“Ontzag voor schaken verdringt het dammen”
“Schakers hebben een grotere bek dan dammers. Dammers zijn introverter en het is geen tijd voor introverte mensen.” Dat zegt Arne van Mourik tegen Margriet Oostveen, columniste van de Volkskrant. Uiteraard vindt Van Mourik het een ramp dat de damrubriek van die krant is verdwenen. Ook betreurt hij het dat de dambond nog maar 4.500 leden heeft en de schaakbond zo’n 20.000. Weten wij eigenlijk wel dat dammers dieper denken dan schakers? Van Mourik denkt ook diep, hij noemt zich denksportfilosoof.
De denksportfilosoof is toch vooral geïnteresseerd in dammen. De 41-jarige Arne van Mourik woont nog steeds op zijn studentenkamertje in Zeist, waar hij een enorm damarchief heeft. Hij schrijft artikelen voor twee damtijdschriften en werkt aan vijf damboeken tegelijk. Hij noemt zijn kamertje het kloppend hart van de Nederlandse damcultuur.
Professionele dammers zijn er in Nederland maar een paar, zoals Roel Boomstra, wereldkampioen in 2016. De dambond heeft een paar betaalde medewerkers en Van Mourik schraapt zelf wat bij elkaar, wat hij aanvult met inkomsten uit uitzendbaantjes.
Na de beslissing van de Volkskrant om de damrubriek (en de bridgerubriek) te schrappen, riep Van Mourik alle columnisten van die krant op deze week een column te wijden aan ‘het fenomeen denksport (niet alleen schaken!) in relatie tot de maatschappij’. Ze kregen zeven suggesties voor een invalshoek. Margriet Oostveen was de enige die aan dat verzoek voldeed. Tussen de regels las ze ‘de pijn over het eeuwige ontzag voor schaken, voor succes in het algemeen eigenlijk’. Ze begrijpt van Van Mourik dat het damspel evenveel recht heeft op deze grootmeesterlijke vergelijking.
Oostveen: “Terwijl Nederland dweepziek achter het succes van de olympische medaillewinnaars aanliep, groeide mijn nieuwsgierigheid naar de koppige denksportfilosoof, die strijdt tegen monocultuur door zich volledig met één onderwerp te vereenzelvigen.”
Van Mourik: “De Winterspelen duren maar twee weken. Maar het grote ontzag voor schaken is permanent en verdringt voortdurend het dammen, dat frustreert meer. Vooruitdenken wordt altijd met schakers geassocieerd, maar wedstrijddammers denken veel dieper, griezelig diep.”
De column van Margriet Oostveen stond vandaag, 2 maart, in de Volkskrant.
Ook ik betreur dat De Volkskrant met de damrubriek van Ton Sijbrands stopt. De kern van het probleem lijkt mij dat de damsport zowel nationaal als internationaal een zeer kleine sport is. Schaken heeft het wat dat betreft iets beter getroffen maar ook niet meer dan dat. De dreiging dat de schaaksport te zijner tijd in de doem van het dammen zal moeten delen lijkt mij reeel.
Ik denk dat in de grote tijd van de wereldkampioenen Sijbrands en Wiersma de aandacht voor het dammen en schaken in de kranten even groot was. Sindsdien is het schaken er in geslaagd veel meer publiciteit en sponsoring te realiseren. Het dammen heeft als nadeel dat het op topniveau maar in een beperkt aantal landen beoefend wordt, ook al omdat in Engels en Spaans sprekende landen meer checkers, het dammen op de 64 velden, gespeeld wordt. Bij de top 100 qua rating staan vooral dammers uit Nederland, Rusland, voormalige Sovjet republieken en West-Afrika. Uit andere landen, zoals de Verenigde Staten, Canada, Brazilië, Frankrijk en Duitsland is er maar een enkele dammer bij de top 100 te vinden. Het lijkt me dat het dammen op de 100 velden te weinig internationaal is om die publiciteit en sponsoring aan te trekken, die voor het schaken wel ontwikkeld is.
Zouden al die 4500 dammers in Nederland ook een abonnement op de Volkskrant hebben? Terloops wordt vermeld dat de schaakbond 20.000 leden zou hebben – ik dacht dat dat er minder waren – 17.000 ofzo. Die zullen ook niet allemaal een VK-abonnement hebben, vermoed ik zo.
Enfin, ik ben blij dat de schaakrubriek in de VK blijft bestaan en ik vind de nieuwe plek zelfs beter. Vandaag staat er vreemd genoeg “Economie” bovenaan de pagina, maar we staan toch tussen het WK baanwielrennen en het WK indooratletiek.
