Grenzen verleggen (boek)
De Olympische Spelen in Rio zijn al begonnen en vandaag, vrijdag, vindt de officiële opening plaats. Grenzen worden verlegd of nèt niet. Records en reputaties sneuvelen. Sporters stijgen boven zich zelf uit of nèt niet. Oude sporthelden nemen afscheid en nieuwe sporthelden staan op.
Kunnen Dafne, Epke, Ranomi, Marianne, Tom en de vele anderen de hoge verwachtingen waarmaken? We zullen het zien.
Het sportboek Grenzen verleggen
In het boek Grenzen verleggen dat recent verscheen gaan de onderzoekers Rick Lahaye en Thomas Waanders op zoek naar de vraag waar de grens ligt van het menselijk potentieel bij inspanning. Onder het verleggen van grenzen verstaan zij: doorgaan waar iemand normaal gesproken door vermoeidheid, pijn of ongemak gestopt zou zijn.
Ze wilden de inzichten, die de gesprekken met de topsporters hen opleverden, koppelen aan de inzichten die de wetenschap hen biedt. Daarom hebben zij de antwoorden van de (ex-)topsporters voorgelegd aan wetenschappers die toonaangevend zijn binnen hun vakgebied.
Hoofdstuk 1 begint al met een uitsmijter:
‘Als je niet dood neervalt na het passeren van de eindstreep, dan had je sneller gekund.’ Als je deze uitspraak van de Zuid-Afrikaanse wetenschapper Timothy Noakes voorlegt aan gouden medaillewinnaars , zijn ze zichtbaar getriggerd. Bij de meesten verschijnt er een grote glimlach op het gezicht. ‘Ja dat geloof ik wel.’ Andere sporters zijn het hier niet mee eens. ‘Onzin! Als je extreem uitgeput bent, kun je absoluut niet harder.’
Rick en Thomas hebben hun bevindingen, na gesprekken met de sporters, uitgewerkt in meer dan tien thema’s. Ik heb er enkele uitgekozen.
- De optimale tempostrategie
Tempostrategieën zijn er in alle soorten en maten. Een mooi voorbeeld van zo’n tempostrategie is die van Ireen Wüst, de eerste schaatsster die er op de 3000 meter vanaf het begin vol invloog.
Zelf zegt zij hierover: ‘Wat ik deed was niet gebruikelijk. Het was gebruikelijk dat de dames die de 3000 meter reden begonnen met een rondje 32 en dat hielden ze dan zeven rondjes vol. Ik was de eerste die begon met een rondje van 30 seconden. Daar ben ik in het begin behoorlijk om afgemaakt door critici op televisie. Zo van: Wüst, goede schaatsster, maar die moet nog een hoop leren. Je kunt echt niet met een rondje 30 beginnen.’ Maar uiteindelijk werd ik daar sterker in, kreeg ik tempohardheid en is dit denk ik de reden dat ik al twee keer olympisch kampioen ben geworden op die afstand. Je ziet nu ook andere dames die strategie hanteren.’
Dr. Jos de Koning van de Vrije Universiteit heeft zo zijn eigen mening over de strategie van Wüst op de 3000 meter. ‘Ik zou Ireen Wüst graag een keer op een andere manier een 3000 meter willen laten rijden.’ Ze gaat er altijd knalhard in en ze rijdt een rondje 34 als laatste ronde. Levensgevaarlijk als je een Claudia Pechstein hebt rondrijden, want die doet dat niet.
Leontien Zijlaard- Van Moorsel heeft moeten leren om niet te snel te starten. Zelf zegt zij hierover: ‘Vroeger startte ik wel keihard en dan kwam ik mezelf tegen. Dan ging ik op karakter door, maar ik heb wel geleerd om eerst in mijn ritme te komen en gecontroleerd een tijdrit te rijden. Ik moest een tempo vinden waarvan ik wist dat ik het een heel lange periode kon vasthouden, ook al deed het heel veel pijn.’
Er komt een breed scala aan tempostrategieën en invloedrijke factoren voorbij. Duidelijk wordt dat er geen optimale tempostrategie is die voor iedereen geschikt is.
