Black is Back!
Zwart is terug! Of beter gezegd: Andras Adorjan is terug. Na Black is OK! (1988), Black is still OK! (2004) en Black is OK Forever! (2005) komt Adorjan opnieuw met een boek waarin de zwartspeler centraal staat. Met dit boek hoopt de schrijver zijn lezers ervan te overtuigen dat het witte (openings)voordeel allerminst vanzelfsprekend is en dat winnen met zwart begint met het hebben van de juiste instelling. En met schrijver bedoel ik eigenlijk schrijvers. Peter Boel heeft naast zijn redactionele werkzaamheden namelijk ook hoofdstuk 6 voor zijn rekening genomen.
Wie is Andras Adorjan?
Andras Adorjan is een Hongaarse grootmeester, geboren in 1950. Hij is drievoudig Hongaars kampioen en heeft onder andere Garry Kasparov en Peter Leko bijgestaan als secondant. Tevens was Adorjan lid van het Hongaarse team dat in 1978 de gouden medaille wist te bemachtigen op de Olympiade in Buenos Aires. In 2000 hing hij de schaakstukken aan de wilgen. Als schrijver is Adorjan vooral bekend geworden door zijn eerder genoemde Black is OK boeken.
Adorjan is naar eigen zeggen extreem extravert. Het is dan ook niet gek dat er in Black is Back! veel verhalen over zijn carrière en tijdgenoten de revue passeren. Adorjan verkondigt zijn boodschap (Black is OK) in een persoonlijke en levendige schrijfstijl. Zijn enthousiasme voor zwart steekt hij niet onder stoelen of banken. Zo wordt BLACK regelmatig in hoofdletters geschreven en worden alle diagrammen vanuit het zwarte perspectief bekeken (dus met h8 linksonder). Daarnaast wint zwart op één uitzondering na alle partijen in dit boek.
Hoofdstuk 1: Wishful Thinking?
In het eerste hoofdstuk stelt Adorjan dat bijna elke schaker (grote) problemen met zwart heeft. De oorzaak? Er wordt te weinig aandacht aan het zwartrepertoire besteed. De auteur maakt in dit korte hoofdstuk een vergelijking tussen schaken en boksen. Ook krijgt het geheel een filosofisch tintje als het gaat over geluk, Gandhi en de bijna-doodervaring van Adorjan. Hij droomt ervan dat beginnende schakers in de toekomst leren dat de beginstelling gelijk is – of liever, dat de kansen gelijk zijn. Dat het recht (of de plicht!) om te beginnen geen voordeel oplevert. Maar is dat geen wishful thinking?
Het hoofdstuk wordt afgesloten met een achttal ‘Appetizers’. Dit zijn kritieke momenten van partijen die in de rest van het boek te vinden zijn. Een mooi voorbeeld:
Bovenstaand diagram komt uit de partij Ribli – Adorjan, Hungary tt 1983. Wit heeft zojuist 27.Dc3 gespeeld om het schaak op te heffen en zwart slaat toe met 27…Lf1!!.
Hoofdstuk 2: The Way It All Started
Dit hoofdstuk is eerder verschenen in Black is still OK!. Adorjan ziet het als een soort manifest dat geleidelijk ontwikkeld is. Na de dood van Adorjans moeder in 1985 gaat hij nadenken over de betekenis van het leven. Hij wil iets blijvends achterlaten, ook na zijn eigen dood. Schrijven is een van zijn hobby’s en hij komt erachter dat hij onbewust altijd al een voorkeur heeft gehad voor de zwarte stukken. Zo is zijn Black is OK! missie ontstaan. Adorjan weet het mooi te verwoorden:
“I didn’t actually feel that I had found my mission – it was the other way around. I was probably predestined to do this; it was my calling, all I had to do was listen to the message.”
In het vervolg maakt Adorjan duidelijk dat hij alleen claimt dat zwart OK is. Niets meer en niets minder. Hij wil aan de hand van wetenschappelijke experimenten de waarheid achterhalen.
