Winning Chess Manoeuvres
Schaaksite besteedt graag aandacht aan boeken. Daarvoor hebben wij op dit moment zes recensenten, van uiteenlopende speelsterkte. Bij het ene boek zijn we blij als dat wordt gerecenseerd door een grootmeester, bij het andere boek zijn we blij als het wordt gerecenseerd door een modale clubschaker.
Het boek Winning Chess Manoeuvres is geschreven door Sarhan Guliev. Guliev is een IM met een FIDE-rating van 2416. Naast dit boek heeft hij ook het boek Manual of Chess Endings, Vol. 4 geschreven. Daarnaast heeft hij nog verscheidene boeken in andere talen geschreven zoals het Russisch. Als schaker is hij de laatste tijd wat minder actief, zijn laatste toernooi voor FIDE-rating heeft hij in juli 2014 gespeeld. Naar eigen zeggen is schaaktrainer zijn hoofdbaan. Hij is ook coach geweest van het mannenteam van Iran en Turkije en het vrouwenteam van de Verenigde Arabische Emiraten.
Het boek begint met een voorwoord van Guliev zelf. Hij begint meteen met het benadrukken van de meerwaarde van het lezen van schaakboeken. Guliev is namelijk van mening dat goede schakers bijna nooit per ongeluk een winnend strategisch idee vinden. Ze vinden deze ideeën omdat ze weten hoe en waar ze moeten kijken. Dit weten ze omdat ze de partijen van topschakers hebben bekeken. Het doel van het boek is te vinden op de achterkant, namelijk het sneller vinden van strategische manoeuvres.
In de rest van het voorwoord geeft hij steeds twee partijfragmenten die op de één of andere manier met elkaar te maken hebben. Soms komt een tactisch motief bij beide partijen overeen, soms bestaat het uit vergane moed door een partij uit het verleden. Dit was het geval in de 23e matchpartij uit de wereldkampioenschapsmatch tussen Karpov en Kasparov in 1986.
Kasparov heeft in bovenstaand diagram zwart en hij speelde hier de zet Tf5 en zegt zelf dat hij verrast was door zijn eigen moed. Kasparov vindt het moeilijk uit te leggen waarom, maar ineens had hij de neiging om origineel te spelen. Wel maakt hij een vergelijking tussen zijn stelling en onderstaande stelling uit de vierde matchpartij Tarrasch-Lasker in 1908.
In deze stelling speelde Lasker de zet Te5, deze zet vertoont overeenkomsten met de zet Tf5 die gespeeld werd door Kasparov. Kasparov zelf is echter de eerste om toe te geven dat Kasparov’s torenzet een stuk riskanter oogt. Frappant is ook dat Kasparov de zet van Lasker, Te5, als dubieus aangeeft in een analyse van de partij. Ondanks dit gaf de kennis van deze zet van Lasker, Kasparov toch even dat extra’s wat hij nodig had om de zet te spelen. Dit is tenminste wat Guliev erover zegt. Zelf ben ik daar niet zo van overtuigd, aangezien Kasparov zelf dus al aangeeft dat zijn zet duidelijk riskanter was. Maar het is zonder meer interessant om over na te denken. Ook interessant vond ik de vele opmerkingen van de spelers zelf bij de partijfragmenten, die voegden echt wat toe aan het voorwoord. Het voorwoord is er goed in geslaagd om mij warm te maken voor de rest van het boek.
Het boek bestaat naast het voorwoord en een nawoord uit 24 hoofdstukken met allemaal verschillende thema’s. Tussendoor is er één hoofdstuk met opgaves. Er zit niet echt een herkenbare structuur in de hoofdstukken. Dat is ook geen probleem. Het boek eindigt met een nawoord dat ook goed een hoofdstuk had kunnen zijn met de titel ‘knowing too much’. Maar de keus om er een nawoord van te maken kon ik wel waarderen, omdat het onderwerp niet direct tot de basis van het boek hoort maar meer een uitzondering is op wat Guliev probeert te vertellen, namelijk dat het bestuderen van partijen van grootheden erg goed is voor je schaken.
In de hoofdstukken zelf staat steeds een bepaald thema centraal, zoals bijvoorbeeld dubbelpionnen of ongebruikelijke stukkenruil. Daarnaast is er een terugkerend fenomeen in ieder hoofdstuk. Dit is het vergelijken van partijen met elkaar zoals ook al in het voorwoord gebeurde. Guliev is ervan overtuigd dat veel sterke grootmeesters veel klassiekers hebben bestudeerd, of op zijn minst op de hoogte zijn van ideeën uit deze klassiekers. Een voorbeeld hiervan is een zet van Adams in zijn partij met zwart tegen Topalov in Dortmund in 1996. In onderstaand diagram speelde Adams de zet Lxc3. Dit is op het eerste gezicht een wat curieuze ruil, maar volledig gerechtvaardigd.
