Schaakgeschiedenis in vogelvlucht 10: Aron Nimzowitsch

Omdat het schaakspel een eeuwenoud spel is, dat naar schatting al 3000 jaar oud is, lijkt het ons gepast om een serie korte artikelen te presenteren, waarin we de schaakgeschiedenis voor het voetlicht willen brengen. In de vorige aflevering hebben we het gehad over Siegbert Tarrasch. Wie Tarrasch zegt, zegt onmiddellijk Aron Nimzowitsch (1886 – 1935).

 

Oorspronkelijk geboren in Riga, bewees hij reeds op jonge leeftijd een begaafd schaker te zijn. Omdat hij graag naar de universiteit ging, kwam hij naar Duitsland, waar hij rechten ging studeren. Nimzowitsch bleek een rebel van de zuiverste soort te zijn. Hij zette zich af tegen de gevestigde orde,  vooral tegen de klassieke stijl waarvan hij Tarrasch als de personificatie zag. Tegen het dogmatische dat Tarrasch voorstond, zette Nimzowitsch zich fel af.

 

Aanvankelijk kon de voormalige Let zijn revolutionaire ideeën niet kwijt. Zijn debuut maakte hij in 1904 in het Coburger reservetoernooi, maar hij moest tot 1910 wachten op zijn eerste grote succes. Dat was in Hamburg, waar hij derde werd achter Schlechter en Duras, maar vóór Spielmann, Marshall en de latere wereldkampioen Aljechin. Vooral zijn stijl baarde enorm opzien, want deze weersprak toen de algemeen als correct beschouwde principes van het positiespel. Zijn collega’s keken soms vol afgrijzen naar zijn bizarre ideeën die pas veel later erkenning zouden krijgen.

Het kwam er eigenlijk op neer dat Nimzowitsch een verfrissende en oorspronkelijke kijk op het spel had, die wel degelijk gebaseerd was op de leer van Steinitz. Nimzowitsch wilde echter laten zien dat de leer van de grondlegger van het positiespel veel verder ging in de moderne strategie en veel gecompliceerder was geworden dan de dogmatici aangaven. Zo ontwikkelde hij een theorie over het ‘überdecken’ van een sterk punt in de eigen stelling. In de volgende fragment en partij worden zijn ideeën hierover geïllustreerd.

 

Eerst een opening die in ons moderne schaak vrij frequent op het bord komt, als wapen tegen het Siciliaans en het Frans. Fischer speelde het ook soms.

 

Konings Indisch in de voorhand

1. e4 e6 2. d3 d5 3. Pd2 Pf6

Het alternatief 3…c5 leidt meestal tot zetverwisselingen na 4. Pgf3.

4. Pgf3 c5 5. g3 Pc6 6. Lg2 Le7 7. O-O O-O 8. Te1 Dc7

9. e5

Wit schuift de pion door en gaat vanaf nu die pion op e5 een heleboel maal dekken.

9…Pd7 10. De2 b5 11. Pf1 a5 12. h4 La6 13. Lf4

Het idee van wit is om het sterkste punt in zijn stelling (pion e5) te überdecken. Deze term komt dus van Nimzowitsch in zijn boek “Mein System”, waarin hij beweert dat als je je stukken richt op het sterkste punt in je stelling, je automatisch de stukken in goede posities manoeuvreert. Hij probeert zijn ideeën te bewijzen met de volgende partij.

 

Nimzowitsch – Giese,  Riga 1914

1. e4 c6 2. d4 d5 3. e5 Lf5 4. Ld3 Lxd3 5. Dxd3 e6 6. Pe2 Db6 7. 0-0 Da6 8. Dd1 Pd7

Wit aan zet. Welk punt dient hier ‘überdeckt’ te worden? Antwoord: We uberdecken een ver naar voren geschoven pion, in dit geval pion e5. De dekking door pion d4 is onvoldoende omdat zwart met … c6-c5 de keten gaat aantasten. Wit plant op deze actie om verder te gaan met d4xc5 om het vrijgekomen veld op d4 met een stuk te kunnen bezetten.

