Anish Giri scoorde de meeste punten
Magnus Carlsen heeft de Grand Chess Tour gewonnen, maar Anish Giri bleef als enige ongeslagen. Dat hebben de meeste schakers wel gelezen. Iets minder bekend is dat Giri ook de meeste punten haalde. Huh? Waarom is hij dan geen winnaar?
Giri behaalde veruit de meeste punten, maar de eindstand werd bepaald door de klasseringen per toernooi bij elkaar op te tellen. Dat een eerste plaats meer is dan een tweede plaats, zegt niets over de grootte van het puntenverschil. De ene keer wint speler A met een half punt voorsprong op B, de andere keer B met twee punten voorsprong op A. B heeft dan meer punten, maar in het totaalklassement staan ze toch gelijk. Bovendien werd bij gelijk eindigen toch een verschil gemaakt. Ik heb me er niet in verdiept, wie dat wil kan bijvoorbeeld het draadje ‘London Chess Classic’ op Utrechtschaak uitspitten. Wat ik wel heb gedaan, is de gescoorde punten op een rijtje zetten.
Veel remises
De Grand Chess Tour bestond uit drie toernooien met elk tien deelnemers. Superzwaar bezet: negen spelers uit de top tien van de wereld zoals die er begin dit jaar uitzag, aangevuld met een speler uit het organiserende land. De eerste vond in juni plaats in Stavanger, Noorwegen. Topalov won, Carlsen eindigde onder de vijftig procent. De tweede in augustus in Saint Louis, Verenigde Staten. Aronian won. De derde afgelopen weken in Londen. Carlsen, Giri en Vachier-Lagrave eindigden samen op de eerste plaats.
Wie het gevoel heeft dat er in Londen wel erg veel partijen in remise eindigden, heeft gelijk. Van de 45 partijen per toernooi eindigden er in Stavanger 20 in een beslissing, in Saint Louis 19 en in Londen slechts 10.
Tabel
Hier volgen de totale aantallen punten van de drie toernooi bij elkaar opgeteld, met daarachter het aantal overwinningen (+) en het aantal nederlagen (-). Alle spelers, behalve de drie gastspelers, speelden 27 partijen.
Giri 16 +5 -0
Nakamura 15 +7 -4
Vachier-Lagrave 14,5 +5 -3
Carlsen 14 +7 -6
Aronian 14 +5 -4
Topalov 13,5 +7 -7
Anand 13 +4 -5
Grisjoek 12,5 +5 -7
Caruana 12 +2 -5
Gastspelers:
Adams 4,5 +0 -0
So 3 +1 -4
Hammer 3 +1 -4
Giri wint echt niet te weinig
Wat kunnen we hiervan zeggen? Kritiek… of nee, laat ik het vriendelijker zeggen: commentaar op Giri is dat hij op het hoogste niveau veel partijen remise speelt en weinig wint. Uit de tabel is duidelijk dat dat weinig winnen voor allen geldt. Anderen verliezen alleen meer. Giri heeft vijf keer gewonnen, drie spelers zeven keer. Op 27 partijen is dat verschil van twee niet groot.
Ook lees je vaak het commentaar dat Giri een goede matchspeler zou zijn, omdat hij niet verliest, maar geen toernooispeler, omdat hij te weinig wint. Dat is met de tabel overtuigend weerlegd. Door niet te verliezen kun je op dit niveau de grote prijzen pakken. Of dat in het kandidatentoernooi straks ook gebeurt? We moeten er wel eerlijk bij zeggen dat Giri alleen het derde toernooi heeft gewonnen en dat dat gedeeld was met twee anderen.
Heel opvallend is dat na Topalov en Grisjoek wereldkampioen Carlsen degene is met de meeste nederlagen. Ook degene met de meeste overwinningen, ex aequo met Nakamura en Topalov. Dat zijn dan spelers van wie je kunt houden, spelers die gaan voor het volle punt en dan ook wel eens op hun muil gaan.
Toch verdient Giri wat mij betreft de meeste lof. Bijna de meeste overwinningen en veruit de minste nederlagen. Namelijk nul. Zoals Wim van der Wijk kopte in de dagbladen van de Holland Media Combinatie: ‘Giri slechts de morele winnaar in Londen’.
Inmiddels kunnen we het woord ‘slechts’ in de kop schrappen. Giri blijkt ondanks/dankzij de tiebreakkronkels twee keer zilver te hebben gewonnen en wordt daar passend voor beloond. De echte schlemiel van de perverse (gezien het hoge prijzengeld) spelregels is MVL. Een juiste uitslag na de play-off zou m.i. zijn:
Toernooi Londen. 1. Carlsen. 2. MVL. 3 Giri.
Grand Chess Tour: 1. Giri 2. Carlsen 3. MVL.
Dat MVL zich niet eens op grond van zijn goede resultaten heeft geplaatst voor de volgende cyclus is misschien nog wel de grootste schande.Slechte beurt van een organisatie die claimt hoge standaarden voor de schaaktop na te streven.
Volgens mij zit er een stijgende lijn in de schaakprestaties van Giri. In de twee Grand Prix toernooien eerder dit jaar speelde hij wat minder, maar het gaat nu echt goed. En als er zoveel remise gespeeld wordt als in de London Chess Classic, dan is er blijkbaar niet meer mogelijk zonder teveel risico te nemen, zoals tegen Svidler in de World Cup.
De tie-break regels in London waren echt ongunstig voor Giri en Vachier Lagrave, waardoor Carlsen bevoordeeld was. Overigens hoorde ik één van de commentatoren daar zeggen dat Carlsen opgelucht was dat hij in de finale van de tie-break niet tegen Giri hoefde te spelen.
Als alleen de punten tellen kun je net zo goed één toernooi organiseren.
Wat is belangrijk om het eindklassement te winnen? Uitschieters; daar scoor je veel punten mee. En daar scoort een degelijke speler als Giri inderdaad wat minder op.
Voor ieder systeem zijn voor- en nadelen te bedenken, maar de huidige puntentelling nodigt wel uit om iets meer risico’s te nemen. Hoewel dat in Londen gezien het aantal remises niet bleek.
De weeffout in de spelregels trad tijdens de Sinquefield Cup aan het licht.
Vier spelers die gedeeld tweede waren geworden, werden in de tiebreakmolen gegooid, met als uitkomst:
Speler A: 10 toernooipunten.
Speler B: 8 toernooipunten.
Speler C: 7 toernooipunten.
Speler D: 6 toernooipunten.
Verschil tussen speler A en speler D voor een gelijkwaardige toernooiprestatie is dus 4 punten, ongeveer een derde van het maximaal te verdienen punten per toernooi: 13 voor een ongedeelde eerste plaats.
Eindstand Grand Chess Tour na Londen:
1. Speler A 26 toernooipunten met een score van 14 uit 27.
2. Speler D 23 toernooipunten met een score van 16 uit 27.
Het verschil in het totaalklassement is dus gemaakt door de extra punten van de tiebreak in St. Louis voor dezelfde prestatie in dat toernooi, ondanks een veel betere prestatie van speler D over drie toernooien.
Het zou inderdaad logischer zijn één tiebreak-formule voor het geheel toe te passen. En niet, zoals nu, de resultaten van verschillende tiebreaks bij elkaar op te tellen.
Dit is vergelijkbaar met hoe je in natuurwetenschappen wordt geacht af te ronden: slechts éénmaal aan het eind en niet steeds tussendoor bij elke meting. Dan krijg je afrondingsfouten.