“Naar aanleiding van….” door Manuel Nepveu. Column van Schaakvereniging Promotie.
Facebook, Instagram, Tinder, Twitter, het heeft voor mij allemaal geen enkele bekoring. Ik ben er niet mee opgegroeid, maar ik heb ook geen behoefte om mijzelf expliciet op de sociale media te laten zien. Als ik iets te zeggen heb doe ik dat in mijn wetenschappelijke werk, of in kleine vertrouwde kring, bij de schakers.
Maar natuurlijk krijg ik de sociale media-ellende wel mee, zoals nu bij #MeToo. Om eens een smakelijke metafoor te gebruiken: er is in een steenpuist geknepen en de rommel spuit rijkelijk de wijde wereld in. Verbaast het me wat ik zoal te horen krijg? Eigenlijk wel. Dat machtige mannen wel eens handtastelijk worden heb ik eerder gehoord, wie niet? Dat zij gaan sjorren en hijgen ten overstaan van “ondergeschikte” vrouwen verbaast me daarentegen wel. Dit heeft tenslotte geen ruk (ja, ja) van doen met verleiden, hoe tricky dat misschien op zichzelf al is. Het meest verbaasde me de hele affaire Jelle Brandt Corstius – Gijs van Dam. Het komt mij voor dat de rechtspraak hier niet op een bevredigende wijze mee kan omgaan, om voor de hand liggende redenen. Als Jelle een kerel was geweest had hij Gijsje een keer in een klein steegje opgewacht. Dat zou ik althans hebben gedaan. Niet geheel rechtmatig, maar therapeutisch effectief. Zeker voor het slachtoffer.
Maar wat heeft dit met schaken te maken? Nou nee, ik ken geen sappige verhalen over wereldkampioenen die… Jawel, Capablanca was een habituele vrouwenversierder, maar dat is niet hetzelfde als wat er in #MeToo allemaal naar voren komt. En over de voorzitters van de FIDE ken ik ook geen soortgelijke verhalen, hoe knots sommigen van hen ook waren, dan wel zijn.
Het schaakspel zelf geeft een aardig beeld van De Vrouw – inderdaad met hoofdletters. Laten we even teruggaan in de tijd. In A History of Chess, het prachtwerk van HJR Murray uit 1913, kunnen we in hoofdstuk XVII lezen over het schaken “as practised by the Moors and Turks”.Het blijkt dat de dame haasje-over gaat recht of schuin en derhalve steeds op dezelfde kleur blijft. De witte dame en de zwarte konden elkaar dus niet ontmoeten, lieten elkaar arrogant links liggen. Rond 1500 en zeker honderd jaar later in Europa is de bewegingsvrijheid van de dame verruimd tot wat we nu kennen. De Dame, zoals de vrouw op het schaakbord hoffelijk wordt genoemd, is het machtigste stuk. Het gaat weliswaar niet om haar en zij moet zich opofferen als dat zo te pas komt om de belangen van haar Heer te dienen, maar zij is ver verheven boven de gevechtstoren, de raadsheer met zijn grote bek en de ganse ruiterij. Het spreekwoord zegt dat “een vrouw duizend mannen te erg” is. Op het schaakbord is zij algemeen genomen alles en iedereen “te erg”. Bij haar steekt de Heer in ons spel af als een geweldige kneus. Dat was kennelijk al zo in de vroegste vormen van het schaakspel in het Midden-Oosten, maar dat is met de “nieuwe” regels nog nadrukkelijker het geval. Als de schaakstukken tot leven konden komen, dan zou je je niet kunnen voorstellen dat de Heer zich zo durfde te gedragen als sommige machtige mannen van onze tijd.
Moeten we uit dit alles nu concluderen dat vrouwen machtiger zouden moeten worden dan mannen? In de Natuur zijn daar voorbeelden van. Voor sommige mannetjesspinnen loopt dat na een vrolijke wip ook niet altijd goed af. Tja, machtsverschillen…het blijft tobben.