Voor bibliofielen (Column van SV Promotie, door Manuel Nepveu)
Waarde lezer, als u niets met boeken heeft, ga dan maar gauw iets anders doen. Deze column is door een bibliofiel en voor bibliofielen. Voor schaakbibliofielen om iets preciezer te zijn.
Ik geef grif toe dat ik ouderwets ben. Zo heel raar is dat niet, want enkele dagen nadat ik dit schrijf hoop ik een leeftijd te bereiken die voor iedere schaker iets bijzonders heeft. Precies, zo oud word ik nu.
Toen boekhandel van Stockum nog op dat hoekje zat, daar in Den Haag, en een schaakafdeling bezat ging ik daar regelmatig kijken. Een van de laatste keren zag ik dat het papieren boek zo’n beetje verdrongen was door een hele stapel DVDs. Een groot afgrijzen maakte zich van mij meester. Kijken naar een of andere GM die een obscure variant van het Konings-Indisch uitlegt? Nee dank U feestelijk. Zo’n DVD is niet voor de eeuwigheid bedoeld, zullen we maar zeggen. Voor veel boeken geldt dat ook, maar er zijn (schaak)boeken die, misschien onbedoeld, wel zo’n claim kunnen maken.
Wat zijn de karakteristieken voor zulke boeken die door de alom gevreesde Tand des Tijds niet onherstelbaar worden aangevreten?
Laten we met iets triviaals beginnen: de vormgeving. Die moet uitstralen dat dit boek niet na lezing in de vuilnisbak gedumpt mag worden. Het gaat hier om een “zelfbewust” boek, zullen we maar zeggen. Zo vreemd is dat niet. Als u in een drie sterren-restaurant gaat eten, pardon dineren, ziet u ook liever niet dat de maaltijd op een goedkoop zeiltje wordt geserveerd.
Een tweede eis is dat het boek met veel liefde en zorg moet zijn geschreven. Er moet niet al te wijdlopig geschreven worden, maar ook zeker niet te afgemeten. De schrijver moet duidelijk geven om zijn onderwerp. Dat doet iedere schrijver op zijn eigen manier en het is niet eenvoudig uit te leggen waar het hem nu precies in zit als hij dat goed overbrengt. De filosoof Wittgenstein zou zeggen: “Es zeigt sich.”
Een derde eis is natuurlijk de extreem hoge kwaliteit van de inhoud. Ik heb wel boekjes gezien van een bepaalde religieuze sekte die knalhard voldoen aan de eerste twee eisen, maar ja….de inhoud meurt van de pagina’s af. Natuurlijk, de inhoud telt uiteindelijk het meest.
Nodig zijn de bovengenoemde voorwaarden (bijna) zeker, maar zijn ze voldoende? Misschien kan de lezer nog meer criteria verzinnen, maar voor mij is dit voorlopig genoeg.
Ik wil u meenemen naar een paar voorbeelden uit de schaakliteratuur.
Paul Morphy door Geza Maroczy uit 1909. De manier waarop Maroczy het boek begint is geweldig. Met een sprookje over het schaakspel. Het lees- en naspeelgenot worden niet door een overmaat aan analyses vertroebeld. Het gebonden boek – facsimile 1979 en met een voorwoord van Kortsjnoj – oogt ook nog eens prettig.
Staunton Turnier Groningen 1946 door Euwe en Hans Kmoch uit 1948. De schrijvers stellen de spelers van dit grote toernooi als het ware persoonlijk voor. Zo zou men het nu misschien niet meer doen, maar het maakt een charmante indruk. De analyses zijn ook hier geen struikelblok voor naspeel- en leesgenot en de inleiding voor iedere ronde doet er toe en helpt de lezer als het ware. Bladspiegel en lettertype zijn bijzonder prettig. De Duitse uitgave is een vertaling van de oorspronkelijk Nederlandse tekst. Die tekst is volgens mij niet zo gemakkelijk meer te krijgen.
Mein System door Aaron Nimzowitsch. Het boek dat ik op mijn achttiende verjaardag kreeg is uitgekomen bij Engelhardt Verlag in 1965 – de oorspronkelijke uitgave dateert van 1925/6. Het boek is gebonden. De manier waarop Nimzowitsch schrijft is licht humoristisch, vriendelijk, beeldend. “Der Freibauer sei ein Verbrecher, der hinter Schloss und Riegel gehöre: milde Massnahmen, wie polizeiliche Aufsicht seien nicht genügend!…”
Het was eindexamentijd, maar in drie weken had ik het desalniettemin verslonden.
Knaurs Schachbuch door Martin Beheim-Schwarzbach, 1953. Het opvallende is dat de auteur niet bekend staat als een sterk schaker. Sterker, ik ben helemaal niets van hem aan de weet gekomen op dit vlak. Het boek bevat bij iedere partij een aardige inleiding en het zijn niet allemaal partijen die iedereen al wel kent. Het boek is in het Engels vertaald en ook in het Nederlands als “Thieme’s Schaakboek” – in de ramsj en op internet nog altijd verkrijgbaar.
En dan zijn er nog de boeken die bij het voormalige Oost-Duitse Sportverlag verschenen zijn, dus voor de val van de Berlijnse Muur – nee jongmens, ik bedoel hier niet die afbraakvariant van het Spaans! Naast openingsboeken zijn er bij deze uitgeverij ook schitterende leerboeken uitgekomen. Soms inderdaad afgedrukt op veredeld toiletpapier, maar eigenlijk altijd zeer, zeer lezenswaard. Ik noem er een paar: Psychologie im Schach door psycholoog en GM Nikolai Krogius, en de werkjes Offene Linien en Bauernschwächen door het duo Wolfgang Uhlmann en Gerhard Schmidt.
Het valt mij nu zelf op dat alle voorbeelden die ik geef uit het Duitse taalgebied komen. Misschien is dat wel geen toeval, want daar ten oosten van ons staan ze bekend om hun degelijkheid en grondigheid. Daar zou ik zo rond deze tijd van het jaar dubieuze grappen over kunnen maken, maar dit keer was mijn observatie gewoon positief bedoeld.
Zo’n bibliofiel ben ik ook. Het nadeel van het huidige tijdperk is dat er te weinig valt te verdienen aan een goed schaakboek. Maar ze worden zeker nog wel gemaakt, door liefhebbers, zoals die halve biografie van Nimzowitsch enkele jaren geleden. Hopelijk komt die tweede helft ooit ook nog eens. Ik heb een lijst van favoriete boeken. Een daarvan is bijvoorbeeld:
The book of the Nottingham international chess tournament, with annotations and analysis by A. Alekhine.
Mijn exemplaar is uit 1962: unabridged, corrected republication of the original (1937) edition, Dover Publications, Inc. New York
In mijn bezit gekomen voor het schamele bedrag van $5.00 op een toernooitje in Tucson, Arizona.
Dit boek bevat ook de beroemde foto van het toernooi in 1936, met daarop vijf wereldkamipoenen: Lasker, Capablanca, Aljechin, Euwe en Botwinnik.
Met zo’n boek als dit kun je, als het ware, een tijdreis maken. Tachtig jaar terug in de tijd. Alle relevante zaken worden beschreven. De voorbereiding van het toernooi, de spelers, het prijzengeld, het speeltempo, enz. En natuurlijk alle 105 partijen inclusief de heldere, venijnige en leerzame analyses van Dr. Alekhine zelf.
Net als veel Engelstalige boeken uit die tijd, zijn de partijen gegeven in de beschrijvende “Engele notatie”, dus P-K4 in plaats van e2-e4. Dat went echter heel snel.