Een nieuw Tiebreak Systeem voor Batumi 2018
Het tiebreak systeem dat op de schaakolympiade gehanteerd wordt deed dit jaar veel stof opwaaien. Het was natuurlijk volstrekt absurd dat de match Duitsland tegen Estland (2.5-1.5), die in de laatste ronde op tafel 28 verspeeld werd, moest beslissen over goud en zilver. De buitenwacht weet nu zeker dat schakers niet helemaal goed bij hun hoofd zijn. In Baku waren, met dank aan Duitsland, de gouden medailles voor de USA en moest Oekraïne genoegen nemen met de zilveren. Gert Ligterink (De Volkskrant), Hans Ree (NRC Handelsblad), Leontxo García (El País) en Lubomir Kavalek (Huffington Post) uitten in hun columns hun verwondering over de gang van zaken tijdens de laatste ronde in Baku.
Met name het feit dat het de tweede keer was dat zoiets op een olympiade gebeurde maakt het allemaal een stuk erger. Op de schaakolympiade van La Valletta op Malta in 1980 was de uitslag van de match Griekenland tegen Schotland (3.5-1.5) aan tafel 21 beslissend voor goud, dat ging naar de USSR, en zilver, dat was voor Hongarije, zie olimpbase.org. In El País opperde Leontxo García dat de ‘denkende hoofden’ van de FIDE het tiebreak systeem van de olympiade moeten herzien want het huidige lijkt niet het meest juiste. Dat lijkt me een understatement. In dit artikel stel ik een nieuw tiebreak systeem voor de olympiade van Batumi 2018 voor. Dit nieuwe systeem heeft als groot voordeel dat we niets hoeven te veranderen aan de huidige wijze van werken. De bestaande tiebreak regels die na elke speelronde gehanteerd worden blijven dus zoals ze zijn. Pas na de laatste ronde hanteren we voor teams met hetzelfde aantal matchpunten het Batumi Tiebreak (BT) systeem. Hiervoor voegen we voor elk team zijn BT score aan zijn matchpunten toe. Lees verder… !
Zeer goed systeem lijkt mij! Volkomen logisch, je vraagt je af hoe het mogelijk is dat het nog niet eerder voorgesteld is. Constant presteren van begin tot eind wordt hiermee beloond, en dat is terecht. Een maximale score is iedere ronde van groot belang. Dit is ook in het belang van de fans. Die willen de absolute topspelers (zoals Carlsen) zo vaak mogelijk zien spelen en teams zullen die spelers voor een maximaal resultaat vaker willen inzetten.
Elke tiebreak-regeling heeft voor- en nadelen. In mijn optiek is de voorgestelde BT-tiebreak juist onlogischer (of “oneerlijker”) dan de huidige regeling. Het ELO-voordeel dat teams voorafgaande aan het hele toernooi hebben, blijft heel lang doorwerken in het BT-systeem. En dat ELO-voordeel heeft, voor de duidelijkheid, helemaal niets te maken met partijen die op de olympiade gespeeld worden.
Het voorgestelde systeem heeft wel nadelen. Heb je de pech in de eerste ronde tegen een land met 1 topper en 3 makkelijke tegenstanders te spelen dan win je met 3½-½, en niet met 4-0. Je concurrentie wint wel makkelijk met 4-0, geen topper op bord 1 als tegenstander.
Dan loop je meteen schade op in je BT score. Dat werkt door in ronde 2, want je bent niet bij de teams met twee keer 4-0.
Ik ben een warm voorstander van de progressieve score zoals dat ook in Echternach gehanteerd wordt. Kleine kans dat die van beide gelijk is en het is van belang dat je vanaf het begin af aan wint. Ook heb je het tot het einde in eigen hand en ben je niet afhankelijk van anderen. Bij teamwedstrijden zou ik het voor laten gaan op bordpunten. Gewoon, bij evenveel MP eerst de progressieve score bekijken.
Ten opzichte van de BT-score heeft de progressieve score in elk geval het voordeel dat deze slechts gebaseerd is op partijen in het toernooi zelf – en niet op prestaties uit het verleden. Maar bij een progressieve score worden de resultaten in eerdere ronden hoger aangeslagen dan resultaten in latere ronden. Terwijl het gevoelsmatig precies andersom zou moeten zijn: partijen in latere ronden zijn tegen belangrijkere tegenstanders en zouden dus juist hoger aangeslagen moeten worden! Daarom zou m.i. de omgekeerde progressieve score ook een goede tiebreaker zijn, oftewel hoe lager hoe beter.
