Top-40 Nederlandse schakers. 31: Henri Weenink
In de top-40 omdat hij de nummer twee was achter Max Euwe en dus nooit Nederlands kampioen kon worden. Niet al te hoog omdat hij die tweede plaats door zijn tragische dood wel heel kort bezette.
Henri Weenink (geboren 17 oktober 1892) nam slechts eenmaal deel aan het Nederlands kampioenschap. In 1929 werd hij samen met Salo Landau tweede achter Euwe. Toch werd hij al in 1927 gevraagd voor Nederland aan het tweede bord op de Olympiade te spelen, achter Euwe. In kleinere toernooien had hij zich bewezen. In 1928, 1930 en 1931 zat hij bij afwezigheid van Euwe zelfs aan het eerste bord. In 1930 in Hamburg scoorde hij met 10 uit 16 goed, bij de andere Olympiades scoorde hij onder de vijftig procent.
Een succes was het kampioenschap van Amsterdam in 1928 dat hij won voor Landau. In 1930 won hij een zeskamp in Amsterdam, waar hij Euwe en Landau versloeg. Weenink won hier en daar partijen van Reti, Rubinstein en Marshall, maar dat ging niet gepaard met toernooizeges. Een matchnederlaag tegen Reti met 3,5-6,5 kon met niet meer worden afgedaan dan ‘goed gedaan’.
Veelzijdig
Weenink diende de schaakwereld op een veelzijdige manier. Hij schreef in de jaren twintig de schaakrubriek in de Oprechte Haarlemsche Courant, de voorloper van het Haarlems Dagblad. Hij deed dat op bijzonder luchtige en zelfs vrolijke manier, met als curiositeiten ieder jaar voor 1 april een fantasieverhaal rond leuke schaakproblemen.
Ook in de probleemwereld was hij veelzijdig, hij was componist (ongeveer 400 problemen), jurylid en redacteur, onder andere bij het bondsblad en het Franse tijdschrift l‘Echiquier. Zijn belangrijkste bijdrage aan de probleemwereld was het boek ‘Het Schaakprobleem, Ideeën en Scholen’. Hierin beschreef hij de geschiedenis, gaf hij een goed onderbouwde thema-indeling en schreef hij biografieën van bijna duizend problemisten. Op aandringen van de Amerikaan Alain White, een van de allergrootste problemisten van die tijd, werd het boek in 1921 in het Engels vertaald. Weenink verwierf er wereldwijde faam mee. White schreef over Weenink als componist: “Alle stukken hebben hun eigen rol en hun eigen betekenis bij de intrige, en het spel is altijd treffend en verrassend.” Over het boek: “Wellicht het volledigste en het strengst omlijnde boek omtrent de geschiedenis en de kunst van probleemcompositie, dat ooit is geschreven.”
Plotselinge dood
Henri Weenink overleed op 2 december 1931 plotseling aan tuberculose, 39 jaar oud. Zijn dood bracht in het Nederlandse schaakleven grote verslagenheid teweeg. Het VAS en de Nederlandse bond van probleemvrienden stelden een prachtig gedenkboek samen, met voorbeelden van Weeninks werk als schaker, componist en journalist.
Zijn waarde voor de schaakwereld is groot, op alle drie de vlakken. Als wedstrijdschaker zet ik hem op 31. Zijn glorietijd was te kort om een hogere plaats te bereiken.
29 …
30 …
31 Henri Weenink
32 Robin van Kampen
33 Hans Böhm
34 Rini Kuijf
35 Hoan Liong Tan
36 Haije Kramer
37 Daniël Noteboom
38 Norman van Lennep
39 Rudy Douven
40 Rob Hartoch
Als u linksboven in het scherm klikt op ‘top 40’, kunt u langs alle voorgaande afleveringen scrollen.
De top-40 is niet gebaseerd op ratings en titels, maar op de positie en prestaties van Nederlandse schakers ten opzichte van hun tijdgenoten, nationaal en internationaal.