“Speurtocht” door Theo Mooijman. Column van Schaakvereniging Promotie.
Een tijdje geleden werd ons gevraagd een hele zondagmiddag op te passen op drie buurkinderen.
Natuurlijk zeiden we ja. We hebben er zelfs ruimte voor gemaakt door de afspraak die we hadden te verplaatsen naar zaterdagmiddag. Het is immers een vreugde iets voor een ander te kunnen doen.
‘Wie goed doet, goed ontmoet’ is zeker geen loos gezegde. Mijn buurman heeft een uitgebreide inventaris aan gereedschappen en is altijd bereid die ten mijne faveure in te zetten.
Ruim vier uur lang kinderen in de leeftijden van 7, 5 en 3 amuseren is geen gemakkelijke opgave, ook al ben je met zijn tweeën en heb je ruime ervaring. De vorige keer had mijn echtgenote koekjes met ze gebakken en daarna versierd. Een flinke kliederboel, door ons op te ruimen. Ze mochten de koekjes mee naar huis nemen. Al met al een groot succes.
Voor deze keer kwam mijn echtgenote op het lumineuze idee om naar het plaatselijk museum te gaan. Voor kinderen is er een speurtocht en aangezien het pientere, leergierige kinderen betreft hadden we er vertrouwen in dat wij er een groot deel van de middag zouden kunnen doorbrengen. Als tactiek hadden wij bedacht alles zo langzaam mogelijk te doen en steeds de attentie van de kinderen te vragen voor hetgeen we tegen kwamen. De aanwijzingen die zij moesten vinden, zaten altijd op kindhoogte en werden dus gemakkelijk door ons gemist. Na verloop van tijd werd het zaak een paar aanwijzingen eerder te vinden dan de twee oudsten. De jongste van drie was natuurlijk nooit de eerste bij het vinden van een plaatje en dat begon invloed te krijgen op haar humeur. Een beetje ongemerkt ben ik met haar naar een andere zaal gelopen om voor haar twee plaatjes te vinden, die zij straks triomfantelijk aan haar broer en zus kon aanwijzen. De verhoudingen waren zodoende weer hersteld en zij was weer opgeruimd.
Met nog twee zalen te gaan bekroop mij het gevoel dat wij er een stuk of vier gemist hadden.
Terwijl mijn echtgenote ze nadrukkelijk bezig hield, spoedde ik mij naar de receptie om te vragen waar zich de overige aanwijzingen bevonden. Met die kennis gewapend, kon ik het gezelschap nog eens door enkele zalen leiden en zo kwam uiteindelijk de geheel speurtocht af. Een spekkie en een sleutelhanger gaf het museum als beloning.
Een van de door ons bezochte zalen was de leeszaal. Een aanwijzing voor de speurtocht was er niet te vinden, maar het archief en de bibliotheek van onze schaakvereniging wel. De directeur van het museum schaakt zelf (bij een andere vereniging, in zijn woonplaats) en hecht er waarde aan dat archief en schaakboeken behouden blijven. Enkele jaren geleden heb ik met opluchting van zijn daartoe strekkende uitnodiging gebruik gemaakt. Niemand wil meer archieven (die ook nog eens de neiging hebben steeds uit te dijen) thuis hebben en het zelfde geldt voor de bibliotheek.
Om nog extra aandacht aan het schaken te geven, bevindt zich in de leeszaal ook een schaakbord met stukken die de indruk wekken uit een voor jonge mensen ver verleden te stammen.
Bij mijn vorige bezoek aan het museum in januari, heb ik er enkele zetten van het Slavisch op uitgevoerd. Daar was nu niets meer van te zien. Het was verworden tot een fantasie-stelling.
Dat kon ik niet zo laten staan. Toen ik wegging stond er een Spaanse stelling op het bord.