan Burg, die hem vroeg waar hij over tien jaar hoopte te staan. Dambacher: “Dan hoop ik grootmeester te zijn en met een beetje geluk zit ik net boven de 2500.” Dat was wel een heel bescheiden ambitie, maar gezien die constante ratings tussen 2007 en 2014 ook niet gek.
Jobava ging makkelijk
HMC Calder, daar speelt Martijn Dambacher sinds het vorige seizoen. Daarvoor speelde hij bij Utrecht. Vanwege die overstap werd hij – zoals gezegd – geïnterviewd door Twan Burg.
Over de stap van Utrecht naar Den Bosch:
“Na tien seizoenen bij Utrecht was ik toe aan iets nieuws.”
Over zijn grootste successen:
“Die moeten nog komen, hoop ik. Maar tot nu toe zijn het mijn drie grootmeesternormen, denk ik.”
Over zijn mooiste partij:
“Moeilijk te zeggen, als ik moest kiezen neem ik de partij tegen Jobava op de Europcup 2010. Dat was mijn grootste scalp ooit en leverde mee een grootmeesternorm op. Maar eigenlijk ging het veel te makkelijk.”
Uit het interview kwamen we nog te weten dat Dambacher in Venlo bij DSM werkt als applicatiebeheerder/administratief medewerker, dat zijn grootste hobby naast schaken hardlopen is, dat zijn favoriete muzieksoorten rock en metal zijn en dat hij voetbal niet volgt.
Dambacher woont in Venlo en is nog lid van de Blerickse Schaakvereniging. Na zijn tweede norm werd hij geïnterviewd door een regionale krant. Hij vertelde dat het bij jeugdtoernooien soms zo slecht ging, dat hij zijn ouders niet uitnodigde voor de slotdag. Inmiddels: “Ik ben een stuk rustiger, ik heb leren relativeren. En ik heb me erbij neergelegd dat ik de absoute top niet ga halen. Soms boek ik knappe resultaten tegen veel betere spelers, maar ik moet ook toegeven dat ik zomaar van een mindere speler kan verliezen.”
Een bestaan als profschaker overwoog hij beslist niet, daarvoor zou je volgens hem tot de top vijf van Nederland moeten behoren. Over geld verdienen als trainer:
“Dat is niks voor mij. Ik heb het allemaal in mijn hoofd, maar heb geen idee hoe ik het moet overbrengen op anderen.”
Hoogste doel bereikt
Het laatste jaar speelde Dambacher nauwelijks toernooien. Wel clubcompetities, in Nederland, Duitsland (de vierde norm) en België. In oktober 2013 weer de Europacup, op Rhodos. Met Pinksteren het Maastricht Open, waar hij gedeeld tweede werd achter Erwin l’Ami.
Na zijn beslissende norm werd hij geïnterviewd door Peter Leijsten voor de combinatie Dagblad De Limburg/Limburgs Dagblad. Over zijn toekomst na het behalen van de titel:
“Er zijn genoeg schakers die meer talent hebben dan ik. Neem de beste schaker van de wereld, Magnus Carlsen. Zelfs als ik zo veel tijd in mijn spel had gestoken als hij doet, dan zou ik nog niet zo goed zijn als hij. Nu ik grootmeester ben geworden, heb ik het idee dat ik het maximum heb behaald van wat ik kan behalen. Een volgend doel wordt dan ook lastig. Een hogere titel dan deze is er niet en de Nederlandse top halen zal er ook niet in zitten. Ik kan misschien nog wel ietsje beter worden, maar de rek is er wel een beetje uit.”
Bescheiden woorden van de nummer 21 van Nederland, 34 jaar oud. Realistisch ook, denk ik. Hopelijk is hij toch ook trots. Want ook al hebben we er al heel wat, een Nederlandse schaker die grootmeester wordt, mag trots zijn.
Met dank aan René Olthof voor het beschikbaar stellen van zijn foto’s.
Bescheidenheid siert de mens!
En is er ook een plaatsje voor Peter Scheeren in de top 3 Limburgers aller tijden?
