“Kerst” de column van Schaakvereniging Promotie, door Theo Mooijman
De redactie van het blad van onze parochie mailde jongstleden maandag naar mijn echtgenote met de vraag of zij een stukje wilde schrijven over kerst. Elke invalshoek was goed, als het maar over kerst ging. ‘Ik zal er over nadenken’, dat is zo’n beetje het standaardantwoord van haar. Zeer verstandig want als ze overal ‘ja’ op zou zeggen, werkt zij zichzelf onvermijdelijk in de nesten. En ‘nee’, dat wil ze eigenlijk ook niet meteen zeggen, want ze weet hoe veel moeite de redactieleden elke maand weer moeten doen om het blad vol te krijgen. Toch was haar ‘Ik zal er over nadenken’ een soort afleidingsmanoeuvre.
Want het werkt zo: ze gaat meteen aan de slag en als het resultaat bevalt, zegt ze ‘ja”, terwijl ze ‘nee, helaas’ zegt als het niet echt wil lukken. Twee uur na het verzoek lag het concept er en kon ik mijn mening geven. Ze had gekozen voor jeugdherinneringen en die wijken af van de herinneringen van de doorsnee Nederlander. Want we praten hier over een gemengd gezin in de jaren vijftig. Een Nederlandse militair gehuwd met een Engelse vrouw, met een op Engelse leest geschoeid gezin. Redactie dolblij, het verhaal verschijnt in ‘Rots en Bron’ van december en is dan ook te lezen op de website van de Norbertus-parochie. Bij het opslaan van het bestand troffen we trouwens al een kerstverhaal aan, in 2013 geschreven als gast-columniste voor een huis-aan-huisblad. Waren we glad vergeten. Een beetje aanpassen en we hebben volgend jaar een nieuw stukje voor Rots en Bron.
Kerst in een Hollands gezin is een stuk meer relaxed dan in een Engels gezin. Bij ons zat de spanning bij Sinterklaas. De kerststal en de kerstboom en een van beide dagen naar de grootouders: dat was het. Wat mij altijd bij zal blijven zijn de voorrondes van het jeugdkampioenschap van de Haagsche Schaakbond die in de kerstvakantie werden gehouden. De locatie was immer het Johan de Witt lyceum aan de Nieuwe Duinweg in Scheveningen. Ik had de luxe dat ik er met tramlijn 14 zonder overstappen heen kon. Op mijn zestiende lukt het mij een groep te winnen. Ik had het paringsnummer 1 en dan ging het er meestal alleen nog maar om wie jouw ‘nummer zeven’ zou worden. Want er werd voor gezorgd dat de sterkste spelers elkaar in de laatste ronde zouden ontmoeten. Mijn nummer zeven werd Ingrid Jansen een frêle meisje dat toen al haar ogen zwart opmaakte en later als Ingrid Tuk tot de dames-top zou gaan behoren en in 1968 zelfs Nederlands kampioene werd.
In de finale was ik kansloos en haalde nog geen 50%. Rosenthal, Happel, Stam, Plomp, dat zijn de namen die mij nog bijstaan uit de finale-groep. Ik meende dat Stam (toen leerling van het St.Jans college) winnaar werd. Terwijl de andere drie bekende schakers zijn geworden, heb ik van hem niets meer gehoord of gezien. Voor degenen die naar aanleiding van deze column op Google zijn gaan zoeken en het Volkskrant-artikel van Max Pam uit 2008 zijn tegengekomen dan wel een recentere ‘uitwisseling van woorden’: haar meisjesnaam is Ingrid Jansen.