Oude liefde roest niet
"He is a jolly good fellow first and a chess player afterwards". In de korte biografie van James Mason (1849-1905) springt dit citaat er direct uit. Het is een mooie typering van de in Nederland vrij onbekende Mason, maar in het licht van zijn levensloop heeft het citaat voor mij toch een wrange bijsmaak.
In 1861 emigreert een straatarme 12-jarige Ierse jongen naar Amerika, waar hij opgevoed wordt als James Mason. Zijn eigen naam en achtergrond laat hij achter zich; in de grillige ‘melting pot’ van de VS zijn die naam en afkomst geen aanbeveling. Het deert hem niet, zo lijkt het. Hij wordt journalist en maakt een stormachtige ontwikkeling door als schaakspeler. Op zijn 29e kiest hij – dan al kampioen van Amerika – voor een bestaan als profschaker en schaakpublicist in Londen. Succesvolle en ogenschijnlijk gelukkige jaren volgen. Na Steinitz groeit hij uit tot de nummer twee van de wereld, bejubeld en populair, ook in zijn geboorteland. Het grootste succes viert hij als schrijver van monumentale schaakboeken. De bekendste zijn: "The principles of chess" (1894) en "The art of chess" (1895). Als schaakpedagoog en -redacteur is hij voor het Engelse taalgebied Euwe en Bouwmeester in één persoon.Lees verder…