Tempostrategieën bij het schaken?
De vraag is of schakers ook tempostrategieën hanteren en zo ja welke? Is hierover meer bekend? Natuurlijk heeft tempo ook een eigen betekenis bij het schaken.
- Doorgaan of opgeven
Jan Janssen- een man vol met geweldige anekdotes over zijn carrière en het wielrennen- vertelt vol passie over meerdere momenten: ’In de 12de etappe van de Tour de France in 1968 heb ik zo afgezien tijdens deze Pyreneeënrit dat ik mezelf afvroeg wat dit met sport te maken had. In deze rit ging ik onderuit. Iedereen was weg. Allemaal vooruit en ik moest echt knokken. Eenmaal aangekomen over de finish, zag ik er niet uit. Het was net zoals Gerrie Knetemann zegt over ‘opgebaard over de meet komen’. Ik was totaal gesloopt. Om te herstellen besloot ik te gaan liggen in de douche van het lyceum, want staan kon ik niet meer. Zo kapot was ik. Ik lag helemaal voor pampus. Op dat moment kwamen er toevallig een aantal Italianen langs mijn douchecabine lopen. Ze zeiden tegen elkaar: Janssen a la casa, morto.’ (Janssen gaat naar huis, die is dood.) Die Italianen dachten dat de Tour voorbij was voor mij, toen ze mij zo zagen liggen. Toen ik die woorden van de Italianen hoorde, was het alsof er diep van binnen een explosie van adrenaline plaatsvond en er enorme woede door mijn lijf ging: Wat?! Dood? Naar huis toe? Over mijn lijk, maar dat echt niet! Ik zal ze leren.’
Twee dagen later won hij de 14de touretappe van Seo de Urgel naar Canet-Plage. ‘Ja, dat was euforie.’
Doorgaan of stoppen bij schaken
Bij de meeste sporten is er altijd een winnaar al is het maar winst met een fractie van een seconde. Bij schaken gaan we vaak niet door tot het bittere einde en wordt vaak eerder besloten tot remise. Zijn er niet te veel remises bij het schaken en zijn deze altijd wel terecht? Waarom elkaar niet de nieren proeven in het boeiende eindspel? Zou het er anders aan toegaan als remise gelijkgesteld zou worden aan verlies? Bij sommige schaaktoernooien wordt de voetbaltelling gehanteerd, 3 punten bij winst, 1 bij gelijkspel en 0 bij verlies. Dit alles om remises zoveel mogelijk te voorkomen. De kern van het schaakspel is toch het mat zetten van de koning!
- NOM.NOM.NOM.
Om optimaal te kunnen presteren dienen sporters een uitgekiend voedingspatroon te volgen, zodat ze vol energie aan de start van de wedstrijd verschijnen en na afloop maximaal herstellen. Een hongerklop of de verkeerde brandstof is natuurlijk uit den boze. Met een uitgekiend voedingspatroon bedoelen de onderzoekers: Kwantiteit (juiste hoeveelheid), kwaliteit (juiste product), timing (juiste moment) en een goede afstemming, want niet elke sporter reageert hetzelfde op een boterham met pindakaas.
Ireen Wüst hierover:
‘In de elf jaar dat ik aan topsport doe, heb ik vijf verschillende voedingsdeskundigen gehad en een spectrum doorlopen van totaal links naar totaal rechts. Ik ben nu op het punt dat ik het idee heb zelf wel te weten wat goed voor me is. Op voeding ga je het niet winnen, daar ben ik van overtuigd. Ik kan beter twee kilo te zwaar aan de start staan, maar wel met een goede kop. Op mijn kop ga ik het winnen op de Spelen. We hoeven niet een berg op te fietsen dus twee kilo teveel is niet zo erg. Het gaat er meer om dat je je goed voelt in je hoofd en dat je overtuigd bent dat je gaat winnen. Ik heb extreme dingen meegemaakt: geen suikers meer, dus geen koekjes, geen brood, geen yoghurt. Alles soja, alles op kikkererwten en kiemen, noem maar op. Ik kan natuurlijk niet voor een ander praten, voor sommige sporters zal het zeker werken. Maar voor mij werd het een enorme mentale belasting en werd dat zo erg, dat ik mezelf bijna bij wijze van spreken een eetprobleem aanpraatte.’
