Begrijp wat u doet: Het Hollands (deel 3): de Stonewall
Zoals voor alle liefhebbers van het Hollands duidelijk is geworden, is de tijd gekomen dat de beroemde/beruchte Stonewall behandeld gaat worden. De naam zegt het eigenlijk al: zwart heeft op de witte velden een soort ‘muur’ opgeworpen die in de praktijk vrij lastig te slechten valt door wit.
(Schematisch diagram 1)
Het eerste diagram geeft de basisstelling van de Hollandse Stonewall weer. De stelling vertoont door deze zwarte opstelling een redelijk gesloten stelling waarin beide spelers aan twee kanten van de pionnenstructuur hun stukken naar zo goed mogelijke velden zullen proberen te manoeuvreren. In het oog springt het ‘gat’ op e5 dat zwart heeft laten vallen. Dat veld wordt niet meer door eigen pionnen bestreken en dat houdt in dat wit daar graag een stuk (liefst een paard) naartoe zal willen spelen. Als dit paard aan de tand gevoeld wordt door een vijandelijk stuk (ook liefst een paard) zal wit in sommige gevallen graag met een stuk willen terugslaan als zwart overgaat tot een ruil. Maar vaak ook met een pion om zijn ruimtevoordeel te bevestigen. Vandaar dat sterke schakers het volgende hebben bedacht (zie het tweede schematische diagram).
(Schematisch diagram 2)
Het gebruikelijke witte plan is om de paarden op de velden d3 en f3 te positioneren. Het paard van f3 wil dan naar e5 springen om met f2–f3 (niet alleen het lastige zwarte paard op e4 te verdrijven) maar ook om ooit e2–e4 maximaal druk te kunnen zetten op de zwarte pionnenstructuur. Hij kan zelfs in een later stadium proberen g3–g4 erbij te spelen. Zoals we in dit schematische diagram ook meteen zien, maakt zwart veelal ook gebruik probeert te maken van veld e4 door daar een paard te posteren. Daarom slaat wit twee vliegen in één klap als hij daarna Pf3–e5 kan spelen. Met f2–f3 kan hij het zwarte paard van e4 wegjagen en op den duur hoopt hij de ideale stelling met e2–e4 voor elkaar te krijgen. Op dat moment begint de ‘muur’ namelijk te kraken. Het is evenwel niet zo eenvoudig om de paarden op de ideale velden d3 en f3 te krijgen (zie het derde schematische diagram)
(Schematisch diagram 3)
Een speelwijze is om in de opening met Pb1–d2 te beginnen en dan het andere paard van f3 snel naar e5 te spelen. Dat paard moet dan terug naar d3 zodat het paard van d2 via f3 naar e5 gespeeld kan worden. Een andere manier is om Pb1–d2–f3 te spelen en het andere paard via g1–h3–f4 naar d3 te spelen (zie gele pijltjes). Maar om het f-paard uiteindelijk op e5 te krijgen, duurt lang. De witte paardmanoeuvres zijn tijdrovend en zwart kan soms met de scherpe actie … g7–g5 ruimte creëren op de koningsvleugel. Daarmee beoogt hij soms om … g5–g4 te spelen, zodat de witte actie e2–e4 op losse schroeven komt te staan. Dat brengt ons op een paar mogelijke plannen voor zwart.
(Schematisch diagram 4)
De zwarte stukken in de Stonewall staan soms opgesteld om een aanval op de koningsstelling op te zetten. Dat gaat gepaard met de opmars …f5–f4 eventueel voorafgegaan door …Dh5 en/of …Pdf6. Maar ook liggen er mogelijkheden in het centrum of op de damevleugel.
Na deze algemene bespiegelingen wordt het tijd om eens naar een ‘uitsnede’ van het variantencomplex van deze opening te kijken.
1.d4 f5 2.g3
Ik kies voor de meest gebruikelijke zet in deze stelling. Wit speelt graag zijn loper naar de lange diagonaal. Als wit ervoor kiest om geen opstelling met g2–g3 in te nemen, heeft zwart soms meer kans op een initiatief tegen de witte koningsstelling. Uiteraard kan wit op verschillende momenten ook een normale zet als 2.c4 spelen. In dit tijdbestek zullen we deze mogelijkheden niet telkens kunnen bespreken, hoewel het soms tot andere consequenties kan leiden.
2…Pf6 3.Lg2 e6
I) Pf3
Een volstrekt normale ontwikkelingszet maar de zaken in deze opening liggen bepaald niet voor de hand soms.
Zoals we in de schematische diagrammen al min om meer geconstateerd hebben, is het bijvoorbeeld op dit moment voor wit interessant om even te wachten met een paardzet en dan te kiezen voor een zet als 4.c4 Het antwoord is dan vaak 4…Le7 Zwart wacht even af, maar met deze loperzet ontneemt hij zichzelf wel een bepaalde mogelijkheid.
Als hij van plan is de Stonewall te spelen, kan hij ook meteen voor … d7–d5 gaan om daarna de loper naar d6 te ontwikkelen. 4…d5 (zie diagram)
Hij kan dan een eventueel plan van wit om met b2–b3 (en Lc1–a3 de goede loper van zwart af te ruilen) opvangen met … Dd8–e7. Hier is zo’n moment dat wit ook het paard naar de rand kan spelen met 5.Ph3 Ld6 6.0–0 c6 Op deze manier kan de loper fraai naar f4 ontwikkeld worden met 7.Lf4 waarna zwart min of meer gedwongen wordt om zich aan deze voor hem ongunstige ruil te onttrekken met 7…Le7 zoals gespeeld werd in Sakaev-Dolmatov, 2002. Wit had nu veld e5 stevig in handen en slaagde erin om de druk verder op te voeren in deze partij.
A) Als van te voren bekend is dat de tegenstander graag Stonewall speelt is het soms slim om het paard via h3 te ontwikkelen. Ph3 0–0 6.0–0 d5 (Nu wit zijn koningspaard naar de rand heeft ontwikkeld, kan zwart natuurlijk ook kiezen voor de opstelling die we in de vorige rubriek tegenkwamen: 6…d6) 7.b3 c6 Hier ontstaat een splitsing met verschillende ideeën.
A1) Zwart heeft met de Stonewall veel pionnen op wit gezet. Zoals we al geconstateerd hebben, betekent dat dat zijn dameloper (op c8) behoorlijk slecht kan worden. Sommige witspelers kiezen er dan ook voor om de andere loper, de ‘slechte’ van wit, af te ruilen tegen zwarts goede loper (die van e7). 8.La3 Lxa3 9.Pxa3 De7 Diagram
10.Dc1 zoals voorkwam in Richter-Djurhuus, 2006.De paarden worden dan samen gericht op het kwetsbare veld e5. Deze (eerdergenoemde) manoeuvres (Pb1xa3–c2–e1–f3/Pg1–h3–f4–d3) lijken tijdrovend, maar zwart kan in de tussentijd ook niet echt actief worden. overigens heeft zwart meerdere methoden om zich te verweren. Zo is het verstandig om zijn loper op c8 een zekere toekomst te geven. Dat kan met … b7–b6, Lc8–b7 en na … Pb8–d7 ooit te proberen om zijn spel te bevrijden met … c6–c5.
A2) 8.Lb2 Dit is zo’n type stelling waarin wit kan proberen zijn paarden op e5 te richten. Zwart heeft meerdere opties. Een belangrijk idee is – nadat hij zijn ontwikkeling heeft voltooid – om met … h7–h6 gevolgd door … g7–g5 te gaan werken. Dat moet hij op het juiste moment doen omdat hij soms zichzelf te veel verzwakt. ;
B) Pf3 De meest logische voortzetting. 5…0–0 6.0–0 d5 (Het systeem met 6…d6 kwam in de vorige aflevering aan de orde.) 7.b3 c6 8.La3 Deze optie, om zwarts goede loper af te ruilen, wordt door veel spelers, gelicht. Echter na 8…Lxa3 9.Pxa3 De7 10.Pc2 Pbd7 11.Pce1 waarna wit klaarstaat om zijn optimale opstelling met een paard op d3 voor elkaar te krijgen, antwoordde zwart in de partij Huzman-Moskalenko, 1988) heel adequaat 11…dxc4!? 12.bxc4 e5 waarmee hij zijn spel aardig wist te bevrijden.;
4…d5
Om de loper niet naar e7 maar naar d6 te ontwikkelen. Met een loper op d6 kan zwart het plan van wit (om met b2–b3 en Lc1–a3) zwarts goede loper af te ruilen, opvangen met … Dd8–e7. Het plan kan hij overigens niet helemaal verhinderen, want wit kan met Lc1–b2 en Dd1–c1 dat plan toch doorzetten, maar dat is allemaal wat tijdrovend. De loper op d6 ondersteunt mogelijke acties met … f5–f4, vandaar dat er wat te zeggen is om de loper op d6 te ontwikkelen.
Vaak houdt zwart in het midden of hij wel of niet de Stonewall wil spelen en daarom kiest hij toch in veel gevallen voor 4…Le7 5.0–0 (Ook hier kan 5.c4 weer.) 5…0–0 6.c4 d5 (We hebben eerder het systeem met 6…d6 behandeld.) En nu:
A) De mogelijkheid 7.Pbd2 is geen onbelangrijke. Wit kan zijn beoogde paardopstelling (zie bovengenoemd plannenschema) zo vrij snel bereiken. 7…c6 8.Pe5 Pbd7 9.Pd3 Pe4 10.Dc2 Lf6 11.Pf3 Kh8 (Mogelijk is ook het stereotiepe plan met ..De8 Toshkov-Batchinsky, 1989, waarmee zwart zich flexibel verdedigt.) 12.b3 Kasparov-Short, 1987 met een spannende stelling.;
B) Veel gespeeld wordt hier 7.b3 om Lc1 in het spel te betrekken. 7…c6 Diagram
B1) Maar ook de normale patronen na 8.Lb2 kunnen natuurlijk ook. Zwart heeft hier verschillende ideeën (zoals met …b7–b6 en …Lc8–b7); meest gebruikelijk is het omspelen van Lc8 naar betere oorden. 8…Ld7 9.Pbd2 Le8 10.Pe5 Pbd7 11.Pd3 Ld6 Moskalenko-Bellin, 1993. (Of 11…g5 zoals in oude partijen van Hans Böhm te zien is.) ;
B2) Een positioneel concept is verbonden met de ruil van de zwartveldige lopers. Veld e5 wordt kwetsbaarder. 8.La3 Lxa3 9.Pxa3 De7 Diagram
De witte paarden zijn wederom op weg naar de ideale velden.
5.0–0 Ld6 6.c4 c6 7.b3 De7
Zoals hierboven aangegeven verhindert zwart (tijdelijk) de actie met Lc1–a3.
8.Lb2 0–0
9.Pbd2
In een partij Paunovic-Beliavsky, 1992 krijgen we een mooi beeld te zien van de plannen die zwart in dit type stellingen kan spelen. Zo werd de loper van c8 naar h5 omgespeeld en kreeg zwart over het hele bord spel. Aanhangers van het witte spel moeten de partij Christiansen-Rodriguez, 1988 maar eens goed bestuderen. Daarin laat de Amerikaan zien hoe hij zijn ruimtevoordeel op fraaie wijze in winst kan omzetten.
Het plan met 9.Dc1 blijkt toch ietwat traag, hoewel wit na 9…b6 10.La3 Lb7 11.Lxd6 Dxd6 12.Da3 Dxa3 13.Pxa3 Pbd7 14.Tac1 Tac8 15.Tc2 in de partij Marin-Varlan, 1994 een prettig plusje bezat.
II) 4. Ph3
Dit lijkt een beetje vroeg, zeker nu zwart zijn kaarten (d7–d5 of d7–d6) nog niet op tafel heeft gelegd. 4…Le7 5.0–0 0–0 6.c4 d5 (Het lijkt overigens raadzaam voor zwart om in deze stelling te opteren voor 6…d6 met een overgang naar het type stelling dat in de vorige aflevering aan bod kwam.) Opnieuw kan wit vanaf hier verschillende paden bewandelen.
A) Hier wordt soms ook 7.Dc2 gespeeld. Een mogelijk spelverloop is dan 7…c6 8.Pd2 De8 9.Pf3 Pe4 10.b3 (10.Pf4 kan ook meteen.) ..Pd7 11.Pf4 Ld6 12.Pd3 zoals op het bord kwam in de partij Piket-Timman, 1995. Beide spelers hebben zo’n beetje de basisplannen voor elkaar, de strijd kan beginnen!
B) 7. b3 Wederom een lastig moment voor zwart.
B1) Na het normale 7…c6 8.Lb2 De8 9.Pd2 lijkt zwart in de praktijk al behoorlijk in de problemen. Zo is er een partij waarin zwart met het wat vreemde 9…Pg4?! kwam. Wit antwoordde in de partij Beliavsky-Byrne, 1980 heel energiek met (Niet zo handig is 9…Pe4 zoals bleek in de partij Kalinitschew-Sykora, 1990. 10.Pxe4 fxe4 11.f3 bleek nu heel sterk te zijn voor wit.) 10.e4!? (Maar waarschijnlijk was 10.Pf4! nog veel sterker.)
B2) Nu wit zijn opstelling laat afhangen van de gangbare Stonewallkenmerken, moet zwart het misschien wat onorthodox aanpakken. Dat deed Jussupow met 7…Pc6!? In een rapidpartij tegen Genutis, 2006, stuurde hij aan op het doorzetten van … e6–e5 en kreeg daarmee gelijk.
Belangrijkste illustratieve partijen:
- Petrosian-Bondarevsky, 1950
- Gligoric-Ponomariov, 1998.
- Richter-Djurhuus, 2006.
- Sakaev-Dolmatov, 2002.
- Kasparov-Short, 1987.
- Moskalenko-Bellin, 1993.
- Paunovic-Beliavsky, 1992
- Christiansen-Rodriguez, 1988
- Marin-Varlan, 1994
Geraadpleegde bronnen:
– Megadatabase van Chessbase
Eerdere afleveringen van deze rubriek, waarbij u de illustratieve partijen interactief kunt naspelen en downloaden, treft u aan op www.schaaksite.nl/2013/05/03/overzicht-begrijp-wat-u-doet/
Reageren? Stuur een e-mail naar hgrooten@xs4all.nl.
Het is in ieder geval een mooie verslag om wat aan toe te voegen wat onderbelicht is gebleven.
1) Om te beginnen is het verstandig om de Le7 variant klassieke Stonewall en Ld6 moderne Stonewall te noemen.
2) Het Lc8-d7-e8-h5 is tegenwoordig niet meer de hoofdvariant, dat is vervangen door b6+Lb7 systemen.
3) Pas op met Kramnik partijen. Veel auteurs gaan er prat op dat de grote Kramnik de Stonewall veel gespeeld heeft, maar zeggen er niet bij dat hij toen in de 2400+ zat.
4) Technisch gezien is de witveldige zwarte loper een ‘slechte loper’, maar zowel IM Lilov als GM Kritz geven in hun (aparte) video serie over de Stonewall uitstekende voorbeelden dat praktisch gezien wit amper iets heeft aan zijn betere loper. Neem alle stukken van het bord op de lopers na en het is potremise.
5) Voor mij is het raadselachtig een Stonewall verslag te schrijven zonder de variant waarin wit een dubbele f-pion aanneemt; Lc1 naar f4 dan slaat zwart via Ld6 naar f4 en dan slaat wit met gxf4. Het zwarte plan is dan Kh8+Tg8+g5
6) Zelf heb ik veel gehad aan FM Brabo. Inderdaad geen GM, maar wel een 2300 speler die al 20 jaar Stonewall speelt en een aantal mooie verslagen heeft gemaakt op zijn site. schaken-brabo.blogspot.nl/ en tik in het zoekveld Stonewall. Het is me toch al een raadsel dat GM’s soms zonder ook maar 1 partij in een opening te hebben gespeeld rustig openingsboeken erover schrijven. Bij Brabo heb je een door en door ervaren Stonewall speler die belangrijke ontdekkingen heeft beschreven die ik in geen enkele andere bron heb terug gevonden.
7) De sterkste schaak entiteit ter wereld, onze Stockfish, is uiterst in zijn nopjes met de Stonewall. De b6+Lb7 variant evalueert hij zelfs maar op 0.1, daar kan zwart in de opening blij mee zijn. Visueel voor mensen ziet de Stonewall er soms lelijk uit, maar de computer onderbouwt het solide imago. Win maar eens van dat lelijke systeem, das andere koek!
En ik zag 1 tikfout; Lc8-b6 dat mag niet. 😉 Alleen Oostblok GM’s die zonder eten zitten en prijzengeld moeten winnen om in leven te blijven mogen dat.
Overigens was mijn allereerste Stonewall partij vorige maand een ramp. En mijn 85 jarige 2050 tegenstander hield me op remise. Frappant is dat ik juist mijn goede loper expres afruil, een idee wat ik van GM Kritz had gehoord en waarvan Stockfish bevestigd dat het prima speelbaar is.
Mijn ervaringen met de Stonewall hebben me geleerd dat de zet …b5 interessant is als wit b3 doet zonder c4. Dus in de partij van Jaap A. 6…b5!? 7. La3?! b4!. Op 7.c4 kan iets als …b4, of …c6 of …a6.
Op top GM niveau zijn de stasistieken zelfs tegen lopers ruilen op a3, dat geeft te weinig winstkans. Hoewel het soms zo is dat je idd kunt spelen op goede loper versus slechte loper, werkt dat uiterst slecht voor wit in de Stonewall. Jouw b5 plan wordt veel gespeeld door GM Agdestein. De reden dat Magnus een paar Stonewall partijen heeft gespeeld is denk ik de invloed van zijn trainer/manager Agdestein.