Begrijp wat u doet: De moderne Benoni 2
Opening: De Moderne Benoni 2
We zijn de vorige aflevering begonnen met een van de scherpste bestrijdingswijzen op 1. d4 namelijk de Benoni. We namen eerst de gebruikelijke varianten door nadat wit een opstelling met e2-e4 nastreefde. We zagen dat zwart met twee verschillende paardzetten (… Pb8-a6 en … Pb8-d7) voor een totaal ander spelbeeld kon zorgen. Ditmaal komen er drie belangrijke systemen aan bod, die ik door plaatsgebrek helaas slechts summier kan aanstippen. Dat zijn:
- De vierpionnenaanval
- Het g3-systeem
- Het Ld3 en h3 systeem
1. d4 Pf6 2. c4 c5
Voor een goed begrip van een stelling die zich later via de Benoni aandient, is het raadzaam eerst de vierpionnenaanval te bekijken zoals die vanuit het Konings-Indisch op het bord kan komen. Dat gaat als volgt: 2… g6 3. Pc3 Lg7 4. e4 d6 5. f4 0-0 6. Pf3 c5 7. d5 e6 8. Le2 exd5 9. cxd5.
3. d5 e6 4. Pc3 exd5 5. cxd5 d6 6. e4
We nemen deze logische zet toch weer als hoofdvariant. Wit heeft echter een andere opstelling voor ogen als in deel 1 van deze rubriek. We onderzoeken in deze stelling ook 6. g3
Een variant die een tijdlang in het middelpunt van de belangstelling stond. Dat heeft vooral te maken met openingskeuzes en zetvolgordes. Als wit begint met 1. d4 Pf6 2. c4 e6 3. g3 om er Catalaans van te maken, kan de zwartspeler het spel in andere banen leiden. Na 3… c5 4. d5 kan het een Benoni worden, maar dan met een witte loper op de lange diagonaal. Als wit, op zijn beurt, daar geen zin in heeft kan hij verder gaan met 4. Pf3, hetgeen ook uit het Engels kan ontstaan maar veelal "geweigerd Benoni" wordt genoemd.
De loperontwikkeling van de witte loper naar de lange diagonaal heeft zo zijn specifieke kenmerken. Een loper op e2 houdt de actie … b7-b5 langer tegen, maar daar staat tegenover dat wit veld d3 een tijdje onder controle heeft zodat een mogelijk … c5-c4, gevolgd door … Pd7-c5-d3 nog even niet aan de orde is. Een ander aspect is dat de witte koningsstelling kwetsbaarder wordt, zeker gezien het feit dat wit er vaak ook nog h2-h3 bij speelt omdat hij graag een zwart paard van g4 wil weghouden. Die kwetsbare koningsstelling kan zelfs een belangrijk thema worden! Op de lange diagonaal vervult de loper soms ook goed werk. De opmars e2-e4 wordt beter ondersteund, de toren op e1 (die er vaak staat) wordt niet gehinderd door een loper op e2 en als wit tot e4-e5 en d5-d6 is gekomen, kan de loper op g2 een zeer sterk stuk worden. Kortom: genoeg "pro’s" en "contra’s" om een interessante strijd tegemoet te zien. Een summier voorbeeldje: 6… g6 7. Lg2 Lg7 8. Pf3 0-0 9. 0-0 Te8 dat onder andere door Topalov wordt ge¬speeld. 10. Pd2 Wit wil in dit type stelling koste wat het kost verhinderen dat zwart een licht stuk kan ruilen. 10… a6 11. a4 Pbd7 12. h3 Tb8 13. Pc4 Pe5 14. Pa3 Ph5 15. e4 Tf8 16. Kh2 f5 17. f4
Deze stelling kwam in meerdere partijen op het bord en zwart liet het paard op e5 gewoon instaan! Het beroemdste voorbeeld is de partij Korchnoi-Kasparov op de Olympiade in Luzern 1982 waar zwart verder ging met 17… b5!? waarvoor hij veel spel kreeg. Dit was een beladen partij omdat Korchnoi de dissident was die het gewaagd had de Sovjet-Unie in dis¬kre¬diet te brengen. Eigenlijk bezette toen we¬reld¬kampioen Karpov het eerste bord, maar hij liet zijn "stand-in", de nog jonge Kasparov de honneurs waarnemen. Die kweet zich uitstekend van zijn taak door een uiterst gecompliceerde partij uiteindelijk te winnen tegen een absolute topspeler.
6… g6
7. Ld3
Dit is tegenwoordig de meest gespeelde bestrijdingswijze. Maar het alternatief met 7. f4, de zogenaamde vierpionnenaanval, is een bijzonder belangwekkend systeem dat tijden lang de zwaarste aanslag op de Benoni was. 7… Lg7 En dat had alles te maken met dit lastige schaakje. 8. Lb5+
8… Pfd7 De enige zet om geen stuk te verliezen. Met deze stelling zijn veel ervaringen opge-daan. Het is wellicht aardig om de volgende anekdote op te halen, die te maken heeft met twee partijen van de toen nog heel jonge Kasparov, te weten: Kasparov-Cuijpers, 1980 en Kasparov-Nunn, 1982. Wit antwoordt normaliter met 9. a4.
Wits bedoeling is om te verhinderen dat zwart (te) snel tot … a6 en … b5 komt. Ik analyseer hier:
A) 9… 0-0
B) 9… Pa6
C) 9… Dh4+!?