Hoofstuk 3, 5, 7 en 10: Black Is Brutal I t/m IV
In de Black is Brutal hoofdstukken zijn uitsluitend winstpartijen te vinden van Adorjan. Met zwart uiteraard. Zijn partijen uit de periode 1962 tot en met 1999 zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Peter Boel schrijft in het voorwoord dat het geen samenstelling is van de beste partijen van Adorjan, meer een overzicht van zijn lange carrière. Net als in zijn vorige Black is OK boeken zijn er regelmatig analyses te vinden waarin de varianten niet op lijken te houden. Maar wie een betere schaker wil worden, moet nou eenmaal de handen uit de mouwen steken. Boel merkt verder op dat de analyses meer inspiratie dan instructie bieden. Maar, zo gaat hij verder, is inspiratie niet de beste vorm van instructie?
Een typisch voorbeeld uit deze hoofdstukken is de partij Szabo – Jocha, Budapest 1963. Jocha was voorheen de achternaam van de auteur, voordat hij die in 1968 veranderde in Adorjan.
Kenners zullen ongetwijfeld de Marshall variant van het Spaans herkennen. Adorjan speelde graag dynamische openingen met zwart en hij was niet te beroerd om een pion te offeren voor activiteit.
14…Pxh2!? 15.Ld5 (15.Kxh2 Dh4+ 16.Kg1 Lxg3 is goed voor zwart. Een betere poging voor wit is 15.Dh5!) 15…Lxg3! 16.fxg3 Dxd5 17.Kxh2 Lb7 18. Tg1 Tae8 19.Lf4
19…Te1!! 20.c4 Txg1! (Niet 20…bxc4?? 21.Pc3 +-) en zwart wint.
Hoofdstuk 4: The Dogma is Dead – BLACK is BACK!
Het dogma dat centraal staat in hoofdstuk 4 is dat wit in het voordeel is, omdat hij mag beginnen. Om dit te ontkrachten komt Adorjan met een aantal interessante tegenargumenten. Zo eindigt een perfecte partij (volgens onder meer Steinitz, Lasker en Capablanca) in remise. Zonder een fout van de tegenstander kun je niet winnen. Daarnaast is het voor zwart makkelijker om een repertoire op te bouwen dan voor wit (waarover verder wordt uitgeweid in hoofdstuk 9). Ten slotte gaat het over de psychologische kant van het verhaal. Zwart probeert in sommige gevallen niet eens meer te winnen en kiest voor een mindere stelling. Daardoor speelt wit op twee resultaten: winst of remise.
Het vervolg van het hoofdstuk gaat over statistieken. De vrouw van Adorjan is statisticus. Zij heeft hem geholpen om een hoop dingen te begrijpen. Adorjan haalt de scores van de top 100 mannen en de top 50 vrouwen erbij. Elke speler, met uitzondering van Peter Leko, heeft een plusscore met zwart. Adorjan benadrukt echter al snel dat de statistieken slechts gebruikt moeten worden ter oriëntatie. De spelers hebben namelijk een nog grotere plusscore met wit. Dat wit in het algemeen beter scoort, komt volgens hem vanwege “a tremendous manipulation scheme against the black side”. Ook zit het bij de zwartspeler tussen de oren en is de voorbereiding vaak ondermaats.
Hoofdstuk 6: It Doesn’t Matter… Or Does it?
Hoofdstuk 6, geschreven door Peter Boel, gaat over Nakamura vs Gelfand en Gelfand vs Nakamura. De statistieken tussen twee spelers zijn vaak niet in het voordeel van de zwartspeler, zeker niet op het hoogste niveau. Een bijzondere uitzondering is Gelfand tegen Nakamura. Tot eind 2013 won zwart 12 van de 13 onderlinge partijen! Een leuke toevoeging in dit hoofdstuk is dat beide hoofdrolspelers (Gelfand en Nakamura) aan het woord komen. Daarnaast worden de partijen uiteraard aan een analyse onderworpen. Een mooi voorbeeld is Gelfand – Nakamura, Bursa Wch tt 2010 (5).