9. Pd2 Pe7 10. Pf3 Pg6

11. Te1! Lb4

Zwart wil graag de loper omspelen naar c7 om zo pion e5 verder onder schot te nemen (met een later … f7-f6).

12. c3 La5 13. Lf4!

De derde überdeckung.

13…O-O 14. Lg3 Lc7 15. Pg5

‘Und nun dokumentierte sich die innere Kraft der Uberdeckung in drastischer Weise; die anscheinend leblosen “Uberdeckung”, namlich der Sf3, der Lg3 und der alte Haudegem Te1 entfalten urplotzlich einde bedeutende Agitation.’

15…Tfe8 16. Pf4 Ph8

Als dit moet is er natuurlijk het nodige aan de hand!

  1. Dg4 Pf8 18. Te3! b6 19. Ph5 Phg6 20. Tf3 Te7

Vanaf hier spreekt Nimzowitsch over ‘de carrière van een überdecker!’

  1. Pf6+! Kh8

21…gxf6 22. exf6 Td7 23. Lxc7 Txc7 24. Dh5 en het mat op g7 is niet fatsoenlijk te voorkomen. En nu had Nimzowitsch 22. Pfxh7! moeten spelen. Na zowel 22. Pgxh7 Pxh7 23. Dh5 als na 22…Kg8 23. Dh5 Td7 24. Pxf8 Kxf8 als na 22…Pxh7 23. Pxf7+ Txf7 24. Txf7

zou wit op winst hebben gestaan. In de partij volgde het slordige

  1. Dh5?

Na de tekstzet moest wit nog hard werken voor zijn punt. Het lukte uiteindelijk wel:

22… h6 23. Kh1 Ld8 24. b4 De2 25. Tg1 a5 26. Pg4 Kg8 27. Pxf7 Dd2 28. Pxd8 Txd8 29. bxa5 bxa5 30. Lh4 Pxh4 31. Dxh4 Pg6 32. Dh5 Kh7 33. a4 Tb8 34. h3 Tb3 35. Tg3 Pf4 36. Dxh6+! gxh6 37. Pf6+ Kh8 38. Tg8 mat

1-0

 

Het idee kunnen we als volgt samenvatten: het überdecken van een strategisch belangrijk punt loont zich in de vorm van een hogere actieradius van de uberdecker.

 

Aron Nimzowitsch werd de rebel die probeerde de aanhangers van de klassieke stijl omver te gooien met zijn revolutionaire ideeën. Zijn aversie tegen dogma’s uitte Nimzowitsch vooral tegenover Tarrasch, de man die een boek over de strategie van het schaakspel had geschreven. Later zouden Nimzowitsch en Tarrasch twee bittere vijanden van elkaar worden.  Zo keurde Tarrasch de volgende speelwijze tegen het Frans af: 1. e4 e6 2. d4 d5 3. e5. Het dichtschuiven van het centrum beantwoordde niet aan de eisen van de stelling, zo vond hij. Tarrasch laakte deze zetten die zijn landgenoot Paulsen in 1888 op het bord bracht. Nimzowitsch herhaalde de speelwijze van zijn voorgan­ger in 1912 opnieuw tegen dezelfde tegenstander en versloeg deze, nadat hij op de veertiende zet een versterking had gebracht. De controverse tussen beide heren vindt wellicht hier zijn oorsprong, vooral nadat Tarrasch zijn afgrijzen voor de speelwijze van Nimzowitsch openlijk had uitgesproken als ‘slecht en afschuwelijk’. Nimzowitsch antwoordde met een open brief die op 28 april in 1912 in het blad Deutsche Wochenschach werd gepubliceerd. Hij daagde Tarrasch uit een tweekamp te spelen en hij zou dan ook dezelfde ‘slechte en afschuwelijke’ zetten spelen. Tarrasch nam de uitdaging echter niet aan, waardoor de meningsverschillen bleven bestaan.

