Schaakrubrieken weekend 20 mei 2017
Wekelijks publiceren of verwijzen wij naar deze schaakrubrieken. Wij streven naar publicatie op de woensdag na het voorgaande weekend.
Hans Ree | Gert Ligterink | Hans Böhm | Bab Wilders | Johan Hut | Rini Kuijf | Henk Prins |
Wim Andriessen, 1938 – 2017
Op zondag 14 mei overleed Wim Andriessen, 78 jaar oud. Hij was een sterke schaker, maar de Nederlandse en later ook de internationale schaakwereld is hem vooral dankbaarheid verschuldigd als schaakjournalist, tijdschriftredacteur en uitgever. In 1968 deed Wim iets dat als financiële zelfmoord werd beschouwd: hij gaf zijn baan aan de landbouwhogeschool in Wageningen op om het maandblad Schaakbulletin op te richten. Het had een nederig begin. Het eerste nummer is later door Alexander Münninghoff, die een bloemlezing van artikelen uit het blad samenstelde, beschreven als een sympathiek vod van 16 bladzijden op gerecycled WC-papier, met een omslag getekend door een dronken vormgever. De naam Schaakbulletin was geïnspireerd door het VietnamBulletin. Wim was links en hij speelde zelfs even met de rampzalige gedachte om van zijn blad een door de abonnees bestuurde coöperatie te maken. In feite was hij er de man niet naar om zijn leiderschap te delen. Al in een vroeg nummer stond een foto waarop hij en twee mederedacteuren met een stapel papier voor een vuilnisbak op straat stonden. Het onderschrift was iets als ‘de redactie behandelt ingekomen post’. Het was een vrolijk en baldadig blad, maar niet alleen dat. Donner publiceerde er prachtige banvloeken, Timman deed verslag van zijn worstelingen op weg naar de wereldtop en Krabbé begon er zijn schitterende verzameling schaakcuriosa. Het ging goed. Er kwam een winkel en een uitgeverij. Het wat studentikoze Schaakbulletin werd in 1984 door Wim vervangen door een Engelstalig blad New in Chess waarin de wereldkampioenen gingen schrijven. Zelf ben ik ook medewerker en wij van New in Chess vinden New in Chess het beste schaaktijdschrift ter wereld. Aan het begin van deze eeuw verkocht Wim zijn bedrijfje. Hij bleef er nog lang bij betrokken en maakte zich verder verdienstelijk als trainer van jonge talenten en webredacteur voor de Alkmaarse schaakvereniging De Waagtoren, die hem vorig jaar tot erelid beoemde. Het deed me goed om te zien dat hij op die website nog wel eens scherp polemisch uit de hoek was gekomen, net zoals hij dat vroeger graag deed. Constant Orbaan (toen schaakmedewerker van het Handelsblad) – Wim Andriessen, Turmac-vierkamp Zevenaar 1967
1. e4 e6 2. d3 c5 3. g3 Pc6 4. Lg2 g6 5. Le3 Lg7 6. Pc3 d6 7. Dc1 Tb8 8. Ph3 Pd4 9. Pd1 e5 10. Pg1 Een karakteristieke terugtocht voor Orbaan, die in de beginstelling zijn geliefde paarden vaak met de neuzen naar zich toe neerzette. In het NK van 1950 deed hij tegen Donner in een Spaanse partij 7. Pf3-g1, waarna die opstond en riep: ‘This man is mad!’ Orbaan won die partij. 10…Pe7 Ook Andriessen zal verbaasd zijn geweest over Orbaans laatste zet. 11. c3 Pdc6 12. Lh6 0-0 13. Lxg7 Kxg7 14. Pe2 f5 15. 0-0 b6 16. f4 d5 17. Pf2 De zesde paardzet is er een te veel. Ondanks zijn omslachtige manoeuvres zou wit na 17. fxe5 nog heel behoorlijk staan. 17…fxe4 18. dxe4 La6 19. Te1 d4 20. cxd4 Lxe2 21. Txe2 Pxd4 22. Te1 Pec6 Nu heeft zwart duidelijk positioneel voordeel.