René, dan zou ik er een top 4 van maken en dan hoort Scheeren daar zeker in. Ik wist niet dat hij uit Limburg kwam. Er is altijd een discussie over ‘grootste’ of ‘sterkste’. Schakers van nu zijn sterker dan schakers van veertig jaar geleden die op dezelfde plaats van de ranglijst stonden. Maar met grootste bedoel ik wat ze tussen hun generatiegenoten hebben bereikt. Omdat Douven kampioen van Nederland is geweest, zet ik hem op twee. Scheeren was een keer bijna kampioen, die zou ik op drie zetten, Dambacher op vier en Vinken op vijf. Hoewel bijvoorbeeld Oscar Lemmers meester is en nu sterker schaakt dan Vinken vroeger. Dambacher is de tweede grootmeester, maar heeft bijvoorbeeld nooit het NK bereikt. Daarom slechts op vier. Bij mij dan, je kunt hier uren over discussiëren en ieder mag zijn eigen lijstje opstellen.
Schakers van nu zijn sterker dan schakers van veertig jaar geleden die op dezelfde plaats van de ranglijst stonden.
Is dat echt waar? Hoe zou je deze stelling dan onderbouwen? Is Giri een sterkere schaker dan Timman?
Oké, voor de bovenste paar plaatsen geldt het voor de ene wel en de andere niet. Maar zeker onder de tiende plaats (ik zou zelfs zeggen onder de vijfde plaats) geldt het duidelijk. Veertig jaar geleden kon een titelloze hoofdklasser als Fred van der Vliet of Jaap Vogel in de buurt van de tiende plaats komen, dus waar nu bijvoorbeeld Erik van den Doel en Sipke Ernst staan. Nu hebben we ruim dertig grootmeesters.
Maarten Solleveld corrigeert de mededeling over jeugdtitels. Martijn Dambacher is in 1991 kampioen van Nederland geweest in de categorie tot 12 jaar. Dat herinnert Solleveld zich nog omdat hij zelf tweede werd.
Interessant is ook de mededeling over 1979 – het sterkste jaar (wat internationaal 1951 is). Zo heb ik het ook altijd geleerd. Aan het lijstje spelers kunnen er zelfs nog toegevoegd worden, bijv. Paul Span.
In de huidige top 100 zitten 7 spelers uit 1979 en 6 uit 1972 en 1994.
Als je die drie jaren vergelijkt, dan heeft 1972 en 1994 er twee in de top-10, maar 1979 heeft er liefst 5 tussen 11 en 25. In de top zijn 1972 en 1994 dus sterker, maar 1979 blijft in de breedte het sterkste schaakjaar.
Martijn heeft trouwens wel degelijk het NK bereikt – 2007. In Hilversum nog wel!
Grappig om de namen van de tegenstanders van Martijn in 1992 nog eens op een rijtje te zetten. Naast Solleveld en Ernst bijv. Mellegers, Smit, Snuverink (ook top-100 nu), Den Dekker, Gommers, Manten en destijds het grootste talent van allemaal: Rurik van Opstal.
Er zijn spelers uit 1979 teruggezakt, sommigen staan zelfs niet meer op de actieve lijst. Vijf à tien jaar geleden sprong 1979 er wel degelijk bovenuit. Nog iets langer geleden was 1959 een topjaar, met o.a. Van der Wiel, Knoppert, Welling en De Boer. Als ik me goed herinner ook zo’n acht spelers in de top honderd. Dus één op de twaalf, terwijl de top honderd zo’n dertig geboortejaren zal tellen plus enkele uitschieters.
Geboortejaar 1959 in 2003 in de top honderd:
Van der Wiel, De Boer, Welling, Klip, Van Mil, Michiel Wind, Knoppert.
Wel vooral in de tweede helft.
Maar toen waren ze dus 44, tien jaar eerder zullen ze hoger gestaan hebben.
Natuurlijk 1959 – wat een jaar. Zo sterk dat ene Olthof zelfs de Brabantse jeugdkampioenschappen niet wist te halen.
Ik kwam in mijn zoektocht nog vele sterke 1979spelers tegen, zoals Joost Wempe en Sybolt de Boer. Er kan geen twijfel over zijn dat 1979 in de breedte nog steeds het sterkste Nederlandse schaakjaar is.
Maarten stuurde mij vervolgens de eindstand van dat NK<12 in 1991, door Martijn Dambacher gewonnen. Kijk eens welke jongetjes hij achter zich liet:
Maarten Solleveld, Erik van den Doel, Paul Span, Ruud Janssen, Jochem Snuverink, Ralf Gommers, Lucien van Beek, Sybolt de Boer, Sipke Ernst, Jeroen Willemze, Dennis de Vreugt, Daan Zult, Joost Wempe…
Dat is een heel erg mooie lijst.