Toen Nimzowitsch in 1913 in de Wiener Schachzeitung olie op het vuur gooide door een recensie van een boek van Tarrasch publiceerde, werd de sfeer grimmiger.

Nimzowitsch confronteerde Tarrasch opnieuw met een hypermoderne opvatting die Tarrasch met afschuw aanzag. Het ging erom dat de bezetting van het centrum volgens de grote aanhanger van de klassieke leer door pionnen moet geschieden om zo de centrale velden te kunnen beheersen. Als antwoord op 1. d4 dient zwart dus het beste 1. … d5 te spelen, aldus Tarrasch. Nimzowitsch was het volstrekt niet met hem eens. Ook 1. … Pf6 om na 2. c4 e6 3. Pc3 verder te gaan met 3. … Lb4 was volgens hem volkomen speelbaar. Het centrum kan ook onder controle gehouden met stukken, zo schreef hij. Bovenstaande opening heeft zijn naam meegekregen: het Nimzo-Indisch. En het moet gezegd: Ook tegenwoordig is deze opening een volkomen volwaardig systeem dat op het hoogste niveau wordt gespeeld. Tegen wie kon hij zijn ideeën beter gestalte geven dan tegen Tarrasch zelf!

 

Nimzowitsch, Aaron – Tarrasch, Siegbert

1. e4 c5 2. c3 e6 3. d4 d5 4. e5

De destijds omstreden doorschuifvariant van het Frans.

4…Pc6 5. Pf3 Db6 6. Ld3 Tegenwoordig speelt men hier vaker 6. Le2

6…cxd4 7. cxd4 Ld7 8. Le2

Tempoverlies. Tegenwoordig weten we dat wit met 8. 0-0!? een pionoffer kan brengen dat kansrijk is. 8. O-O

8…Pge7 9. b3 Pf5 10. Lb2 Lb4+

11. Kf1

Een zeker voor die dagen bizarre zet, die echter wel in de geest van de stelling past. Er zijn tegenwoordig nog steeds varianten in deze opening waarin wit vrijwillig de rokade opgeeft.

11…Le7

Er volgt nu een ondoorzichtig middenspel waarin wit langzaam maar zeker terrein op zijn tegenstander verovert.

12. g3 a5 13. a4 Tc8 14. Lb5 Pb4 15. Pc3 Pa6 16. Kg2 Pc7 17. Le2 Lb4 18. Pa2 Pa6 19. Ld3 Pe7 20. Tc1 Pc6

21. Pxb4

Het eerste succesje: wit krijgt het loperpaar, maar vooral het gemis van de zwarte loper zal zwart gaan voelen in het vervolg.

21…Paxb4 22. Lb1 h6 23. g4 Pe7 24. Txc8+ Lxc8 25. Pe1 Tf8 26. Pd3 f6

Het is de vraag of zwart zich op deze manier tegenspel moet verwerven. De verzwakkingen in het zwarte kamp gaan zich weldra wreken.

  1. Pxb4 Dxb4 28. exf6 Txf6 29. Lc1 Pc6
  1. g5!

Een sterke actie.

30…hxg5 31. Lxg5 Tf8 32. Le3 De7 33. Dg4 Df6 34. Tg1 Th8 35. Kh1 Th4

  1. Dg3!

Vooral geen 36. Dxg7 want na 36…Df3+ 37. Tg2 [ Ook na 37. Dg2 Pxd4 houdt zwart het schadevrij.] 37…Dd1+ 38. Tg1 Df3+ dwingt zwart remise af.

36…Txd4

Vanwege de dreiging Lg5 offert zwart de kwaliteit; goed stond hij toch niet meer.

  1. Lxd4 Pxd4 38. Dxg7 Df3+ 39. Dg2 Dxg2+ 40. Txg2 Pxb3 41. h4

De pion is niet meer fatsoenlijk af te stoppen. Zwart gaf het op.