Nakamura speelt het thematische 23…Pxg2! en Gelfand grijpt meteen mis. (24.Kxg2 is de beste zet, en na 24…Tg7 heeft zwart voldoende compensatie.) 24.dxc7? Pxe1! 25.Dxe1 g2+! 26.Kxg2 Tg7+ 27.Kh1 Lh3 28.Lf1
En nu maakt Nakamura het bijzonder fraai af met 28…Dd3!.
Hoofdstuk 8: Black Magic in the Tal Memorial 2013
Dit hoofdstuk gaat over het Tal Memorial in 2013. In het Tal Memorial was zwart niet alleen OK, maar zwaar superieur. Volgens Adorjan gebeurt zoiets maar eens in de honderd jaar. Zwart wist bijna twee keer zoveel partijen als wit te winnen (11 tegenover 6). Alle zwartoverwinningen worden geanalyseerd. Er volgt tevens een verwijzing naar Hastings 1895. In dat toernooi wisten alle zeven (top)spelers met zwart beter te scoren dan met wit. En dat over 21 partijen!
Hoofdstuk 9: Who’s the Boss?
Nee, dit hoofdstuk gaat niet over Garry Kasparov. Het gaat erover wie de baas is in de opening. Om 1.e4 of 1.d4 te spelen moet wit een hoop varianten kennen. Na 1.e4 kan zwart bijvoorbeeld kiezen voor het Scandinavisch, de Aljechin, de Modern, de Pirc, de Caro Kann, het Siciliaans, het Frans of 1…e5. Wit moet op al die zetten een antwoord hebben. Zwartspelers hebben het makkelijker. Die hoeven maar één wapen te hebben tegen 1.e4 en 1.d4 (en de andere openingszetten). Om te bewijzen dat het voor zwart minder werk is om een repertoire op te bouwen, heeft IM Endre Vegh de mogelijke varianten na 1.e4 en 1.d4 uitgewerkt.
Hoofdstuk 11: All Kinds of Reflections
In dit hoofdstuk volgt een korte verwijzing naar een essay van Adorjan uit 1995: ‘BLACK IS OK – or the Presumption of Innocence in the Game of Chess’. De onschuldpresumptie houdt simpelweg in dat iemand onschuldig is totdat het tegendeel bewezen wordt. Volgens Adorjan geldt dat ook in het schaken! De beginstelling is gelijk, totdat wit het tegendeel bewijst. Er komen tientallen reacties op de essay van Adorjan aan bod. Bekende en minder bekende schakers reageren op twee sleutelvragen. Hoe eindigt een perfecte schaakpartij? En wat zijn je subjectieve gevoelens en ervaringen bij het spelen met wit en zwart?
Hoofdstuk 12: Connections
Hoofdstuk 12 is een eerbetoon aan 43 personen van wie Adorjan iets heeft geleerd, met wie hij heeft samengewerkt of wie hij dankbaar is. Om die personen te eren volgt een kort stukje tekst gevolgd door een schaakpartij. En je kunt vast raden wie die partijen wint… Zwart! Al is in dit hoofdstuk ook de enige partij in het boek te vinden die wit wint. En hoe zou de witspeler heten die de partij wint? Adorjan! Al moet ik er wel bij zeggen dat dit de enige bekende partij is van de zwartspeler in kwestie.
Conclusie
Black is Back! is een boek dat je aan het denken zet. Bestaat er wel zoiets als een openingsvoordeel voor wit? Of zit het vooral tussen mijn oren? Hoe komt het eigenlijk dat de statistieken in het voordeel van wit zijn? Moet ik niet meer tijd besteden aan mijn zwartrepertoire? En kiezen voor meer dynamische openingen? Het is niet vanzelfsprekend dat wit een openingsvoordeel heeft en Adorjan geeft hiervoor overtuigende argumenten. Om zijn woorden kracht bij te zetten heeft hij zo’n tweehonderd inspirerende zwartpartijen geanalyseerd in dit boek, waarmee hij zijn 30 jaar durende missie van Black is OK! wil besluiten.
Meer informatie en bestelmogelijkheden:
Uitgeverij en webshop New in Chess