Anne
Het bedroeft mij zeer, want jammer genoeg: mijn dochters schaken niet, niet één van de vier, al leerden ze van mij in de loop der tijd wel de loop van alle stukken; toch heb ik ze niet kunnen inspireren om het spel regelmatig te gaan beoefenen en ook mijn zoons; hoewel ook die de gang van toren, loper, paard en koningspaar door mij zijn bijgebracht, raken zelden tot nooit een pion op één van de 64 velden aan.
Een leeftijdgenoot van mij, ene Jan, begon al vroeg met het spelletje, op zijn zesde, iets later dan ik het leerde op m’n derde, vierde jaar, alleen met dat verschil dat hij het spelletje een stuk beter doorkreeg dan ik zodat hij reeds in 1972 meedeed met de schaakolympiade te Bled, vlak bij het meer waar destijds Maarschalk Tito zijn zomerverblijf had en tussen de ordehandhavingen door lag te zonnen.
Het mag wat vreemd klinken, maar hoewel groot schaakliefhebber, had ik nooit eerder tijdens het wereldbefaamde Hoogoventoernooi, tegenwoordig het Tatatoernooi geheten, Wijk aan Zee bezocht en eigenlijk zou ik me daarvoor diep moeten schamen; maar ja: zoals gedane zaken geen keer nemen, nemen ook niet gedane zaken geen keer meer en ’t is eigenlijk nog veel en veel erger; de reden!
Je ziet het vaak; mensen die trots poseren met hun idool: chauffeurs met ene Henk Wijngaard, of een voedbalven met een kereltje die zijn wortels heeft in het Amsterdamse Betondorp of iemand die verzot is op hardfietsen die gaarne op de foto wil met Good Old Joop Z, maar ik? Nee ik heb daar altijd een afkeer van gehad, vooral als het gaat om op de foto gaan met zogenaamde muziekidolen, doorgaans lui die zingen noch fatsoenlijk een instrument kunnen handteren; nee! Kijk: met Beethoven, of met de olijke Mozart; dáár had ik nog wel mee op de foto willen gaan, maar dat is weer vanwege het tijdsverschil niet mogelijk.
Ho! Wacht effe! Niet dat mijn dochters niet deugen; ze zijn, ondanks mij, respectabel en zonder al te veel kleerscheuren hun jeugd doorgekomen, zijn niet op hun mondje gevallen, hebben en gebruiken niet te versmaden talenten, hebben allen in totaal zeven keer hun rijbewijs gehaald, zijn verzot op scrabble, stratego, Mens Erger Je Niet en monopoly en weten zich anderszins in de maatschappij staande te houden, maar schaken? Ho maar!
Het kwam door mijn vroegere verkering, mijn ega waarvan we dit jaar gedenken dat zij mij al zo’n veertig jaar met al haar adviezen en ideeen bijstaat, die gisteren aangaf eens flink op het strand te willen uitwaaien; en zij was het waardoor ik de dag voor vandaag in Wijk aan Zee terecht kwam, daar, waar op dit moment voor de zoveelste keer dat wereldberoemde schaaktoernooi plaats vindt; dus, erg he, uitwaaien, dát was de reden en als aangename bijkomstigheid bezochten we en-passant ook de toernooizaal, de plek waar een slordige vijfhonderd enthousiastelingen aan het schuiven waren en in het achterste deel van de zaal zag ik, zag ik hem, en haar, haar, verscholen achter fraai, stijl lang haar! Haar ook!
Hem wel! Maar van haar? Van haar had ik nooit gehoord of gelezen; een omissie mijnerzijds, want in het blad van de Koninklijke Nederlandse Schaalbond, het tijdschrift dat regelmatig bij ons in de bus valt, zal vast en zeker over haar geschreven zijn maar werd kennelijk door mij te summier gelezen; ik had het dus kunnen weten, maar….
Het woei hard in Wijk, en nog veel harder aan de zeekant van de duinenrij waar de golven onder invloed van app (want zo schijn je dat tegenwoordig te schrijven) hadden teruggetrokken; over het brede strand trokken door de harde wind aangewakkerde dunne zandslierten over het oppervlak, maar we lieten er ons niet door hinderen; alles was leeg om ons heen, behoudens enkele scharrelmeeuwen en aan de vloedlijn drie of vier scharrelende steltlopers; echte Wijkse lopers.
Hem, Jan, tja, daar heb ik nog wel wat herinneringen aan; zijn interviews die hij gaf, zijn dromerige blik over de 64 velden, zijn stijgende prestaties tot aan die fatale wedstrijden in 1985 toen hij in Arthur Joesoepoef zijn meerdere moest erkennen, zijn vele Nederlandse landstitels en natuurlijk zijn ranke en slanke figuur, zijn donkere haardos terwijl bij elk nieuw verworven kampioenschap hij er steeds gewichtiger op werd; alsof hij steeds de stukken van de gewonnen partijen opat, en ten slotte werd hij ook grijzer en grijzer; wat dat betreft heb ik wel wat met hem gemeen; indien er ooit in Wijk een schaaktoernooi wordt georganiseerd voor schakers van boven de honderdtien à honderdtwintig kilo zouden hij en ik zeker van de partij kunnen zijn; voor Jan meteen een mooie kans om haar, die in gewicht de helft niet haalt, te ontlopen.
Nadat we de strandwind getrotseerd hadden en de januarigolven vaarwel wuifden, liepen we langs de toren van Wijk terwijl in een aangrenzende weide een paar zwarte paarden zich al grazend niets van de windstoten aantrokken en rond vieren traden we de toernooizaal binnen waar een ietwat roodaanlopende menigte gepassioneerd naar het plasmascherm keek waar de laatste zetten van de partij tussen hem en haar verschenen; een boeiend einde en plots verscheen een 0-1 op het bord: Jan had het opgegeven, verloren van haar, van Anne, een dame, meisje wellicht nog, jonger dan onze jongste dochter; en op ’t moment drong het niet tot me door.
Niet tot me door dat ik met meerdere omstanders getuige was van een wel erg bijzonder moment; weliswaar is Anne, Anne Haast en speelster (met de nadruk op ster) van de schaakclub met de carnavaleske naam De Stukkenjagers reeds Nederlands kampioen van vrouwen, maar om dan voor je eenentwintigste verjaardag ome Jan te verslaan, moet je toch wel erg veel van de schaakspel begrijpen!
Na nog een Jägermeister voor mij en een zwarte koffie voor mijn ega, maakten we aanstalten uit Wijk aan Zee af te reizen; in de garderobe, tussen het gewoel naar de jassen, ontwaarde ik plots de haarlokken, zag voor ’t eerst haar gezicht, een gezicht, jonger dan dat van m’n jongste dochter en plots, plots overwon ik mijn schroom, al mijn reserves, keerde voor een schaduwveeg ogenblik terug in mijn jongensjaren en brutaal vroeg ik:
"Mag ik met je op de foto?"
En nog voordat ik mijn woorden had uitgesproken stond ze vlak naast me terwijl mijn ega mij, zoals altijd, begreep en snel het tafereel vereeuwigde.
Anna Haast, de nieuwe dame, de nieuwe schaakkoningin; opeens ben ik een ven!
Aldus schreef ome Willem.
Anne is overigens wel al 21. Inderdaad heb je Schaakmagazine niet zo gevolgd, ome Willem, want Anne is Nederlands kampioen bij de vrouwen en de ster van het Damesteam dat de Olympiade in Tromso speelde.
Desalniettemin: een prachtige partij van Anne.