Begrijp wat u doet: Het Slavisch 3 (o.a. Noteboomvariant en meer!)
Hoe maak je een plan na de opening? Waar speel je op? Waar moeten de stukken naartoe? In deze rubriek word geprobeerd antwoord te geven op deze vragen door op de achtergronden van diverse openingen in te gaan. Aan de hand van modelvoorbeelden tonen we ideeën en concepten van grootmeesters in bekende openingsvarianten. Deze rubriek ‘Begrijp wat u doet’, die al bestaat sinds 2007, wordt gepubliceerd in Schaakmagazine, het blad van de Nederlandse Schaakbond..
In de eerste twee afleveringen hebben we de twee belangrijkste variantencomplexen van het Slavisch aangestipt. Maar daarmee gaan we voorbij aan nog zoveel moois, dat een derde aflevering van deze uiterst moeilijke opening nodig is. We voeren de volgende zetten uit:
1.d4 d5 2.c4 c6 3.Pc3
Eerder hebben we gezien dat wit ook kan kiezen voor de ontwikkeling van het andere paard. 3.Pf3.
Dit biedt de zwartspeler extra mogelijkheden die niet eerder naar voren zijn gekomen.
A) Zo kan er op dit moment ..e6 gespeeld worden, dat na 4.e3 leidt tot de volgende diagramstelling:
Hier kan het spel overgaan in de Meranervariant maar zwart heeft door het uitstellen van …Pf6 de extra mogelijkheid …f5!?
Zo gaat hij over naar een Hollandse Stonewall waarin wit het voor hem ongunstige e2–e3 heeft gespeeld. Ik verwijs hierbij naar mijn artikel over de Stonewall, voor een nadere explicatie van dit type stellingen.
B) Ook op dit moment komt het slaan op c4 in aanmerking:
3…dxc4 4.e3
Wit maakt jacht op die pion. Zwart kan hem natuurlijk alsnog teruggeven, maar hij beschikt ook over twee manieren om de pion niet zonder slag of stoot in te leveren.
B1) 4…Le6 is vrij vaak gespeeld. Zwart dekt pion e6 tijdelijk, houdt ook de mogelijkheid …b5 open en probeert ondertussen zijn ontwikkeling zo snel mogelijk te voltooien. Het geeft bijzonder gecompliceerd spel te zien. Alekseev-Zhang, 2007 laat een ongelukje in de opening voor zwart zien en Polak-Navara, 2010 hoe het zou kunnen voor zwart.
B2) De meest gebruikelijke zet is 4…b5.
Wit moet de zaak op de damevleugel ophelderen en hij doet dat met
5.a4 e6
Uiteraard kan wit eerst op b5 ruilen met
6.axb5
Natuurlijk is ook 6.b3 een idee dat in verschillende grootmeesterpartijen op het bord kwam. Wit moet dan rekening houden met 6…Lb4+ 7.Ld2 Lxd2+ want het terugslaan op d2 vereist de nodige nauwkeurigheid. 8.Pfxd2 (Aan de correctheid van 8.Pbxd2?! moet ernstig getwijfeld worden omdat zwart na 8…c3 9.Pe4 b4 een gedekte vrijpion heeft gekregen. In Hodgson-Piket, 1993 volgde 10.Pe5 Pf6 11.Df3 en de witspeler won, maar zwart stond op winst.) 8…cxb3 9.axb5 b2 10.Ta2 Pe7 11.Txb2 0–0 Deze stelling belooft niet zo veel voor wit. Dat moet ook Ivan Sokolov geconstateerd hebben, die bijvoorbeeld in de partij Van Wely-Sokolov, 1995 een comfortabele remise behaalde.
6…cxb5
Wit vervolgt zijn plan met
7.b3
om de zwarte structuur aantasten. Na
7…Lb4+ 8.Ld2 Lxd2+
kan wit wel met het b-paard terugnemen met 9.Pbxd2
maar na
9…a5 10.bxc4 b4
ontstaat er een stelling die sterke overeenkomsten vertoont met de Noteboomvariant. Vermoedelijk is de ruil van de zwartveldige lopers geen slechte ‘deal’ voor zwart. Wit moet het hebben van aanvalskansen, zwart van het eindspel. De kansen lijken vooralsnog in evenwicht.
C) Mogelijk is natuurlijk
3…Lf5
om de loper weer ‘buiten de keten’ te spelen.