1-0

 

De controverse tussen Aron Nimzowitsch en Siegbert Tarrasch cumuleerde tot de conflictueuze toestand tussen beide heren die de moderne schaakstrategie veel prachtige ideeën en manuscripten heeft opgeleverd.

Vorige keer werd al geschetst dat het centrum in het schaakspel niet uitsluitend door pionnen hoeft worden bezet (zoals Tarrasch vanuit zijn klassieke achtergrond beweerde), maar dat deze taak even goed ook door stukken kan worden vervuld, zoals Nimzowitsch liet zien. In sommige varianten van het Frans nemen sommige stukken de rol van pionnen doeltreffend over. Nimzowitsch doelt hierbij op het bezetten van witte paarden op de velden d4 en e5 tegenover de zwarte pionnen op d5 en e6. Verder ging de voormalige Let ervan uit dat ook gefianchetteerde lopers en centraal geposteerde torens grote invloed op het centrum uitoefenen.

 

Dat het oprukken van pionnen in het centrum niet per se gevaar inhoudt, zoals door Tarrasch werd gesuggereerd, toonde Nimzowitsch aan door zich in het Siciliaans soms te bedienen van 1. e5 c5 2. Pf3 Pf6!? Na 3. e5 Pd5 worden de witte pionnen naar voren gelokt, waarna zij gemakkelijk aangetast kunnen worden en zwaktes in het vijandelijke kamp kunnen veroorzaken. Aljechin ging nog een stap verder door zelfs op de eerste zet na 1. e4 te antwoorden met het provocatieve 1. … Pf6. Na 2. e5 Pd5 3. c4 Pb6 4. d4 heeft wit het pionnencentrum ‘gratis’ in handen gekregen, maar met 4.  … d6 beginnen de ondermijnende activiteiten van de zwartspeler. Het witte centrum blijkt in veel gevallen een broos bolwerk dat zeer gemakkelijk zwak kan worden. Deze verdediging staat tot op de dag van vandaag bekend als de Aljechinverdediging.

Toen Nimzowitsch zijn beroemde boeken “Mein System” en “Die Praxis meines Systems” publiceerde en in 1929 het hoogtepunt in zijn carrière bereikte door in Karlsbad een zeer sterk toernooi te winnen, onder andere boven Spielmann en Capablanca, verstomde het gekrakeel over zijn stijl.

De ideeën van Nimzowitsch zijn nog altijd gemeengoed en met bovengenoemde boeken is hij de grondlegger voor de moderne schaakstrategie. Beroemd werd zijn onsterfelijke zetdwangpartij tegen Sämisch die hieronder getoond wordt.

 

Saemisch, Fritz – Nimzowitsch, Aaron

  1. d4 Pf6 2. c4 e6 3. Pf3 b6

Het Dame-Indisch is een opening die tot op de dag van vandaag prima speelbaar is.

  1. g3 Lb7 5. Lg2 Le7 6. Pc3 O-O 7. O-O d5 8. Pe5 c6 9. cxd5 cxd5 10. Lf4

10…a6!

Zwart probeert het voorpostenpunt c4 te benutten.

  1. Tc1 b5 12. Db3 Pc6

Zwart dreigt nu via … Pc6-a5-c4 groot voordeel te behalen, zodat wit genoodzaakt is zijn meest actieve stuk in te leveren.

  1. Pxc6 Lxc6 14. h3 Dd7

Ook mogelijk was het plan met Pf6-d7-b6-c4 maar Nimzowitsch wendt het hoofd naar de koningsvleugel. 14…Pd7

  1. Kh2 Ph5 16. Ld2 f5!

Langzaam maar zeker vergroot zwart zijn ruimtevoordeel en probeert hij zijn tegenstander tot verzwakkingen te provoceren.

  1. Dd1 b4 18. Pb1

Een triest veld voor het paard.

