Kaufman voor zwart en wit

Schaaksite besteedt graag aandacht aan boeken. Daarvoor hebben wij op dit moment zeven recensenten, van uiteenlopende speelsterkte. Bij het ene boek zijn we blij als dat wordt gerecenseerd door een grootmeester, bij het andere boek zijn we blij als het wordt gerecenseerd door een modale clubschaker. Wij streven ernaar op dinsdag en vrijdag een recensie te plaatsen.

(Noot van de redactie: uitgeverij New in Chess heeft recentelijk van enkele boeken opnieuw een oplage laten drukken. Uiteraard zijn dit boeken die goed zijn verkocht. De uitgever laat desgevraagd weten dat het hier besproken boek van Kaufman een van de bestsellers van de afgelopen jaren was. Hieronder de recensie door Robert Krouwel.)

Het eerste boek dat ik ontving om een recensie over te schrijven was ‘The Larry Kaufman repertoire for black & white’. Een boek met een compleet openingsrepertoire voor wit en als je het boek omdraait heb je een compleet openingsrepertoire voor zwart. Het geeft een boek een twist waar ik wel gecharmeerd van ben.

Larry Kaufman in het kort: geboren 1947, woonachtig in Amerika. Grootmeester na zijn overwinning op het wereldkampioenschap senioren in 2008 waarbij in één keer de titel werd toegekend. Kaufman is altijd actief geweest op het gebied van computerschaak met een grote bijdrage aan Rybka 3.

Tijdens de introductiepagina’s vallen mij wel wat zaken op. Het boek zou een tweede uitgave moeten zijn maar er is toch voor gekozen om het boek bijna in zijn geheel te herschrijven.

“This book started out to be an update of my 2003 opening repertoire book ‘The chess advantage in black and white’. However, I quickly concluded that so much has changed in eight years that I should start from scratch and write a whole new book.”

En dit bevreemdt mij…

Je geeft dus in je eerste pagina’s aan dat er in acht jaar tijd zoveel in openingstheorie kan veranderen dat je het wel een noodzaak vond om het opnieuw te schrijven. Logische uitleg volgens mij. Maar bij het bladeren door het boek viel mij op dat alle geanalyseerde partijen in het boek van rond 2010 zijn. En dat het dus ook vooral behandelde openingen van 2010 zijn.

Reden is, dat het boek in 2015 is herdrukt zonder het bij te werken. Maar tussen 2010 en 2015 is er ook veel veranderd.

Maar de uitleg is legitiem dus ik blader eens naar enkele openingen waar ik zelf ook meer van wil weten. Ik ben zelf steeds meer op zoek naar de d4-openingen en dat is nou net wat de voorkeur krijgt in dit boek. De e4-openingen komen niet aan bod voor het witte repertoire en ook de diverse Siciliaanse openingen zijn niet in het boek opgenomen. Leuk detail vond ik dan zelf wel weer dat ik bij het zoeken naar partijen van Kaufman zelf in 2005 vooral e4-openingen tegenkwam. Maar juist door eens van je standaard repertoire af te wijken word je een sterkere schaker.

Toen ik verder op zoek ging naar wat er al over dit boek was geschreven, raakte ik enthousiast. Zoveel positieve reacties. Dit moet dus wel een goed boek zijn.

Neem bijvoorbeeld het volgende verhaal. Er is zelfs iemand geweest die een totale boekrecensie heeft gemaakt op YouTube met partijanalyses en uitleg van bijna een uur.

Zelf ben ik de laatste tijd niet echt tevreden over mijn repertoire met zwart, dus daar gaat mijn eerste aandacht naar uit. In de hoop dat dit boek mij een stevige stap verder zou helpen, ben ik enthousiast aan de slag gegaan. De introductie van het zwarte repertoire in het boek vind ik verwarrend. Er is geen goede inleiding beschreven zoals voor het witte repertoire. De titelkeuze ‘Magnus Carlsens’s defenses’ bij het zwarte repertoire is niet logisch voor een boek dat door Kaufman geschreven is. Het zwarte repertoire gaat ook direct van start met hoe je een witte opening beantwoordt. Niet waarom, maar meteen waarmee. Het zwarte hoofdstuk komt meteen met varianten van de Breyer en de Berlin, openingen die goed zijn voor zwart zonder daar direct een aanleiding voor te geven. Dat de Breyer en Berlin worden genoemd is leuk en aardig, maar als je hier niets van weet raak je de weg kwijt. Daarnaast wordt de Breyer-variant pas in hoofdstuk 15 behandeld en de Berlin komt helemaal niet voor in het boek. Voor de witte opening is er in ieder geval een goede uitleg waarom hij vooral de d4-openingen behandelt. Deze inleiding was bij het zwarte repertoire ook nodig om de lezer mee te nemen in het maken van keuzes.

