Jonge Nederlandse kampioenen
Jorden van Foreest werd op 17-jarige leeftijd kampioen van Nederland en was daarmee de jongste sinds Anish Giri, die het in 2009 op 15-jarige leeftijd werd. Misschien weet u ook wie na deze twee de jongste was: Max Euwe op 20-jarige leeftijd in 1921. Hans Böhm maakte het rijtje in de Telegraaf nog iets langer. Maar weet u de elf jongsten? Misschien leuk om daar eerst even over na te denken voordat u verder klikt. Allen 25 jaar of jonger.
Nummer 11: Eddie Scholl (1970) 25 jaar
De Fries Eddie Scholl (zie foto uit dat jaar) werd in 1970 kampioen. Hij werd nooit meester, maar was zeker geen eendagsvlieg. Vanaf 1967 nam hij zeven keer op rij deel aan het NK en eindigde vijf keer bij de eerste vijf. Zijn titel behaalde hij na gelijk te zijn geëindigd met Zuidema, voor Langeweg. Scholl won de beslissingsmatch met 4-3. Een sudden-deathpartij was nodig na een eindstand van 3-3. Het was niet het sterkst bezette NK van die tijd, maar een jaar later werd hij samen met Timman en Hartoch derde achter Ree en Donner. Rond 1970 was het de vraag wie na die twee de nummer drie van Nederland was: Scholl, Timman, Zuidema of Langeweg?
Nummer 10: John van der Wiel (1984) 25 jaar
John van der Wiel was rond de jaarwisseling 1978-79 Europees jeugdkampioen geworden. In 1984 speelde hij al zijn zesde NK en hij was altijd hoog geëindigd. Die keer won hij, voor Ree, Scheeren, Böhm en Van der Sterren. Geen Timman en Sosonko, maar Van der Wiel groeide al snel uit tot een wereldtopper en was de nationale titel dus meer dan waard. In totaal speelde hij 28 NK’s in 29 jaar, waarin hij twee keer kampioen werd en negen keer tweede. Dat hij na die 28 keer niet meer werd uitgenodigd, stelde hem ernstig teleur.
Nummer 9: Hans Ree (1967) 23 jaar
Hans Ree (zie foto uit 1973) debuteerde in 1965 met een ‘keurige’ 50 procent. Twee jaar later (het NK werd in die tijd om de twee jaar gespeeld) werd hij samen met Bouwmeester eerste, voor Scholl, Donner, Kuijpers en Langeweg. Veel sterker kon dat NK niet zijn. Ree was pas 22, maar ten tijde van de beslissingsmatch (2,5-1,5) was hij 23.
De redacteur van het bondsblad merkte op dat er een brede toplaag was waaruit alleen Donner omhoog sprong. Misschien ook Ree? “Hij is weliswaar geen ‘bezetene’ die zich ten koste van elke prijs op het schaken werpt, maar hij heeft onmiskenbaar talent en is in betrekkelijk korte tijd al vergevorderd. Indien hij in de gelegenheid is een redelijk gedeelte van zijn tijd aan schaken te besteden en bovendien de kans krijgt zich met meer sterke tegenstanders te meten, zou het wel eens kunnen zijn dat de opgaande lijn van de laatste jaren zich ongewijzigd blijft voortzetten.”
Ree won ook de volgende twee NK’s en ik noem hem van 1967 tot de definitieve doorbraak van Timman in 1974 de onbetwiste nummer één van Nederland. Al was er iemand die dat wel wilde betwisten.
Nummer 8: Jan Smeets (2008) 23 jaar
In de maand van zijn 23e verjaardag werd Jan Smeets kampioen, in zijn vierde NK. De grootste toppers waren afwezig, maar met Reinderman, Stellwagen, Ernst en l’Ami liet hij een mooi rijtje achter zich. Tot de laatste ronde waren er meerdere gegadigden voor de titel. In die slotronde won Smeets van Stellwagen, die zijn vierde tweede plaats behaalde in zes jaar tijd. Smeets over die laatste partij: “Na de tijdcontrole ging ik een flesje limonade halen, keek eens naar de andere borden en besefte dat ik nog steeds Nederlands kampioen aan het worden was.”
Smeets’ volgende titel, twee jaar later, was nog indrukwekkender. Hij liet titelverdediger Giri en de toen zesvoudig kampioen Van Wely achter zich. Na acht deelnames in negen jaar, eindigend in 2013, zagen we Smeets niet meer terug op het NK. Maar hij is nog jong, dus wie weet.
Nummer 7: Hoan Liong Tan (1961) 22 jaar
Een mysterieus figuur in de Nederlandse schaakgeschiedenis is de Indonesiër Hoan Liong Tan. Dat hij sterk schaakte was al bekend. Op de Olympiade van 1960 had hij voor dat land goud gewonnen op het vierde bord. Hij had ook wel een paar borden hoger mogen zitten.
Hoe het zat met de regeling voor buitenlanders, kan ik niet zien. Misschien beschouwden de bondsbestuurders ‘ons Indië’ nog steeds als een beetje Nederlands. Hoe dan ook, de Amsterdamse wiskundestudent mocht meedoen en eindigde maar liefst anderhalf punt voor Donner, Van den Berg en Roessel. Veel kanshebbers zagen van deelname af, maar Tan onttroonde wel drievoudig kampioen Donner.
Het was het eerste en meteen ook het laatste NK van Tan. Wat er daarna met hem gebeurde is niet helemaal duidelijk. Volgens Lex Jongsma, decennia later in het bondsblad, raakte de jonge Indonesiër verslaafd aan alcohol en misschien zelfs drugs. Wel zeker is dat hij terugkeerde naar zijn geboorteland. Zoeken naar een Tan in Indonesië is zoeken naar een speld in een hooiberg.