18…Lb5 19. Tg1 Ld6 20. e4

Wit ziet zijn kans schoon. Omdat het zwarte paard hangt, denkt hij in een klap van de problemen verlost te worden. Niets is minder waar.

20…fxe4!

“Op het eerste gezicht een verrassend offer, maar ingegeven door nuchtere calculatie: twee pionnen, de tweede rij en onontwarbare damevleugel – alles voor slechts een stuk!” aldus Nimzowitsch.

  1. Dxh5 Txf2 22. Dg5 Taf8 23. Kh1 T8f5 24. De3 Ld3 Hier was 24…Te2 zo mogelijk nog sterker: 25. Db3 La4 en de witte dame zit al in de knip!
  2. Tce1

25…h6!!

Een briljante zet tot slot, waarmee zwart veld g5 aan de witte dame ontneemt en zo de positionele zetdwang compleet maakt. Wit kan geen stuk meer verroeren. Op bijv. Kh2 volgt T6f3 waarna de dame gevangen is.

0-1

 

(Geraadpleegde bron o.a. “Geschiedenis van het schaakspel” door Silbermann/Unzicker). Deze serie is lange tijd geleden verschenen in het Eindhovens Dagblad. Inmiddels zijn deze artikelen aangepast, verder uitgebreid en soms van opgavenmateriaal voorzien.

(Afbeeldingen bron onbekend)

Over Herman Grooten

Herman is ruim 40 jaar schaaktrainer. Hij verzorgde lange tijd de schaakrubrieken in Trouw en het ED. Daarnaast was hij Topsportcoördinator bij de KNSB en is hij auteur van diverse schaakboeken en werkt hij voor Schaaksite. Klik hier voor series die hij op Schaaksite heeft gezet.

5 Reacties

  1. Avatar
    pieterpriems 08 juli 2016

    Ik leerde Nimzowitsch kennen via de boekjes van Hans Bouwmeester :-). Het sprak me direct aan: duidelijke uitgangspunten en rebels! Ik was toen zelf een puber :-).

  2. Avatar
    Eric van t Hof 08 juli 2016

    Omdat hij graag naar de universiteit ging, kwam hij naar Duitsland, waar hij rechten ging studeren.

    Volgens de biografie van Skjoldager & Nielsen klopt dat niet. In 1902 verhuisde hij van Riga naar Köningsberg (Kaliningrad), maar werd daar niet toegelaten tot de universiteit. In 1903 schrijft hij zich in als student wiskunde in Berlijn en vervolgens in 1904 weer als student wiskunde in Göttingen, waar hij na een jaar een of ander certificaat bemachtigd. Het was vanaf het begin duidelijk dat hij vrijwel alleen maar schaakte en nauwelijks studeerde.

  3. Avatar
    wimw 09 juli 2016

    Wikipedia geeft nog een andere variant: Born in part of the Russian Empire, the Jewish German-speaking Nimzowitsch came from a wealthy family, where he learned chess from his father, who was a merchant. In 1904, he travelled to Berlin to study philosophy, but set aside his studies soon and began a career as a professional chess player that same year.

  4. Avatar
    Eric van t Hof 11 juli 2016

    Skoldager & Nielsen baseren zich op harde feiten: zij hebben een bewijs van inschrijving als wiskunde-student gevonden en er staat ook een foto van zijn certificaat in: een bewijs van de vakken die hij met succes heeft gevolgd in het eerste jaar. Dat betekent niet dat de andere studies, rechten en filosofie, ónwaar zijn. Ik kan me zo voorstellen dat zijn vader hem naar Duitsland gestuurd heeft om rechten te gaan studeren, maar dat Aron in Duitsland zelf zijn plannen heeft gewijzigd. Dat hij daarnaast belangstelling had voor filosofie en psychologie is ook wel een feit te noemen; hij heeft daarover in Riga verschillende lezingen gehouden, zo is in het boek van Skoldager & Nielsen te lezen.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.