Ze gaan niet liggen!
Het schaakfestival in Groningen zit er op. Het is the day after. Terwijl ik dit schrijf klinken er knallen in de verte. Mag nog niet, gebeurt wel. Veel schakersogen zijn inmiddels alweer gericht op Tata. De mijne niet. Nog maar even nakauwen op Groningen dan.
Het toernooi verjongt. Vaste klanten op leeftijd doen niet meer mee. Tot inkeer gekomen op grond van de resultaten, vermoed ik. Waar was Bödicker? Waar was Straat? Waar was Arp? Voor het eerst bestond de “Compact A”-groep ook uit spelers met ratings onder de 1900, de spelers die het vroeger lekker in de krochten mochten uitvechten. Welnu, zij hebben zich kranig geweerd. Op plaats elf vinden we de eerste van deze rakkers terug. Ikzelf, inmiddels ook al door deze pijnlijke grens gezakt, deed wat er op grond van mijn plaatsingsnummer mocht worden verwacht. En niet meer dan dat, merk ik enigszins bitter op…
Tien jaar geleden was een partij tegen een “1900 min”-speler altijd een feest. Hij – inderdaad, meestal een “hij”– ging onderweg altijd wel een keer onderuit. Tactisch of anderszins. En het punt kon worden bijgeschreven. Die tijden lijken voorbij. Ik heb het gevoel dat ik veel harder moet werken voor het volle punt. Ze gaan niet liggen! Haal je de koekoek dat dit met de Fritzen, Houdini’s en Stockfishjes van deze wereld te maken heeft. Het niveau stijgt. Niet alleen dat alle spelers meer van de openingen weten, ook de eindspelbehandeling is er in de loop der tijd bepaald niet op achteruit gegaan.Lees verder…