4.Pc3
De belangrijkste voortzetting voor wit. Omdat zwart opnieuw wat moeilijkheden met pion b7 ondervindt, kan wit een poging doen daarvan gebruik te maken met 4.cxd5 cxd5 5.Db3 Dc7 6.Pc3 e6 7.Lf4 Db6 waarmee wit in het voordeel kwam in Ikonnikov-Lambregts, 2014.
4…e6 5.Db3 Db6 6.c5 Dc7 7.Lf4 Dc8 8.Ph4 Lg6 9.Pxg6 hxg6 10.e4
In de partij Kramnik-Gelfand, 1998 wist wit een mooie overwinning te behalen.
D) Met ..Pf6 4.Pc3 dxc4
hebben we al kennis gemaakt.
5.a4 Lf5
De variant met 6.e3 hebben we uitvoerig besproken. Heel lang stond echter
6.Pe5 in het middelpunt van de belangstelling. Een van de bedoelingen is om de pion terug te halen met het paard om zo de opstoot f2–f3 gevolgd door e2–e4 mogelijk te maken. Als dat lukt, staat wit fantastisch maar zwart heeft een paar methoden om wit het leven zuur te maken. We onderzoeken twee mogelijkheden:
D1) Met 6…e6 ontwikkelt zwart rustig verder; hij laat wit zijn plan uitvoeren, want daarop heeft hij een stukoffer klaarliggen!
7.f3 Lb4 8.e4
8…Lxe4!?
Als de loper terug zou moeten is wits ruimtevoordeel overweldigend. Voor het stuk krijgt zwart drie pionnen, terwijl ook de witte koning aan de wandel moet…
9.fxe4 Pxe4 10.Ld2 Dxd4 11.Pxe4 Dxe4+ 12.De2 Lxd2+ 13.Kxd2 Dd5+ 14.Kc2 Pa6
De witte koning krijgt geen rust, hij wordt nog steeds belaagd.
15.Pxc4 0–0 16.De5 Tab8
Deze stelling is lange tijd onderzoeksterrein geweest. Er is een tweetal mogelijkheden:
1) 17.Le2 De wat oudere voortzetting die na 17…Pb4+ 18.Kc3 o.a. voorkwam in de partij Kramnik-Van Wely, 1998. Het werd remise.
2) 17.a5 Hiermee wil wit de mogelijkheid …b7–b5 wat ontkrachten. 17…f6 18.Dxd5 cxd5 19.Pe3 leidde in Anand-Khalifman, 2000 tot winst voor wit.
D2) Veel zwartspelers hebben weinig trek in het stukoffer uit de andere variant en daarom kiezen zij voor
6…Pbd7
hetgeen het spel een andere richting in duwt.
7.Pxc4 Dc7 8.g3 e5 9.dxe5 Pxe5 10.Lf4 Pfd7
Deze stelling treffen we aan in tenminste vier partijen met zwart van onze enige wereldkampioen ooit, Max Euwe. Tweemaal tegen Aljechin in de WK-match in 1935, eenmaal tegen Capablanca (1923) en eenmaal was Vidmar (1936) de tegenstander.
11.Lg2 g5!?
Met deze scherpe zet, wil zwart het spel naar zijn hand zetten. De oude aanpak was met 11…f6 dat na 12.0–0 Pc5 13.Pe3 Lg6 14.b4 Pe6 ook een interessante strijd te zien gaf. Twee voorbeelden: Bacrot-Gelfand, 2006 (door zwart gewonnen) en Aronian-Sokolov, 2006 (door wit gewonnen). Aronian’s secondant Gargissian had een belangrijke verbetering voor zijn baas gevonden!
12.Pe3!? gxf4 13.Pxf5
Een interessante partij hiermee is Carlsen-Wang Hue, 2009. Daar had zwart een mooi nieuwtje bedacht waarmee hij in het voordeel kwam. Hij ging echter niet goed verder en werd later in een remise-achtig eindspel door de wereldkampioen alsnog uitgeteld.
We keren nu terug naar de hoofdvariant met 3. Pc3. Het uitstellen van …Pf6 kan nu ook met direct
3…e6 4.Pf3
Dit is weer zo’n moment dat zwart zijn kans schoon ziet om pion c4 van het bord te nemen.
Nu zwart geen …Pf6 heeft gespeeld, is het logisch om ook naar 4.e4 te kijken. Wit maakt er dan meestal een gambiet van met
4…dxe4 5.Pxe4 Lb4+ 6.Ld2 Dxd4 7.Lxb4 Dxe4+ 8.Le2 Pa6
waarna er enorme verwikkelingen zijn ontstaan. In ruil voor de pion heeft wit het loperpaar en een ontwikkelingsvoorsprong. Een bijzonder interessant gevecht is te zien in Nakamura-Tomashevsky, 2013.