Meester in het schaken, grootmeester in het uitgeven
Het is jammer dat Wim Andriessen nooit de Euwe-ring heeft mogen dragen. Het zou gepast zijn geweest als het in 1977 ingestelde symbool van waardering voor iemands verdiensten voor het schaken in Nederland juist aan hem was doorgegeven. Hij was een uitstekende journalist, die lang schaakmedewerker was van de Volkskrant en hij was de oprichter en uitgever van de twee mooiste schaaktijdschriften die in Nederland zijn verschenen. Afgelopen zondag overleed hij, 78 jaar oud. Optimisme en vasthoudendheid waren twee eigenschappen die Andriessen goede diensten hebben bewezen. Toen in 1968 het op glanspapier gedrukte tijdschrift Schaakrevue na een half jaar ten onder ging, besloot hij de adviezen van bezorgde vrienden te negeren en het nieuwe, veel goedkoper geproduceerde tijdschrift Schaakbulletin te beginnen. De Nederlandse schakers zijn Andriessen grote dank verschuldigd voor die riskante eerste stap. Na een moeizame start ontwikkelde Schaakbulletin zich tot een tijdschrift dat ook door nietschakers gretig werd gelezen. In de glorietijd van het blad schreef Hein Donner (‘Ik wil ook wel iets voor die schaakkoerier van jou doen’) zijn mooiste verhalen en deed Jan Timman uitgebreid verslag van zijn entree in de elitetoernooien. In 1983 kreeg Andriessen een aanbod dat hij niet kon weigeren. Uitgeverij Elsevier stelde hem voor de verzadigde Nederlandse markt te verlaten en het Engelstalige tijdschrift New in Chess te beginnen. Een jaar later verscheen het eerste nummer van het nieuwe blad tegelijkertijd met het laatste nummer van Schaakbulletin. Eind 1985 verdween de naam Elsevier van de voorpagina en ging Andriessen op eigen kracht door. Onder zijn leiding werd New in Chess het belangrijkste schaaktijdschrift ter wereld. Naast uitgever en schrijver was Andriessen in zijn jongere jaren een sterke meesterklassespeler, die zich eenmaal, in 1971, kwalificeerde voor het NK-toernooi. Uit dat succesjaar komt een partij die hij in de KNSB-competitie voor zijn Haagse club Moerwijk won tegen Haije Kramer, het boegbeeld van Philidor/Leeuwarden.
Andriessen – Kramer Leeuwarden 1971
1. c4 Pf6 2. g3 c6 3. Pf3 d5 4. b3 Lf5 5. Lg2 e6 6. Lb2 Le7 7. 0-0 0-0 8. d3 h6 9. Pbd2 Lh7 10. Dc2 a5 11. a3 Pbd7 12. Lc3 b5 13. c×b5 c×b5 14. b4 a×b4 15. L×b4 L×b4 16. a×b4 De7 17. Db3 e5 18. Ta5 Tab8 19. Tc1 Dd6 20. Da3 Lf5 21. Pb3 d4 22. Ph4 Le6 23. Tc6 De7 24. Pc5 P×c5 25. T×c5.
Te weinig tijd
De schakers die zijn opgegroeid met het huidige klassieke speeltempo (per speler anderhalf uur voor de eerste veertig zetten en vervolgens een half uur voor de rest van de partij, plus dertig seconden bonus per zet) zien het probleem niet. De oudere spelers hebben nog gespeeld met 40 zetten in 150 minuten (en dan afbreken maar dat is in het digitale tijdperk natuurlijk helemaal geschiedenis geworden). Met meer bedenktijd kun je alsmaar dieper in de geheimen van de stelling doordringen. Niet dat je ooit tot de ultieme waarheid komt (dat is zelfs wereldkampioenen niet gegeven) maar je mag in ieder geval de illusie koesteren dat je in de buurt komt van de beste zet. Met minder bedenktijd kun je ook meer risico’s nemen en mede daarom is de schaaksport nog steeds springlevend. Het gaat bijna altijd om die balans tussen wat net niet en nog net wel kan.
Nigel Short, geboren 1965, was een wonderkind. Hij speelde mee in het Brits kampioenshap met elf jaar, werd gedeeld eerste toen hij veertien was, eindigde in 1980 bij de jeugdwereldkampioenschappen achter Gary Kasparov en was later in 1993 de uitdager van wereldkampioen Kasparov. Hij is de enige vijftigplusser in de top vijftig op de Elo-ranglijst en is nog actief. Hij speelt dezer dagen mee in het Stigeman-toernooi in Zweden, een zeskamp. Short speelt nog steeds agressief maar een enkele keer komt hij om in zijn zelf gecreëerde complicaties omdat de huidige bedenktijd te kort is. Maar wat een gevecht!