Bij de laatste olympiade waren er vier tiebreakers: (1) matchpunten (2) aangepaste Sonneborn-Berger-score (3) bordpunten (4) aangepaste Buchholz-score.
Zelf zou ik een volgorde (1) – (3) – (4) – (2) prefereren, maar dat is vooral een kwestie van smaak. Ik vind olympiaderegeling echter goed verdedigbaar. Het enige nadeel, voor zover ik heb begrepen, is dat je pas weet wie de winnaar is als het gehele toernooi is afgelopen. Dat is misschien wat vervelend en ook spannend, maar toch niet “volstrekt absurd”?
Om in het voorbeeld te blijven: de wedstrijd Duitsland – Estland was van belang om de relatieve sterktes van beide landen te kunnen vaststellen. En die sterktes waren weer nodig om de “weerstand” te bepalen die medaille-kandidaten hebben ondervonden bij het behalen van hun eindscore, want zowel in de Sonneborn-Berger- als Buchholz-score tot uitdrukking komt.
“Terwijl het gevoelsmatig precies andersom zou moeten zijn: partijen in latere ronden zijn tegen belangrijkere tegenstanders en zouden dus juist hoger aangeslagen moeten worden! Daarom zou m.i. de omgekeerde progressieve score ook een goede tiebreaker zijn, oftewel hoe lager hoe beter.“
Het team dat in de eerste ronden veel wint, krijgt (in het algemeen) gedurende het toernooi zwaardere tegenstanders dan het team dat in het begin puntenverlies lijdt. Vandaar dat voor de progressieve score de eerste ronden het zwaarst meewegen, en niet de laatste.
Anders gezegd, de PS waardeert spelers/teams die het gehele toernooi bovenin staan, hoger dan spelers/teams die het van hun eindsprint moeten hebben. Terecht, lijkt me.
Daar heb je gelijk in. Daarom zou als Buchholz-score als eerdere tiebreak toegepast moeten worden; daarmee wordt immers de weerstand mee aangegeven. Als dat gelijk is, zou je dan vervolgens kunnen kijken naar de (al dan niet omgekeerde) progressieve score. En dan heb je de vraag wat zwaarder moet wegen: veel weerstand in het begin van het toernooi of juist veel weerstand aan het eind?
Die weerstand aan het einde is ongeveer gelijk, ze hebben immers ongeveer evenveel punten. Met de omgekeerde wordt in theorie een Zwitsers gambiet interessant, hoewel riskant en ratingverslindend.
Nu we het over tiebreakers hebben, vraag ik me af waarom nooit het volgende is geprobeerd: de som van de weerstandspunten van al je tegenstanders. Ik zal dat toelichten.
Weerstandspunten (ook wel Buchholz-score genoemd) zijn gedefinieerd als de som van de punten die al je tegenstanders hebben behaald. Het idee is dat dit getal een maat is voor de sterke van de tegenstand (oftewel de weerstand) die je hebt ondervonden. Een voorbeeld:
Team A heeft 15 matchpunten en 100 weerstandspunten. Team B heeft ook 15 matchpunten en 120 weerstandspunten. Conclusie 1: Team B heeft een betere prestatie geleverd dan A, want team B heeft bij hogere weerstand evenveel punten behaald als team A.
Tot zover niets nieuws. Maar nu:
Team C heeft tegen team A gespeeld, waardoor er 15 punten worden toegevoegd aan de weerstand van C. Team D heeft tegen team B gespeeld en krijgt daarvoor óók 15 weerstandspunten. Echter, de prestatie van team D moet bij gelijke matchpunten en weerstandspunten logischerwijs toch hoger worden aangeslagen dan die van team C, omdat team B (volgens Conclusie 1) nu eenmaal sterker was dan team A. Dat zou je kunnen uitdrukken in de nieuwe tiebreaker, waarvoor ik nog geen naam heb, waaraan voor team C 100 punten worden toegevoegd als gevolg van zijn tegenstander A en voor team D 120 punten voor zijn tegenstander B.
Klopt mijn redenering?
Het enige dat ik zou veranderen is dat ik het voordeel van hoger geplaatste teams eruit zou halen. Dit kan je doen door elke groep van gelijke MP+BP dezelfde score te geven. Als je dan vindt dat er te veel verschil in het begin ontstaat door halve punten verlies kan je zeggen dat de groep niet de laagste score krijgt maar de gemiddelde score.
Eens met verfijning van Yme Brantjes. Elk systeem gebaseerd op weerstand slaat in mijn ogen nergens op. Een team kan tegen jouw team een goede dag hebben en tegen andere teams er niks van bakken of andersom. Waarom zou dat van invloed moeten zijn op het eindresultaat?