Michail Tal en correspondentieschaak
Vandaag besteedt Gert Ligterink in zijn wekelijkse schaakrubriek in de Volkskrant aandacht aan het correspondentieschaak. Hij bespreekt o.a. het 28ste wereldkampioenschap en een mooie aanvalspartij uit dat toernooi. Ligterink brengt daarin ook de legendarische Michail Tal (1936 – 1992) naar voren, die hij als volgt citeert:
Ik rook, ik drink en ik zit achter de vrouwen aan, maar van één ondeugd kan men mij niet betichten. Ik heb nooit correspondentieschaak gespeeld.
Wanneer zou Tal deze uitspraak hebben gedaan? Vermoedelijk vóórdat hij de leeftijd van 23 jaar had bereikt, wat in het jaar 1959 speelt hij wel degelijk een correspondentiepartij tegen de Zweedse grootmeester Gösta Stoltz (1904 – 1963). De voormalige wereldkampioen Tal heeft deze correspondentiepartij zelf besproken en toegelicht in het autobiografische "The Life and Games of Mikhail Tal". Hij schrijft daarin juist waarderende woorden over het correspondentieschaak:
In bepaalde karakteristieke opzichten wijkt correspondentieschaak af van andere schaakvormen. Een speler wordt niet gehinderd door tijdcontroles en kan de stellingen die zich ontwikkelen rustig analyseren in zijn huiselijke omgeving, ongestoord door het "Zwaard van Damocles" op de schaakklok.
De partij Tal – Stoltz werd gespeeld per telegram en begon op 22 maart 1959. Het werd een prachtige Siciliaanse partij met tegengestelde rokades. De partij is hier na te spelen:
Tal – Stoltz, correspondentiepartij 1959
Op 20 mei 1959 gaf Stoltz de partij op. Na afloop van zijn analyse schrijft Tal nog het volgende:
Ik moet bekennen dat ik deze partij met veel plezier heb gespeeld en mijn sceptische visie op correspondentieschaak is er door veranderd.