Ook tiende matchpartij remise
Ook de tiende partij van de match op het wereldkampioenschap is remise geworden. Anand kreeg in een Grünfeld-Indische partij voordeel, maar Carlsen verdedigde zich goed en kwam nooit echt in de problemen. De stand is nu 5.5-4.5 in het voordeel van de Noor.
In de vorige zwartpartij had Carlsen nog makkelijk remise gemaakt met het Damegambiet; desondanks koos hij in deze partij voor het Grünfeld-Indisch. Een scherpe Prinsvariant kwam op het bord waarin wit met zijn vrije d-pion enig voordeel leek te hebben. De stelling was echter tweesnijdend: wit kon op verschillende momenten de d-pion opspelen in de hoop op groter voordeel, maar zou daarmee ook risico lopen. In plaats daarvan werden de dames geruild. Ook hierna zou wit enig voordeel moeten hebben, maar het was wel een stelling waarin dat moeilijk te bewijzen was. Dat lukte dan ook niet: op zet 28 besloot Anand om geen risico te nemen en naar een remise toreneindspel af te wikkelen.
Vishy Anand – Magnus Carlsen
1. d4 Pf6 2. c4 g6 3. Pc3 d5
Na een paar keer zich met het Damegambiet verdedigd te hebben keert Carlsen weer terug naar het Grünfeld-Indisch, een opening waar hij relatief weinig ervaring mee heeft.
4. Pf3
In de eerste partij speelde Anand nog een zijvariant, 4. cxd5 Pxd5 5. Ld2
4… Lg7 5. Db3
Maar nu de Grünfeld geen verrassing meer is, kiest de Indiër voor een van de hoofdvarianten, het Russische systeem. Ongetwijfeld hebben zijn secondanten hier tijd en aandacht aan besteed.
5… dxc4 6. Dxc4 O-O 7. e4 Pa6
De Prinsvariant, vernoemd naar de Nederlandse grootmeester die bij bij mij (en ongetwijfeld bij veel anderen ook) vooral bekend is door zijn niet al te gunstige beschrijving in de boeken van Hein (niet het door sommige perverse schaakjournalisten gebruikte Jan Hein) Donner. De variant is niet bijzonder solide en onze sterkste speler vond het daarom maar een rare openingskeuze:
Speelde Anish zelf maar wat minder alsof ie in een mag-niet-verliezen-situatie zat! Bovendien speelde Carlsen niet per se op remise, zo verklaarde hij in de persconferentie. Hij kon tenslotte met een overwinning de match zo goed als beslissen.
8. Le2 c5
Dit is het idee van de zet 7…Pa6: zwart kan nu de karakteristieke Grünfeldzet spelen.
9. d5
9. dxc5 Le6 10. Db5 Tc8 is goed voor zwart.
9… e6 10. O-O exd5 11. exd5
De d-pion is zo een geïsoleerde vrijpion geworden, iets wat veel voorkomt in de Grünfeld (in de tweede partij van de match gebeurde dit ook al). Omdat de pion geïsoleerd is, kan het een zwakte zijn; omdat het een vrijpion is kan het ook een sterkte zijn. Alles hangt af van wie het overtuigendst zijn stukken kan ontwikkelen. Voor zwart is in eerste instantie het plan een paard naar e4 te spelen, ondersteund door toren en loper, zodat Lg7 lekker actief wordt. In tweede instantie zal hij ook zijn damepaard op een beter veld willen neerzetten, op a6 staat het niet zo fijn (hoewel het momenteel wel een functie heeft, c5 dekken).
11… Te8 12. Lg5
Anand dacht 11 minuten na over deze subtiliteit waarmee h6 uitgelokt wordt. Wit weet dat (het uitlokken) later te rechtvaardigen, maar veel spelers laten het na, wat ook voordelen heeft: na 12. Le3 Lf5 13. Tad1 Pe4 (Db6 wordt vaker gespeeld) 14. Pxe4 Lxe4?! 15. Pg5! Lf5 16. d6 staat wit erg goed. De meeste zwartspelers slaan daarom met de toren terug op e4 (waarmee de zwarte problemen nog niet helemaal opgelost zijn.)
12… h6 13. Le3
Ook andere zetten zijn gespeeld, vaker zelfs: Lh4, Lf4, zelfs op f6 slaan. Maar in de enige partij op topniveau werd ook 13.Le3 gedaan.
13… Lf5 14. Tad1
Ook hier dacht Anand na, 7 minuten. Maar men mag veronderstellen dat hij deze stelling toch wel recent op een computerbord gezien heeft. Grappig genoeg bestaat er een partij Kozul-Popovic (toch geen koekenbakkers) waarin wit in deze stelling aan zet is! 12.Le3 Te8 13.Tad1 h6 werd daar gespeeld. Dat zou ik thuis niet uitproberen met zwart.
14… Pe4
In Wojtaszek – Ponomariov, Karpovcup 2012, werd de andere standaardzet gespeeld, 14… Db6 15. b3 Tad8 16. Td2 Pg4 17. Lf4 Da5 18. Tc1 had zwart met 18…b5 al voordeel kunnen verkrijgen (maar hij won evengoed). De witspeler is overigens een secondant van Anand, die ongetwijfeld meteen 15.Td2 had gespeeld.
15. Pxe4
Het alternatief was het scherpe 15. d6 Pxc3 16. bxc3 Df6 wat me een geschikte manier lijkt om na een diepe huisanalyse (c.q. engine lang laten lopen) op winst te spelen. Wellicht hadden de secondanten die tijd niet of concludeerden ze dat het niets oplevert, of hadden ze er helemaal niet naar gekeken. Zonder huisanalyse zou ik de zet niet zo snel spelen, je houdt een boel zwakke pionnen over en moet dus wat bewijzen met wit.
15… Lxe4
Hier dacht Carlsen voor het eerst echt na, een minuut of tien. Met de toren terugslaan zou de normale zet zijn; met de loper terugslaan is ambitieuzer en Carlsen was hier ook optimistisch over zijn stelling.
16. Dc1
Nu staat de naar h6 uitgelokte pion toch maar mooi aangevallen.
16… Df6 17. Lxh6 Dxb2
Giri had verwacht dat zwart op d5 zou slaan. 17… Lxd5 18. Lxg7 Kxg7 19. Txd5 Txe2 20. Td7 Te7 lijkt me ook typisch iets dat Carlsen soepel remise maakt. Ik denk dat hij op meer hoopte.
18. Dxb2
In het algemeen zou Anand liever met dames op het bord spelen tegen Carlsen, maar dameruil valt hier niet te vermijden. Wit had een pion kunnen winnen met 18. Lxg7 Dxc1 19. Txc1 Kxg7 20. Lxa6 bxa6 21. Txc5 Ted8 22. Td1 Tab8 maar na afloop waren beide spelers het erover eens dat zwart genoeg compensatie heeft. Pion d5 hangt vanwege de onderste rij en als wit een gaatje maakt is 23…Tb5 sterk.
18… Lxb2 19. Pg5
Dit was onderschat door Carlsen, die hier lang nadacht.
19… Ld4
Er was enige opwinding nadat het livebord per abuis aangaf dat zwart op g2 had geslagen.
De commentators hadden dat niet eens overwogen, want 19… Lxg2 20. Lxa6 Lxf1 21. Lxf1 is goed voor wit. Gelukkig speelde Carlsen vrij snel daarna zijn echte zet die wel goed is.
20. Pxe4
De kwaliteitswinst na 20. Lb5 Lxd5 21. Lxe8 Txe8 geeft zwart goede compensatie met zijn lopers en damevleugelpionnen.
20… Txe4 21. Lf3 Te7
De engines geven hier de voorkeur aan wit, vanwege loperpaar en vrijpion waarschijnlijk, maar het speelt denk ik makkelijker met zwart. Als de lichte stukken van het bord zouden verdwijnen zou zwart erg goed staan. Wit moet dus dynamisch spelen.
22. d6 Td7 23. Lf4 Pb4 24. Td2
Anand gaf na afloop 24. Tfe1 als verbetering aan. Het idee is dat na 24… Pxa2 25. Te7! wit de pion (b7) met voordeel terugwint. Na andere zetten heeft wit een betere versie van de partij omdat hij en niet zwart de e-lijn heeft.
24… Te8 25. Tc1 Te6 26. h4 Le5
Zoals gezegd, ruil van lichte stukken is in principe gunstig voor zwart.
27. Lxe5 Txe5 28. Lxb7
Anand kiest voor een remiseafwikkeling. Lijkt me nog niet nodig, zwart gaat het paard op c6 zetten en die kan je dan slaan, maar winstkansen heeft wit dan ook niet.
28… Txb7 29. d7 Pc6 30. d8D+ Pxd8 31. Txd8+ Kg7 32. Td2 1/2-1/2
De Prinsvariant, vernoemd naar de Nederlandse grootmeester die bij bij mij (en ongetwijfeld bij veel anderen ook) vooral bekend is door zijn niet al te gunstige beschrijving in de boeken van Hein (niet het door sommige perverse schaakjournalisten gebruikte Jan Hein) Donner.
Een betere beschrijving van Prins is te lezen in timkr.home.xs4all.nl/admag/prins.htm
Lod. Prins schreef al in 1941 een boekje over de Grünfeld verdediging, waarin hij de toen nog naamloze variant 7…Pa6 onderzoekt. Hij had die zet een jaar eerder al gespeeld in partijen tegen Kramer en Kmoch.
Donners beschrijvingen van Prins zijn weliswaar komisch, maar doen geen recht aan de werkelijke betekenis van Prins voor het Nederlandse schaken: die was niet gering.
Hein vind ik ook al erg gewaagd
Een langer artikel van Max Pam uit 1975 over Prins vind je op deze link.
www.maxpam.nl/archief/prins.html
Dat Hein-verhaal is onzin en iedereen gelooft het maar. Donner heette wel Hein, maar hij heeft jarenlang in de colofon van Schaakbulletin als Jan-Hein gestaan. Ook heeft hij lange tijd in een weekblad (Elsevier of de Tijd) als Jan-Hein gepubliceerd. Op een gegeven moment wilde hij dat niet meer en toen heeft hij het verhaal de wereld in gebracht dat Jan-Hein een verzinsel was van schaakjournalisten.