Maar mijn oog is gevallen op een opening die mij heeft leren schaken maar vooral heeft geleerd van het spelletje te houden. Het machtige Koningsgambiet.

Als voorbeeldanalyse kies ik voor de uitleg van het Koningsgambiet in het zwarte repertoire. Een scherpe openingskeuze voor wit met actief en attractief spel. De wit speler zal niet angstig zijn om stukken te offeren en partijen zullen veelal de 30 zetten niet halen. Deze opening was vooral populair in de jaren 1800 tot 1900. En zwart moet de stelling maar bij elkaar zien te houden.

Uit het boek:

“White starts with e4 and subsequently sacrifices a pawn, usually for development. It is said that ‘the only way to refute a gambit is to accept it’, and this is in most cases my advice”

Ergens in de partij zal zwart het materiaal proberen terug te offeren om de stelling weer gelijk te trekken of mogelijk een betere positie over te houden.

De complete behandeling van dit hoofdstuk bestaat uit de volgende analyse:

Zwart kan de geofferde pion accepteren en gelijk weer terug geven met de zetvolgorde 2… exf4 3. Pf3 d5 of de pion proberen te verdedigen met g5. Of de door Bobby Fisher voorgestelde zet d6. Kaufman gelooft dat zwart de beste kansen heeft als hij de geofferde pion terug geeft. Hij ziet geen nut in het aanleveren van alle varianten waarbij zwart de pion probeert te houden. De variant die Kaufman aanraadt is:

1.e4 e5 2. f4 d5 3. exd5 exf4 4. Pf3

Een stelling die ook via een andere zetvolgorde op het bord kan komen maar dan heeft wit nog altijd de keuze om te kiezen van de loper variant met:

1e4 e5 2. f4 exf4 3. Lc4

Waarbij zwart alweer veel meer openingskennis moet hebben. Door direct op zet 2 al d5 te spelen vallen al deze opties weg.

Terug naar de hoofdvariant na het gespeelde 4.Pf3. Hier moet zwart volgens Kaufman kiezen voor het ontwikkelen van zijn stukken met 4..Pf6 in plaats van te nemen op d5 met de Dame. Waarna de conclusie volgens het boek is:

“White has a couple ways to try to come out a pawn ahead, but they don’t end well for him. If white plays normal moves he often has to surrender the bishop pair to win back his pawn on f4, which is the main reason I like this line for black.”

En dat is dan ook meteen het punt waar de analyse stopt. Er volgt nog een complete partij verderop in het boek waar deze stelling in is opgenomen.

Het betreft de partij van Mista, Alexander tegen Roussel Roozmon, Thomas. Brno 2008.

Vanuit bovenstaande stelling gaat de analyse als volgt verder:

5. Lc4 Pf6xd5 6. 0-0

In het geval dat wit kiest voor 6. Lxd5 Dxd5 7. Pc3 Df5 8. d4 Pc6 9. 0-0 Le6 blijft wit gewoon een pion achterstaan. Deze kan hij alleen terugwinnen door 10. Pe5 Pxe5 11. Txf4 Dg6 maar dan heeft wit een verloren positie volgens Kaufman.

En na 6. Pc3 Pxc3 7.dxc3 Dxd1+ 8. Kxd1 Ld6 9. Te1+ Kf8 heeft wit te weinig compensatie voor de pion.

Zwart kiest nu voor 6.Le6 waarna de volgende stelling ontstaat:

In de partij Carlsen, Wang Yue vervolgde zwart met:

6.Le7 7. Lxd5 Dxd5 8. Pc3 Dd8 9. d4 0-0 10. Lxf4 waarna Carlsen won. 9. g5 voor zwart is duidelijk beter.

7. De2

In het geval dat wit kiest voor 7.Lb3 dan volgt c5 8.d4 cxd4 9.Pxd4 Lc5 10.Kh1 Lxd4 11.Dxd4 0–0 12.Lxd5 Pc6 13.Dxf4 Dxd5 14.Pc3 Dc4 15.Df2 Tfe8 waarna zwart beter is ontwikkeld, een veiligere koning heeft en wit de pion op c2 moeilijk kan dekken en opspelen vanwege het paard op c3.

7. .. Le7 8.d4

Na 8.Pc3 c6 9. d4 g5 10.Pe4 Pd7 11.Lb3 h6 12. c4 P5f6 heeft wit hele weinig compensatie voor de pion.