4…dxc4
Dit wordt de Noteboomvariant genoemd.
5.a4
Wit verhindert nog even dat zwart pion c4 dekt met …b5, maar daar heeft de zwartspeler iets op klaarliggen.
5…Lb4 6.e3 b5 7.Ld2
Een belangrijk moment: pion op b5 hangt weer. Zwart komt nu met zijn werkelijke gedachte.
7…a5
Dit is het basisidee van de Noteboom. Zwart verzoent zich met de omstandigheid dat hij zo dadelijk de pion moet teruggeven en daarbij ook het loperpaar kwijtraakt. Maar daar staat tegenover dat hij twee verbonden vrijpionnen op de damevleugel krijgt.
8.axb5 Lxc3 9.Lxc3 cxb5
Zwart heeft voorlopig zijn pluspion behouden, maar die zal hij weldra moeten inleveren.
10.b3
Wit begint het bolwerk aan te tasten.
10…Lb7
Zwart dekt Ta8.
11.bxc4
En daarom kan hij nu
11…b4
antwoorden.
12.Lb2 Pf6
De uitgangsstelling van de Noteboom. Wit heeft een machtig pionnencentrum, maar zwart bezit twee verbonden vrijpionnen op de damevleugel. Als wit die niet in bedwang weet te houden, lopen ze achter elkaar door. Wit zal het moeten hebben van centrumspel en mogelijk van aanvalskansen op de koningsvleugel, ook al omdat hij over een potentieel sterke loper op b2 beschikt. Soms kan ook zijn vrije c-pion een rol van betekenis spelen.
De praktijk laat bijzonder interessant spel zien, waarbij het voor wit niet gemakkelijk blijkt om zijn centrum in beweging te zetten. Zwart kan namelijk de opmars e3–e4 vaak met …e6–e5 beantwoorden waarna wit cruciale velden kwijt dreigt te raken. Daarom zien we partijen waarin wit eerst f2–f4 speelt om dat te laten volgen door e3–e4. Een andere opzet voor wit is met c4–c5 waarmee hij zijn eigen vrijpion in beweging zet. In sommige gevallen mag zwart materiaal offeren als hij daarmee de angel uit wits initiatief haalt en hij meteen zijn eigen pionnen naar de overkant kan loodsen. Een paar partijen om zowel de witte als de zwarte plannen te illustreren. Dat zijn:
- Voor wit: Van Wely-Alekseev, 2008 en Ganguly-Delchev, 2010.
- Voor zwart: Hammer-Nakamura, 2013 en Grachev-Malakhov, 2004.
Belangrijkste illustratieve partijen:
- Alekseev-Zhang, 2007.
- Polak-Navara, 2010.
- Hodgson-Piket, 1993.
- Van Wely-Sokolov, 1995.
- Ikonnikov-Lambregts, 2014.
- Kramnik-Gelfand, 1998.
- Van Wely-Kramnik, 1993.
- Anand-Khalifman, 2000.
- Aljechin-Euwe, 1935 (1ste matchpartij).
- Aljechin-Euwe 1935 (21ste matchpartij).
- Capablanca-Euwe, 1931.
- Bacrot-Gelfand, 2006.
- Aronian-Sokolov, 2006.
- Carlsen-Wang Hue, 2009.
- Nakamura-Tomashevsky, 2013.
- Van Wely-Alekseev, 2008.
- Ganguly-Delchev, 2010.
- Hammer-Nakamura, 2013.
- Grachev-Malakhov, 2004.
Geraadpleegde bronnen:
– De wereld van de schaakopening 1 (Paul van der Sterren)
– Megadatabase van Chessbase
Eerdere afleveringen van deze rubriek, waarbij u de illustratieve partijen interactief kunt naspelen en downloaden, treft u aan als u hier klikt.
Inmiddels kunt u ook videolessen (in het Nederlands) van deze serie ‘Begrijp wat u doet’ bekijken via het webportaal van Chessbase. De eerste twee lessen zijn gratis, voor de andere wordt een bedragje gevraagd. U kunt ook een Premium Account met korting (rond € 40,- per jaar) bij de schaakbond bestellen. Dan heeft u toegang tot de gehele videotheek met schaaklessen van Chessbase.
Reageren? Stuur een e-mail naar hgrooten@xs4all.nl.