A) 9… 0-0 was de hoofdvariant. 10. Pf3 a6 en toen kwam er een spectaculair nieuwtje: 11. Le2! Voor de goede orde: 11. Ld3 was de oude zet. Zwart ondervindt hier niet zoveel problemen omdat het tegenspel met … Dc7, gevolgd door … c5-c4 en … Pd7-c5 snel op gang komt. Maar na 11. Le2! begon Kasparov zijn tegenstander doordringend en triomfante¬lijk aan te kijken. De vraag was natuurlijk waarom hij dat deed. Cuijpers ontdekte na verloop van tijd dat deze stelling eigenlijk schreeuwt om het in orde brengen van de ontwikkeling met … Pf6. Maar toen begreep hij de blik in de ogen van Kasparov. Deze stelling met het paard al op f6 kan ook ontstaan vanuit de Konings-Indische vierpionnenaanval en daar is zwart aan zet! Nogal een verschil…
Cuijpers vervolgde met 11… Pf6 12. 0-0 Dc7 13. e5 Pe8 maar na 14. e6! fxe6 15. Lc4! werd hij volko-men onder de voet gelopen.
B) 9… Pa6 Mede naar aanleiding van bovengenoemde partij Kasparov-Cuijpers, gaf de Engelse grootmeester John Nunn in een van zijn boeken aan dat zwart moest wachten met … a7-a6. Hij diende eerst zijn damepaard te ontwikkelen alvorens de loper te ‘befragen’. Een mogelijk vervolg is dan: 10. Pf3 Pb4 11. 0-0 a6 en toen was het natuurlijk wachten op een partij Kasparov-Nunn. Die kwam snel na het verschijnen van het boek, namelijk in 1982. En het verrassende antwoord van de latere wereldkampioen is geniaal: 12. Lxd7+! Hij geeft zomaar zijn mooie loper voor een paard. De pointe op de volgende zet is dan ook ingecalculeerd. 12… Lxd7 13. f5! Kasparov-Nunn, 1982. 13… 0-0 14. Lg5 f6 15. Lf4 en deze stelling hield de Brit niet lang vol. Hij moest al op zet 21 opgeven. En wat erger was: deze variant in zijn boek kon meteen de prullenbak in…
C) 9… Dh4+!? Dit dameschaakje blaast de variant nieuw leven in. Een tijdlang leek het zwarte systeem nauwelijks speelbaar. Het is zwarts bedoeling is om een lelijke verzwakking uit te lokken. Na g2-g3 zijn de witte velden verzwakt zodat de zwartspeler later zijn witveldige loper ergens ‘kwijt’ kan raken. Zwart heeft volop kansen zoals na 10. g3 Dd8 11. Pf3 0-0 ook blijkt uit een partij Bareev-Gelfand, 2005. We keren nu terug naar de hoofdvariant.
7… Lg7 8. h3 0-0 9. Pf3 b5!?
Met deze "gewelddadige" zet probeert zwart de stelling naar zijn hand te zetten. Een ander, speel-baar alternatief is 9… a6 10. a4 Te8 (10… Pbd7 11. 0-0 Te8 12. Lf4 Dc7 13. Te1) 11. 0-0 c4 12. Lc2 Pbd7 13. Le3 Dc7 Shirov-Topalov, 1998.
10. Pxb5
In de moderne theorie blijkt dat wit met deze zet de tegenstander het meest op de proef stelt. Minder goed is 10. Lxb5 vanwege de fraaie ‘standaardtruc’ 10… Pxe4! 11. Pxe4 Da5+ 12. Pfd2 (12. Pc3 Lxc3+ 13. bxc3 Dxb5 is goed voor zwart vanwege het bezit van de witte velden.) 12… Dxb5 13. Pxd6 Da6 14. P2c4 Pd7 15. 0-0 Pb6 Karpov-Topalov, 1996.
10… Te8
Opnieuw is 10… Pxe4 mogelijk. Maar na 11. Lxe4 Te8 heeft wit de uitstekende extra mogelijkheid 12. Pg5! met groot voordeel in Dreev-Skoberne, 2011.
11. Pd2
11… Pxe4!?
Zwart investeert flink wat materiaal om vooral de witte koning gevangen te houden in het ’tochtige’ centrum.
12. Lxe4 La6 13. a4 Da5 14. Pxd6 Pd7
15. Dc2
Direct 15. Pxe8 leidt na 15… Txe8 16. Dc2 tot de hoofdvariant.
15… f5 16. Pxe8 Txe8 17. Kd1 fxe4
18. Pxe4
En deze stelling is nog altijd onderwerp van discussie. Een belangrijke partij is Vescovi-Jobava, 2006 waarin zwart iets wist te vinden zodat dit alles speelbaar blijkt te zijn. 18. Ta3 is overigens niet de beste zet zoals bleek in Van Wely-Topalov, 1998.
Belangrijkste illustratieve partijen:
- Kasparov-Cuijpers, 1980.
- Kasparov-Nunn, 1982.
- Bareev-Gelfand, 2005.
- Shirov-Topalov, 1998.
- Karpov-Topalov, 1996.
- Dreev-Skoberne, 2011.
- Vescovi-Jobava, 2006.
- Van Wely-Topalov, 1998.
Geraadpleegde bronnen:
– ‘Mastering the Modern Benoni and the Benko Gambit’ van Robert Bellin & Pietro Ponzetto
– Megadatabase van Chessbase
Reageren? Stuur een e-mail naar .
De illustratieve partijen via de viewer:
|
(De foto is van Jos Sutmuller)