Hierna gaat de analyse snel de volgende zetten volgen zonder verder uitleg:

8… 0-0 9.Pc3 Pxc3 10. bxc3 Lxc4 11.Dxc4 Ld6 12.Db5 b6 13. Pg5

Waarna de volgende stelling ontstaat:

13… c5

De werkelijke partij vervolgde met 13.. Pd7 14. Lxf4 Lxf4 15.Txf4 waarna a6 een klein voordeel zou blijven geven op basis van de betere pionnenstructuur. Het gespeelde Pf6 liep naar een remise toe.

14.Pe4 f3 15.gxf3

15.Txf3 mag niet vanwege Lxh2+ 16. Kxh2 Dh4+ met duidelijk voordeel voor zwart.

15..a6 16.Dd3 Pc6

Met de slotconclusie dat de pionnenstructuur van zwart beter is en hij daarom een klein voordeel heeft.

Op zich heb ik totaal geen moeite met deze analyse maar het is wel in het kort hoe het boek in elkaar zit. Stellingen worden platgeslagen en er wordt gezocht naar kleine voordeeltjes die op het niveau van topschaak beslissend zijn.

Maar is dit een boek voor clubschakers? Als je het mij persoonlijk vraagt dan mis ik aanvalspatronen, vallen in de opening. Het wijzen op sterktes en zwaktes in de opening en de stelling. Het boek blijft te globaal en gaat te weinig de diepte in.

Wel vind ik het boek uitermate geschikt voor als je bekend wilt worden met een nieuwe opening, je weinig tijd hebt om je voor te bereiden of gewoon geen zin hebt om je uitgebreid voor te bereiden op een partij. De voorbeelden gaan veelal naar gelijke stellingen na de opening waarna het weer aankomt op wie de beste schaker is.

Als je ook zoveel openingen in één boek wilt behandelen is het natuurlijk ook niet mogelijk om op iedere opening heel diep in te gaan want dan wordt het een encyclopedie. Maar iets meer uitleg, voorbeelden en oefeningen voor de lezer zelf waren een zeer waardevolle toevoeging geweest. Dat Kaufman voor zijn analyses heel veel de computer gebruikt en veel computerzetten als een nieuwtje betitelt, daar mag iedereen zijn eigen mening over hebben. Computertechnologie zorgt er voor dat we zelfs op een toernooisite de topschakers uitlachen als ze een bepaalde zet niet zien. Want iedereen laat zijn engine maar meelopen. Het is niet reëel dat een mens al deze zetten ziet en of begrijpt. Dat het je kan helpen in je openingskeuze is een feit.

Slotconclusie over dit boek.

Pluspunten:

– Leuk boek waarin veel openingen globaal worden behandeld. Het kan je interesse wekken om meer te willen weten over een opening.

– Leuke opzet wit- en zwartrepertoire te benaderen door het boek om te draaien.

– De openingen sluiten goed op elkaar aan waardoor de hoofdstukken elkaar goed aanvullen.

Minpunten:

– Er worden veelal verouderde partijen behandeld

– “A Complete , Sound and User-Friendly Chess opening repertoire” is misleidend. Het is geen boek voor e4-spelers bijvoorbeeld.

– De analyses zijn aan de magere kant

– Geen opgaven voor de gebruiker om de opgedane kennis te toetsen.

Op de site van New in Chess is te lezen wat anderen van het boek vonden.

6 Reacties

  1. Avatar
    brabo 27 oktober 2015

    " Kaufman is altijd actief geweest op het gebied van computerschaak met een grote bijdrage aan Rybka 3."

    Dat moet Komodo zijn.

  2. Avatar
    robert.krouwel 27 oktober 2015

    Komodo is later gekomen. ik vond komodo een minder bekende naam dan Rybka die beter bekend is. Volgens de gegevens die ik voor handen had is de lijst zelfs langer met:

    Mac Hack VI

    Rex

    RexChess

    Heuristic Alpha

    Titan

    Socrates

    Kasparov’s Gambit

    Star Socrates

    Corel Chess

    Mini

    Rybka

    Doch

    Komodo

  3. Avatar
    Jasper Reichardt 27 oktober 2015

    Dit boek heb ik eerder ook bestudeerd, ik sluit me grotendeels aan bij wat Robert schrijft. Alleen is het wat mij betreft niet zo belangrijk dat de partijen soms iets verouderd zijn. De meeste behandelde systemen zijn vrij rustig, dan maakt een paar jaar (zeker op clubniveau) denk ik niet zoveel uit, wellicht m.u.v. het Grünfeld-Indisch.