Nummer 6: Jan Timman (1974) 22 jaar
Jan Timman (foto 1967) debuteerde al op zijn zeventiende op het NK. Hij was derde, vierde en tweede geweest en twee keer afwezig. In 1974 werd hij voor het eerst kampioen en direct met grote overtuiging. Met 8,5 uit 11 bleef Timman twee volle punten voor op Ree en Sosonko.
Een jaar later scoorde hij zelfs 9,5 uit 11, tegen iets mindere tegenstand. Toen bleef hij gek genoeg slechts een half punt voor op de nummer twee, Hans Böhm. ‘Mister Chess’ voert daarmee een ander lijstje aan, namelijk van de best presterende spelers op het NK die nooit kampioen werden.
Tja, wat zal ik verder nog over Timman melden? Hij nam zeventien keer deel aan het NK, werd negen keer kampioen, vijf keer tweede en een keer derde. En hij werd een van de sterkste schakers van de wereld.
Nummer 5: Frans Kuijpers (1963) 22 jaar
Frans Kuijpers loopt maar een paar dagen voor op Jan Timman, maar daar zullen geen van beiden zich druk over maken. Kuijpers was drie keer jeugdkampioen van Nederland geweest en speelde in 1963 zijn eerste NK. Hij bleef maar liefst anderhalf punt voor op Donner en drie punten op de belangrijke rivalen Langeweg en Zuidema. Daartussen bevond zich nog Carel van den Berg.
Ook op de volgende drie NK’s presteerde Kuijpers goed. Daarna speelde hij er met tussenpozen nog vier, waarin hij minder presteerde. Kuijpers staat vooral bekend als iemand die enorme scores behaalde op Olympiades, begin jaren zeventig. Dat was dus na zijn toptijd. Of moeten we dan juist dat zijn top noemen?
Kuijpers, die koos voor een maatschappelijke carrière als ingenieur bij Philips, werd later bestuurslid van de KNSB. Hij hield zich in die functie bezig met topschaak, waaronder het organiseren van het NK.
Nummer 4: Jeroen Piket (1990) 21 jaar
Op zijn twaalfde debuteerde Jeroen Piket al in de hoofdklasse, dus het verbaasde niemand dat hij al op zijn negentiende op het NK verscheen. Twee jaar later werd hij voor het eerst kampioen. Niet in het sterkste NK, achter hem eindigden Brenninkmeijer, De Boer en Kuijf. Dat liet echter geen twijfels over zijn grote toekomst. Piket won ook de volgende twee NK’s en in 1994 zijn vierde. Een recordkampioen leek geboren, maar als jonge dertiger zegde hij de schaakwereld opeens vaarwel. Piket koos voor de zakenwereld, als persoonlijk secretaris van miljardair en schaakmecenas Joop van Oosterom. Daarmee kan hij wel zeggen dat hij de enige schaker is die zich, in navolging van onder anderen tennissers en golfers, een leven in Monaco kan veroorloven.
Nummer 3: Max Euwe (1921) 20 jaar
De allergrootsten staan hoog in deze lijst. Max Euwe debuteerde op z’n achttiende en werd tweede achter Max Marchand. Twee jaar later werd hij voor het eerst kampioen, met Jacues Davidson op de tweede plaats.
Vervolgens heerste Euwe tot 1954. Slechts in 1936 deed hij niet mee, dat vond hij als wereldkampioen kennelijk niet gepast. Salo Landau mocht kampioen worden. Van 1939 tot 1948 (vier toernooien) hoefde Euwe niet mee te doen. Er werden kandidatentoernooien gespeeld, waarvan de winnaar hem mocht uitdagen. Euwe won die matches dan met grote cijfers.
In 1954 werd Euwe onttroond door Donner, vooral doordat Euwe een partij verloor van Cortlever. Een jaar later volgde een revanchematch. Euwe won met vier overwinningen en zes remises. Hij nam daarop het niet zo vreemde besluit dat het zo genoeg was. Euwe ging als vijftiger rusten op zijn lauweren, Donner mocht het van hem overnemen.
Nummer 2: Jorden van Foreest (2016) 17 jaar
25-23-22-21-20 en dan opeens 17. Wat een enorme verbetering! En in wat een mooi rijtje schaart Jorden van Foreest zich. Europees jeugdkampioen, grootmeester en dan Nederlands kampioen en dat allemaal in recordtempo. Over zijn voorouders gaan we het op deze plaats niet hebben, Jorden van Foreest heeft zijn eigen plek verworven in de Nederlandse schaakgeschiedenis. Debuteren op z’n zeventiende had ook Timman gedaan. Kampioen worden op z’n zeventiende is bijna uniek. Bijna, want hier komt er nog één…
Nummer 1: Anish Giri (2009) 15 jaar
Debuteren op z’n vijftiende en dan meteen kampioen, Anish Giri kwam als een komeet het Nederlandse schaakleven binnen. Het NK van 2009 was wel een beetje droevig. Het ontbreken van een hoofdsponsor leidde tot de zwakste bezetting sinds vele jaren. Met alle respect voor Nijboer, Ernst en Reinderman die op de plaatsen achter Giri eindigden. Een jaar later moest het ‘wonderkind’ Smeets voor laten gaan, maar in 2011, 2012 en 2015 was Giri er weer bij en werd hij alle drie keren kampioen. Hoe vaak zullen we hem nog zien op het NK? Misschien niet vaak meer. Handhaven in de top tien van de wereld (waar hij nu tijdelijk uitgevallen is) is een mooie doelstelling, waar wij allen achter kunnen staan. Deelname aan het NK past waarschijnlijk niet in dat plan.
De foto’s komen uit het Nationaal Archief.