N. Short – P. Eljanov
Pavel Eljanov, geboren 1983 in de Oekraïne, is de sterkste speler op papier in dit toernooi met Elo 2755, de dertiende plaats op de wereldranglijst.
1.e4 c6 2.f4 d5 3.e5 Lf5 4.Pf3 e6 5.d4 Ph6 Zwart krijgt alle kansen zich naar believen op te stellen in deze Caro-Kann opening. Ook 5…h5 is mogelijk om g4 goed onder controle te hebben. 6.Pc3 Lg4 7.Ld3 Pf5 8.Lxf5 Lxf5 Een originele voortzetting. Zwart gaat met c5 het centrum onder druk zetten, dat is duidelijk, maar wat is wit van plan? 9.0-0 Le7 10.a4 c5 11.Le3 c4?! Je verwacht eerder 11…b6 gevolgd door Pc6 om de druk op te voeren. Nu hoeft wit zich voorlopig niet meer te bekommeren om de damevleugel en kan zijn aandacht richten op de doorstoot f5. Beide spelers bevinden zich hier op onbekend terrein en dachten lang na. 12.Pe2 h5 13.Pg3 Lg6 14.Pe1?! Een beetje voorzichtig gespeeld, Short wil f5 (te) goed voorbereiden. Maar dat kost tijd. Het was een goed moment voor direct 14.f5. Speelt zwart 14.f5 exf5 15.Pe1 Dd7 16.Df3 en de pion komt terug en wit heeft wat hij wil: de f-lijn. Speelt zwart 14.f5 Lxf5 15.Pxf5 exf5 16.Dd2 Pc6 17.Tae1 Dd7 18.c3 dan heeft wit positionele compensatie over de zwarte velden. 14…Dd7 15.Df3 h4 16.f5! Dat was de bedoeling en dat moet ook wel: 16.Ph1 ziet er niet uit en 16.Pe2 Le4 is het ook niet. 16…hxg3 17.fxg6 gxh2+ 18.Kh1 f5 Een interessante stelling. Wit kan met 19.exf6 ep Lxf6 20.c3 Pc6 21.Lf4 verder gaan met ongewisse afloop. Short zet principieel voort. 19.g4!? f4 20.Pe2?! fxe3 En nog een stukoffer. Dat was niet nodig maar wel interessant. 21.Df7+ Kd8 22.Pf4 Kc7 23.Pxe6+ Kb6 24.a5+ Ka6?!
25.b4? cxb3 26.Tfb1 Tc8 27.Df1+ Db5 28.Dxb5+ Kxb5 29.Txb3+ Ka6 30.Te3 Tc6 31.Pxg7 Txg6 32.Pe8 Tc6 33.c3 Pd7 34.Pg7 Tac8 35.Pf5 Lg5 36.Th3 Txc3 37.Txc3 Txc3 38.e6 Pf6 39.e7 Tc1+ 40.Txc1 Lxc1 Tijdnood gehaald, stelling vergooid. 41.e8D Pxe8 42.Pxe8 Kxa5 43.Pf6 Le3 44.Pxd5 Lxd4 en zwart won. In die goede oude tijd had Short zonder twijfel in de diagramstelling een meer kansrijke voortzetting gekozen. Als de partij al rond zet tien een eigen leven gaat leiden, kun je wachten op de fouten. Dat maakt het allemaal wel spectaculairder, al zal Short na deze partij wel zijn bedenkingen hebben over de huidige bedenktijden.
Ongeveer veertig jaar geleden vond een correspondentie-schaakwedstrijd plaats tussen de Club Ajedrez de Cordoba, Argentinië, Club Ajedrez de Arequipa, Peru, en de csv Ons Genoegen uit Amersfoort. Uitleggen hoe dit tot stand kwam voert te ver, het werd overigens een fiasco omdat we geen rekening hadden gehouden met het Latijns-Amerikaanse mañana zodat sommige partijen na een jaar pas bij zet drie waren. Overigens op redelijk niveau want bijvoorbeeld Ons Genoegen-dame Fenny Heemskerk kreeg te maken met zowel de Argentijnse als de Peruaanse dames-kampioene. Hoe dan ook, mijn Peruaanse tegenstander, niemand minder dan de burgemeester van Arequipa, vroeg op een gegeven moment of ik Engelse schaakliteratuur kon opsturen ‘voor een zeer getalenteerd jongetje van tien jaar.’ Uiteraard gedaan, en het heeft geleid tot de nu al jarenlange vriendschap met de Peruaanse grootmeester Julio Granda Zuniga, de sterkste schaker van Zuid-Amerika met wie ik zelfs enige echte partijen mocht spelen aan de huiskamertafel, de uitslag laat zich raden. Dus was ik nieuwsgierig naar de wedstrijd in de Duitse Bundesliga waar Aufwärts Aachen het opnam tegen Solingen met aan bord 1 Giri-Granda. Welnu:
1.Pf3 Pf6 2.g3 d5 3.Lg2 c6 4.c4 Lg4 5.Pe5 Le6 6.d4 Pbd7 7.Pa3 g6 8.0-0 Lg7 9.cxd Lxd5 10.f3 Db6 11.Kh1 Td8 12.e4 Le6 13. Pec4 Da6 14.Pe3 Pc5 tot nu toe is het evenwicht niet echt verstoord 15.e5 Pd5 16.Pxd5 Txd5 echt een zet voor Julio: hij offert graag, uiteraard met een bedoeling 17.f4 Giri laat het zich aantonen Pd3?! 18.Lxd5 Lxd5† 19.Kg1 0-0 20.Pc2 Td8 21.b3 f5 22.La3 Le4 23.Dd2 c5 24.dxc g5?! Giri wordt wat nerveus van al dat ge-offer 25.fxg? Lxe5 4 zetten lang negeert zwart het door de machine aanbevolen Td5 26.Tad1 Dg6 27.De3 h6 28.Lc1 Kh7 29.h4?? hxg 30.Dxg5 Tg8 31.Txd3 Lxd3 32.Te1 Lf6 33.Dxg6 Txg6 Zwart staat veel beter 34.Te2?? a5! het paard vindt geen goed veld 35.Txe4 wanhoop fxe 36.h5?? Txg3†
37.Kh2 Le5 0-1.
Ideaal voor iedere clubspeler die moeite heeft met het doorrekenen van de mogelijkheden in ingewikkelde middenspel-posities is het boek van Romain Edouard Chess Calculation Training, Volume 1 Middlegames, een uitgave van Thinkers Publishing (€ 24.95). Bijna vijfhonderd diagrammen met partijstellingen uit onlangs gespeelde partijen. Het begin is een warming-up voor de rest en zowel tactische als strategische motieven komen aan de orde. Soms is de oplossing een echte killer move en dat kan ook heel goed het geval zijn in een positioneel gevecht. De auteur, een Franse 2700-grootmeester, heeft alles mooi achter elkaar gezet. Het boek is niet alleen als amusement bedoeld, het is ook de bedoeling dat men vooruit komt in het berekenen bij de meestal nogal ingewikkelde middenspel-posities waarin zoveel zetten mogelijk zijn. We kijken nu al met belangstelling uit naar deel twee met een onderwerp, het eindspel, waarbij het doorrekenen zo mogelijk nog belangrijker is. Probleem 2631 is een tweezet van Hidajat Maruta:
Oude meesters vieren reünie in Haarlem
Vijftig jaar geleden werd het Nederlands kampioenschap gespeeld in Vlissingen. Hans Ree behaalde er zijn eerste titel. Nadat Hein Donner in de jaren vijftig drie keer kampioen was geweest, als opvolger van Max Euwe, volgden in de jaren zestig enkele eenmalige kampioenen. Ree was een blijver, 1967 was de eerste van drie overwinningen in vier kampioenschappen.
De schaakclub Het Witte Paard uit Haarlem haalde de titelstrijd van 1967 vorig weekend uit de vergetelheid. Bij het tweede lustrum van de Karel Kuip Vierkampen, een toernooi met niet veel meer dan regionale uitstraling, werd een kroongroep gevormd met vier deelnemers van het NK 1967. Het waren geen strijders die elkaar altijd zijn blijven ontmoeten, dus deze reünie was welkom.
Hans Ree (72) is altijd beroepsschaker gebleven. Hij nam 21 keer deel aan het NK en tien keer aan de Olympiade. In 1982 behaalde hij zijn vierde nationale titel. Sinds de jaren zeventig is hij ook een productieve schrijver, ook over andere onderwerpen dan schaken. Eddie Scholl (72) werd in 1970 kampioen. Minder bekend is dat hij in 1967 en 1971 derde werd in een zeer sterk veld. Op de Olympiade van 1970 vertegenwoordigde hij Nederland aan het eerste bord en scoorde goed. Scholl werd wiskundeleraar, hij vond schaken iets voor vakanties. Frans Kuijpers (76) werd in 1963 kampioen, nadat hij drie keer jeugdkampioen was geweest. Hij heeft een grote carrière als schaker en schaakbestuurder, maar was vooral ingenieur bij Philips. Daar leverde hij bijvoorbeeld in de jaren tachtig een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van MRI-scanners. Coen Zuidema (74) werd in 1973 kampioen en ook drie keer gedeeld eerste. Werk en gezin hielden hem af van een carrière als profschaker, die hij ook helemaal niet ambieerde. Zuidema werkte als wiskundige bij IBM.
De reünievierkamp in Haarlem werd gewonnen door Scholl, vooral dankzij een overwinning op Ree. Heel belangrijk zullen de mannen dat niet gevonden hebben. Voor de website van HWP noemde Scholl deze partij uit het NK 1967 zijn mooiste.
Scholl-Zuidema
1.e4 e5 2.Pf3 Pc6 3.Lb5 a6 4.La4 Pf6 5.0-0 Pxe4 6.d4 b5 7.Lb3 d5 8.dxe5 Le6 9.c3 Le7 10.Le3 0-0 11.Pbd2 Pa5 12.Lc2 Pxd2 13.Dxd2 Pc4 14.Dd3 g6 15.Lh6 Te8
Kramer meende dat na 15…Pxb2 16.De3 Te8 17.Pd4 wits aanval waarschijnlijk beslissend was. Noordhoff merkt terecht op dat er niets aan de hand is.
16.Dd4 f6 17.exf6 Lxf6 18.Df4 c5 19.Tfe1 Ta7 20.h4 d4 21.h5
27.Lxh7+ Een goed doorgerekend offer. Na 27…Txh7+ 28.Dg6+ Kf8 29.Lh6+ wint wit op e6 materiaal terug. 27…Kxh7 28.Dh6+ Kg8 29.Dg6+ Kh8 30.Dxh5+
Die pion moet even uit de weg, zal straks blijken. 30…Kg7 31.Dh6+ Kg8 32.Dg6+ Kh8 33.Te4 Zwart geeft het op. Veld h7 lijkt voldoende gedekt, maar is dat na 33…Tef8 34.Lf6+ niet.
Voor beginners A7328
Voor gevorderden B7328
De Russische grootmeester Jakov Vladimirov kreeg met een mooie driezet een plaats in het winterpuzzelnummer van deze krant.
Een zwarte pion op de zevende rij kan maximaal vier zetten doen. Als op a6 een witte pion zou staan, dan heeft zwart met zijn b-pion vier zetkeuzes. Dit thema heet een Pickaninny. Hier is dus sprake van een driekwart-Pickaninny.
De oplossing van de driezet is niet gemakkelijk te vinden. Het kleine zetje 1. a3! brengt het probleem tot leven. Er dreigt 2. Pc7, waarna er zowel 3. Tc4 als 3. Pb5 dreigt. Het prachtige in dit probleem is dat de drie zetten van de zwarte b-pion de dreiging verstoren. Na deze zetten komen de drie zetten van de verleidingen terug, die dus alle drie naar d6 spelen. Op 1. …bxc6 komt 2. Td6, dreigt 3. Tc4 mat en na 2. …Pe5 of 2. …Pe3 komt 3. L(x)e3 mat. Het is interessant om na te gaan waarom juist 2. Td6 na 1. …bxc6 kan en niet de andere twee zetten naar d6. Na 1. …b5 speelt wit 2. Ld6 met de dreiging 3. Lc5 mat. Hier werkt 2. Td6 en 2. Pd6 niet, en het is goed om te bestuderen, waarom dit niet kan. Na 1. …b6 kan alleen 2. Pd6 en de dreiging 3. Pb5 mat is niet meer tegen te houden. Hier leiden 2. Td6 en 2. Ld6 niet tot het doel. Het is mooi om dit te onderzoeken, om zo de diepgang van het probleem te ervaren. Er is nog wat bijspel: 1. …Tc8 of 1. …Tb8 voorkomen de dreiging, maar wit speelt 2. Pg5, met als dreiging 3. Pf3 mat. Na 2. …Pe5 of 2. Ph2 komt dan 3. Le3 mat. Na 1. …De5 gaat wit verder met 2. Pxe5 , dreigt 3. Pf3 mat en na 2. …Pe5/Ph2 is weer 3. Le3 mat. Het vertoonde thema heet een cyclische Banny. Een thema dat hoort in de familie van de schemaproblemen. Het Banny- thema komt veel in tweezetten voor en is genoemd naar een Russische probleemcomponist.
Het thema laat samenhang zien tussen weerleggingen, sleutelzetten en matzetten na weerleggingen. Als we de zwarte zetten van de Pickaninny en de drie stukken die naar d6 staan met een letter benoemen, waarbij de zwarte zetten met een kleine letter en de witte zetten met een hoofdletter worden aangeduid, dan zien we het volgende: verleidingen: 1. A? a!, 1. B? b!, 1. C? c!; oplossing: 1. …c 2.A, 1. …a 2. B; 1. …b 2. C. Deze vormen een herkenbare cyclus.
Af en toe had ik gesprekken met Wim over zijn roemruchte verleden. Wim vertelde me een aantal aardige anekdotes over Schaakbulletin: Donner had in elk geval gevraagd hetzelfde te ontvangen als Orbaan. Daarnaast is de anekdote aardig over de column van Donner waarin hij Wim beledigde. Wim zou zijn boekje “De Nederlander en andere verhalen” hebben bedorven door een tekening van zijn broer op de omslag. Wim vertelde me dat dit het eerste boek was dat hij ooit had uitgegeven en dat hij derhalve enige naïviteit aan de dag had gelegd, toen Donner hem verzekerde dat redigeerwerk niet nodig was. Het boek stond vol spel- grammatica- en stijlfouten. De tekening van zijn broer (een vredesduif) had hij er juist op laten zetten omdat hij veronderstelde dat Donner sympathie koesterde voor de vredesbeweging, maar Donner had het niets gevonden, maar dat ook niet laten weten (de reden is me helaas onbekend).
Op ‘De Nederlander en andere korte verhalen’ staat inderdaad een tekening van Cees Andriessen, maar van een schaakbord met daarop een loper, een pion en een kroontjespen. Mijn exemplaar ziet eruit als een eerste druk, maar misschien zijn er toch meerdere drukken. Of het verhaal klopt niet en Donner heeft de duif toch gezien en afgekeurd. Als geschiedschrijver maak ik vaak mee dat mensen een oud verhaal verkeerd vertellen. Dat is geen verwijt aan Wim Andriessen, als het al zo is.
Ik herinner mij inderdaad wel vaag dat Donner zich negatief uitsprak over die tekening. Veel erger vond hij de diagrammen die Cees Andriessen eens ontwierp en die in Schaakbulletin werden geplaatst. Op hoge toon eiste hij dat die diagrammen niet bij zijn artikelen zouden staan. Het waren ook belachelijke diagrammen, met stukken die niet in de verste verte in de buurt kwamen van het Staunton-model.
Zeker weten dat die diagrammen van Cees Andriessen waren, Johan? Volgens mij waren ze van Alan de Geus. De Geus verzorgde de lay-out. Hij had een Rietveld-achtergrond en was grafisch ontwerper en illustrator. De diagrammen doken voor het eerst op in Schaakbulletin 92 (juli 1975) en ke erden terug in het dubbelnummer 93/94. In SB 96 (nov 1975) zijn ze voor het laatst te zien. In SB 97 staat het befaamde blanco diagram bij de partij Donner – Miles. Voorts zijn de diagrammen in 2 boeken gebruikt. Het meest bekend is “De zuiverste liefde is die tussen een man en zijn paard”(1975) De Geus wordt genoemd als maker van het omslag. Mijn favoriete boek is evenwel deel 4 uit de reeks “Leer goed schaken” Test en train uzelf van V.Golenitsjev. Omslag is ditmaal van Cees Andriessen. De naam de Geus valt niet. Toch twijfel ik er niet aan dat hij de diagrammen bedacht heeft. Ik vind ze nog steeds prachtig.
Ik dacht dat Donner toen een tirade hield over de broer van Wim Andriessen, maar dan heb ik die twee kwesties door elkaar gehaald.