    De waarde van dit boek zit hem er m.i. vooral in dat als je je aan dit repertoire houdt, je "bewapend" bent tegen zo ongeveer elke plausibele zet die je tegenstander zou kunnen spelen. Voor de openingen waar je je echt in wilt verdiepen zou ik wel andere (gespecialiseerde) boeken zoeken. Die geven veel uitgebreidere analyses, zodat je beter begrijpt wat je aan het doen bent. Qua uitleg is het boek namelijk inderdaad vrij mager.

    De hoofdvarianten waar je je (liefst met andere boeken) in verdiept kun je redelijk vrij uitkiezen, je hoeft lang niet altijd te spelen wat Kaufman aanraadt. Het witrepertoire is (in ieder geval deels) bruikbaar bij 1.d4, 1.Pf3 en ook wel 1.c4. Het zwartrepertoire is ook prima nuttig i.c.m. andere Spaanse varianten (bijv. open, Zaitsev) tegen 1.e4 en andere 1…Pf6-systemen (bijv. Benoni, Benko, KID) tegen 1.d4. Wat je ook kiest, dit boek kan je erg helpen om (in relatief weinig tijd) een sluitend repertoire te hebben tegen vrijwel alle mogelijke zijvarianten, die juist op clubniveau vrij vaak voorkomen.

  4. Avatar
    robert.krouwel 27 oktober 2015

    Dank voor je aanvulling Jasper. Ik denk dat het goed is dat er verschillende meningen zijn. Ik zelf zou een opening niet naar aanleiding van 1 beperkte voorbeeldpartij in mijn repertoire opnemen. Mogelijk dat ik door het boek een interessant idee krijg bij een opening. Maar dan zal ik al snel op zoek gaan naar een aanvullend boek waar wel hetgeen is beschreven wat ik in dit boek mis. Als Clubschaker bereid ik mij veelal alleen voor op sterkere spelers. De doelstelling is dan ook heel anders volgens mij als het proberen gelijk uit de opening te komen. Zeker als je daarna helemaal geen aanvalsplannen hebt. Een opening plat slaan heeft weinig zin want wat rest is dat je een mindere schaker bent in een nagenoeg gelijke stelling.

  5. Avatar
    Lucas 27 oktober 2015

    Dit is een goed boek waar ik veel plezier aan beleefd heb. Het is, zoals Jasper ook beschrijft, wel een boek dat is gebaseerd op het idee dat je varianten uit je hoofd leert. Daar gaat dus aardig wat tijd in zitten.

    Mijn probleem is (en dat zal wellicht voor anderen ook gelden) dat mijn geheugen nogal vluchtig is. Na een week kan ik me de variant nog exact herinneren. Na twee maanden nog vaag. En na een half jaar is het soms helemaal weg of lopen varianten door elkaar. Daar kun je op verschillende manieren mee omgaan:

    1. Je accepteert het dat de exacte varianten vervagen, maar maakt nog wel gebruik van de ideeën die zijn blijven hangen.

    2. Je ververst je geheugen regelmatig door het boek met steeds weer opnieuw door te nemen.

    Beide methoden zijn volgens mij bruikbaar. Dat Kaufman weinig uitleg geeft, heb ik niet als bezwaar ervaren. De weinige uitleg die hij geeft is namelijk wel duidelijk, eenvoudig en consistent. Hij baseert zich daarbij op de wijze waarop een computerprogramma een stelling beoordeelt. Een voorbeeld:

    – Het loperpaar geeft altijd een voordeel van 0.5 pion. Hoe je dan dit voordeel tot gelding moet brengen, legt hij niet uit – dat moet je zelf in de partij maar uitzoeken.

    In de praktijk ben ik ook wel tegen wat nadelen aangelopen, vooral bij de scherpere openingen. Wat voor een computer bijvoorbeeld een eenvoudige 6-of 8-ply combinatie is (en om die reden door Kaufman dus achterwege wordt gelaten) is voor een gewone clubspeler als ik niet altijd evident. Je moet dus (uiteraard) in de partij altijd op je hoede blijven, ook in een variant die je denkt te kennen.

  6. Avatar
    robert.krouwel 27 oktober 2015

    Duidelijke uitleg Lucas. Dank je wel.

    Zelf onthoud ik een variant beter als ik er zelf mee heb gewerkt. Meerdere partijen in een variant ben doorlopen en vooral de ideeën begrijp van een opening. Ik snap goed dat dat niet voor iedereen zo werkt. Maar voor mij geldt de regel. Oefening baart kunst, en dat mis ik in het boek. Goede oefeningen en een goede uitleg.

    Dus vandaar de mening dat ik het goed boek vind om de interesse voor een opening of variant te wekken. Maar als je echt nieuwe openingen en varianten wilt spelen moet je veel meer informatie hebben volgens mij.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.