Vervolgens stelt Guliev dat iedereen die bekend is met de klassiekers kan zien dat Adams’ idee kwam uit de partij tussen David Bronstein en Tigran Petrosian uit het kandidatentoernooi in Amsterdam/Leeuwarden in 1956, in onderstaande stelling speelde Petrosian namelijk ook de zet Lxc3. Zelf had ik twijfels over deze uitspraak, maar nadat ik er een tijd over nagedacht heb, ben ik toch van mening dat dit een juiste uitspraak is. Ik denk dat de kans erg groot is dat Adams zijn idee uit die partij haalde, zeker omdat het zo’n bijzondere zet is. De zet Lxc3 in de eerste stelling is overigens nog een aantal maal herhaald. Interessant daarbij is de vraag of de spelers dat idee nou van Adams of van Petrosian hebben.
De thema’s die Guliev behandelt zijn erg nuttig en komen vaak ook regelmatig voor. Zelf vond ik een idee dat in hoofdstuk dertien werd besproken erg interessant. Het bekendste voorbeeld van dit idee komt volgens Guliev uit de partij Polugaevsky-Tal in Moskou in 1969. In het onderstaande diagram speelde Polugaevsky de zet d5, waarna hij na exd5 e5 speelde. Persoonlijk vind ik dit een erg aantrekkelijk pionoffer. Dit vooral vanwege het feit dat het erg dynamisch is en aan de andere kant niet direct iets lijkt te dreigen, maar toch heel gevaarlijk is. Deze partij is overigens zeer de moeite waard om te bestuderen. Er zijn naast dit fragment nog veel andere mooie, leerzame en interessante fragmenten uit partijen in het boek te vinden.
De analyses die Guliev bij de partijfragmenten geeft zijn over het algemeen van hoog niveau en leerzaam. Ook interessant zijn de opmerkingen van wereldtoppers als Kasparov die bij de analyses gebruikt worden. De analyses van Guliev zijn echter op essentiële momenten niet altijd correct. Onderstaand diagram komt uit de partij Kramnik-Topalov gespeeld in Dortmund in 1999. Zwart heeft net 22…Pe4 gespeeld. Guliev zegt over deze stelling dat het een erg belangrijk moment is. Vervolgens zegt hij dat het erg verleidelijk is om te offeren met 23.Pxb7 maar zegt erbij dat zwart dan zijn eigen ijzers in de strijd gooit, namelijk een koningsaanval. Vervolgens geeft hij de volgende voorbeeldvariant: 23… Txb7 24.a5 Pc6 25.Da4 Pxc3 26.Txc3 Df6 27.Lxa6 Te7 28.Td1 Lh5 29.Td2 Te4 30.Tcd3 Te1+ 31.Kf2 Dh4+ met mat. Uit deze variant trekt hij de conclusie dat het stukoffer nu nog niet geplaatst dient te worden, maar eerst moet worden voorbereid. Dit is echter geen terechte conclusie, en zeker niet aan de hand van de variant die hij geeft. Vroeg in die variant speelt wit namelijk al een slechte zet namelijk 25.Da4, veel sterker is 25.Lxa6. In feite is 23.Pxb7 dus wel een goede zet. Zonder engine is dit allemaal niet makkelijk te vinden, maar ik ben van mening dat tegenwoordig de hulp van een engine niet meer weg te denken is bij het schrijven van dit soort schaakboeken. Zeker bij de analyse van een zeer belangrijk moment in een partij. Dit vind ik dan ook een serieuze slordigheid, dit soort slordigheden komen echter maar spaarzaam voor in het boek.
Conclusie
Het boek Winning Chess Manoeuvres geeft veel mooie ideeën en motieven. Voor mij zaten daar ook nog echt ideeën bij die ik niet kende, wat ik leerzaam vond. De analyses zijn over het algemeen van hoog niveau, met ook nog extra commentaar van grootheden, op een enkele slordigheid na. Ik zou dit boek dan ook zeker aanraden en van mij krijgt het boek 4 uit 5 sterren.
Meer informatie, citaten uit recensies en bestelmogelijkheden: