“Iedereen blij” door Theo Mooijman. Column van Schaakvereniging Promotie.
In onze sport kennen wij het fenomeen ‘gezamenlijke laatste ronde’. Zo iets kan natuurlijk alleen bij weinig ruimte vragende sporten. Geen complex heeft voldoende zalen om bijvoorbeeld een gezamenlijke laatste ronde zaalkorfbal te organiseren. Hier in het Noorden des lands vinden er elk jaar wel een paar gezamenlijke laatste rondes plaats. Niet voor elke klasse, daarvoor reikt de polsstok niet ver genoeg. Er zit namelijk een financieel plaatje aan. Een fikse zaal huren, in plaats van de kleine zaal die volstaat voor één thuiswedstrijd, dat kan niet elke vereniging opbrengen.
Het is daarom niet zo dat er een wachtlijst bestaat van verenigingen die staan te dringen om de organisatie (en de kosten) op zich te nemen. Het is elk jaar weer afwachten of er een (middel)grote vereniging denkt ‘kom, laten wij dit jaar maar eens’.
De gezamenlijk laatste ronde heeft iets weg van wat wij uit de voetbalsport kennen. De twee laatste ronden van het seizoen worden alle wedstrijden op de zelfde dag gespeeld en beginnen op het zelfde tijdstip. In Engeland houden ze het trouwens maar op één wedstrijddag in plaats van de in Duitsland en Nederland gebruikelijke twee wedstrijd-dagen. Het uitgangspunt was geen beïnvloeding van de tussenstanden op de te kiezen tactieken. De radioverslagen van ‘Langs de lijn’, door officials en toeschouwers beluisterd via draagbare radiootjes, brachten al informatie waar naar gesmacht werd.
En hadden natuurlijk al invloed.
Tegenwoordig ontbreekt het er nog net aan dat de spelers ‘een oortje’ in hebben, maar de trainer en zijn staf zijn precies op de hoogte van het wel en wee op de andere velden via apps op de mobiele telefoons. En ook het tot hoge kunst verheven tijdrekken, leidende tot verplichte tijd-bijtelling, zorgt er voor dat ook het gelijk eindigen van elke wedstrijd illusoir is.
In onze sport hebben we de illusie dat zo’n gezamenlijke laatste ronde niet alleen een feest van herkenning is, maar dat dat er ook voelbare en zichtbare spanning is bij de wedstrijden waar nog iets op het spel staat. Aardig daarbij is dat onze (non-playing) captains rond kunnen lopen en afhankelijk van de standen op de borden in andere matches kunnen aansporen tot consolideren of risico’s nemen.
Mijn team moest dit jaar naar een wijkcentrum genaamd het Dok. De zaal bleek een hoog plafond te hebben, geschikt voor voorstellingen. Dat leidde ik af aan de grote schijnwerpers (super troupers, aldus geleerd van het gelijknamige album van ABBA). Dat was een meevaller, het zou niet snel benauwd worden. Een A-lokatie zo gezegd. In feite betere omstandigheden dan de zaaltjes waarin
de clubteams tegenstanders ontvangen.
Ik kan mij de laatste jaren niet meer permitteren om langs de andere borden te lopen. Ik heb domweg alle tijd nodig om te trachten mijn eigen stelling te doorgronden. Andersmans stellingen leiden maar af. Vandaar dat ik niets heb meegekregen van zinderende spanningen tijdens de gezamenlijke laatste ronde van mijn team. Maar misschien waren die er ook niet.
Want wat was het geval: de toevallige koploper had eigenlijk weinig zin in promoveren. De uitgesproken favoriet in de klasse klopte met gemak zijn tegenstander, zoals het team placht te doen, op die ene keer na, die de eerste plaats kostte. En moest vervolgens de wachtkamer in om te zien wat de concurrent zou doen. Wel nu, die speelde gelijk (met toch maar vier remises, er was dus zeker strijd) en zo kwam alles toch op zijn pootjes terecht. Iedereen blij.
Ons team had nog een miniem kansje op klasse behoud. De nullen kwamen echter zo snel op het wedstrijd-formulier, dat ons lot al snel bezegeld was. Spannend is het dus nooit geweest.
Wij overigens ook blij: volgend jaar lekker spelen op een lager niveau.