Schaken en voeding
Is voeding ook belangrijk voor (top)schakers en hoe gaan onze toppers hiermee om? Moeten zij hun voedingsdieet aanpassen? Vijf jaar geleden schreef Karel van Delft hierover een uitgebreide column en de vraag is of er sinds die tijd nieuwe ideeën of ontwikkelingen zijn m.b.t. voeding voor (top)schakers.
- Grenzen bestaan niet!
Gedurende meer dan negentig jaar was de stellige overtuiging van sportwetenschappers dat het brein geen bepalende rol speelde bij het verklaren van duursportprestaties. Spieren liepen vol met lactaat, onze lichaamstemperatuur steeg tot het maximum en onze energiereserves raakten uitgeput. De opvatting was dus dat we in het verleggen van grenzen, niet werden beperkt door ons brein, maar door hart, longen en spieren.
In hun boek hebben de onderzoekers uiteengezet dat het brein wel degelijk een bepalende rol speelt om sportprestaties te verklaren. Voordat we dusdanig verzuren, verhit raken of onze energiereserves uitputten dat we het niet meer kunnen tolereren, roept ons brein ons een halt toe. Sterker nog: het brein behoedt ons voor een catastrofe door te allen tijde enige energiereserve te behouden.
Met deze nieuwe inzichten in het achterhoofd interviewden Rick en Thomas negentien gouden medaillewinnaars (Marianne Vos, Ireen Wüst, Edith Bosch, Leontien Zijlaard-van Moorsel, Nico Rienks, Ronald Florijn, Ernesto Hoost, Sem Schilt, Ada Kok, Kirsten van der Kolk, Rob Barel, Jochem Uytdehaage, Edith van Dijk, Lornah Kiplagat, Ellen van Dijk, Jan Janssen, Bart Brentjens, Ellen van Langen en Pieter van den Hoogeband).
Dat leverde zestig uur aan interviewmateriaal op. In samenwerking met Dr. Vana Hutter en haar staf, werkzaam aan de Faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschapen van de Vrije Universiteit van Amsterdam, werd alles in 1200 pagina’s tekst uitgewerkt, gecodeerd en geanalyseerd. De bevindingen van dit intensieve proces hebben zij in vijf thema’s uitgewerkt:
– De kenmerken van de sporter
persoonskenmerken, ervaring & zelfkennis, mindset, commitment en bereidheid letsel op te lopen
– Omgevingsinvloeden
ouders, coaches, teamgenoten, tegenstanders, andere belangrijke personen, topsportleefstijl, cultuur
– Voorbereidingsproces
grensverleggend trainen, doelen stellen, piekmomenten kiezen, sportwetenschappelijke ondersteuning
– Grensverleggend evenement
bereidheid om diep te gaan, tempostrategie, proces- en resultaatgericht denken, omgaan met pijn en vermoeidheid
– Grensverleggend moment
focus op technische uitvoering, focus op tempostrategie, innerlijke dialoog, mantra’s, zelfdeceptie, focus op concurrenten en focus op de finishlijn
Het is een interessant boek met een goede mix van mooie verhalen van topsporters gekoppeld aan bevindingen van wetenschappers. Daarnaast een uitgebreide analyse in samenwerking met Vana Hutter , Jordy Sucec en Jan-Paul de Jong.
Na het lezen van dit boek ga je misschien op een andere manier kijken naar de verrichtingen van onze helden tijdens de Olympische Spelen in Rio.
Van harte aanbevolen voor onze sportliefhebbers!
Grenzen verleggen in de schaaksport?
Kunnen in de schaaksport ook grenzen worden verlegd? En zo ja welke komen dan in aanmerking? Welke grote schakers hebben in het verleden bijgedragen aan het verleggen van grenzen in onze schaaksport?
Bronnen:
– Grenzen Verleggen, meer info over dit boek en een korte samenvatting in deel 1 van deze serie
– Karel van Delft: Een visje voor de partij? Over voeding, doping en schaken