Nu komt het er op aan, lijkt me, dat Ligterink doorgaat met interessante en wellicht ook wat meer prikkelende artikelen. Vandaag zag het er goed uit en we zijn gelukkig verlost van die twee achterlijk grote diagrammen. Een mooi stuk over Bosboom.
Het ledental van de KNDB is intussen gezakt onder de 4000.
Het aantal leden van de bond heeft niet zoveel te maken met het aantal lezers van de rubriek. Clubschakers kennen veel meer andere bronnen. Met een schaakrubriek bereik je ook niet-clubleden. Ik vermoed dat dat met een schaakrubriek beter lukt dan met een damrubriek, maar misschien is dat wishful thinking.
Het is erg jammer dat de rubriek van Sijbrands door “de Volkskrant” is beëindigd. Je kunt daar natuurlijk allerlei redenen voor bedenken. En dan hoor je vooral marketingargumenten. Die begrijp ik wel, maar ik kijk er toch iets anders tegenaan. Er zijn toch heel veel Nederlanders die kunnen dammen, schaken of bridgen. Hierbij wordt de lezer in het algemeen, dus niet alleen de clubspeler, uitgedaagd en geprikkeld om eventjes, ik schat in minimaal 5 minuten, een diagrammetje te bekijken en/of zo’n rubriek op interessante info te checken. M.a.w. dit komt het totale niveau van de krant ten goede. Op deze manier bied je in ieder geval de denksport niet alleen aan de intellectuele elite, maar aan iedere lezer aan.
Kijkend naar marketing kun je je afvragen wat daartegenover de meerwaarde en nieuwswaarde is van bijvoorbeeld het dagelijkse weerbericht in de krant. Ik denk dat bijna niemand dat meer leest. Op de eerste plaats omdat het niet up to date is en op de tweede plaats wordt de toestand van het weer veel nauwkeuriger beschreven op sites als “buienradar.”
Dan zal ik wel een uitzondering zijn. Het weerbericht lees ik iedere dag. Maar hoewel ik redelijk kan dammen, las ik toch die damrubriek bijna nooit. Soms de tekst. Maar ik heb me nooit de moeite getroost die rare damnotatie aan te leren. Dus zoiets als 33-28 zegt mij totaal niets. Ik vermoed dat omgekeerd de schaaknotatie voor de relatieve leek eenvoudiger te begrijpen is.
Niet flauw bedoeld, maar waarom bieden we de dammers – toch een soort broers van de schakers – geen onderdak op de schaakverenigingen? Kunnen ze blijven dammen en/of langzaam maar zeker overstappen op schaken. De KNSB kan zo’n fusie toch aanbieden?
Margriet Oostveen was niet de enige Volkskrant columnist die gehoor gaf aan de oproep van Van Mourik. Op 27 februari bracht Max Pam in een artikel – met een ruimere invalshoek dan uitsluitend het dammen, dat wel – een eerbetoon aan Ton Sijbrands. Pam begon zo(!): “Wie regelmatig naar Mart Smeets luistert, zal denken dat in Nederland honderden levende legendes rondlopen. In feite hebben we er maar één: Ton Sijbrands.” Een link:
www.volkskrant.nl/opinie/de-lezer-en-de-kijker-hebben-altijd-gelijk-maar-dat-brengt-wel-risico-s-met-zich-mee~a4574142/
Hoe serieus moet je iemand nemen die zichzelf denksportfilosoof noemt en zijn kamertje het kloppend hart van de Nederlandse damcultuur?!
Wat mij opvalt is dat dammers zich (zoals in dit artikel) vaak vergelijken met schakers, maar dat andersom niet of nauwelijks gebeurd. Heeft dit te maken met uitgaan van eigen kracht?
Er zijn toch redelijk objectieve kenmerken aan te wijzen waarom het schaken in het algemeen veel aantrekkelijker is dan het damspel.
1. Het schaakspel heeft meer verschillende stukken, namelijk zes. Het damspel kent slechts twee stukken. Die verschillende stukken zien er niet alleen anders uit, maar hebben ook hun eigen bewegingsmogelijkheden. Hierdoor is het ook mogelijk om stukken te laten samenwerken, veel meer dan bij het damspel mogelijk is.
2. Bij het damspel kunnen de meeste stukken (de dam uitgezonderd) niet achteruit. Bij het schaakspel kunnen de meeste stukken (de pion uitgezonderd) wél achteruit. Daardoor lijkt het schaakspel meer op het gewone leven. Vaak kun je een foutje of vergissing nog wel corrigeren door gewoon de volgende zet weer terug te gaan. Ook heeft het schaakspel hierdoor de aantrekkelijke mogelijkheid van het zogenaamde “laveren”, iets dat bij het damspel geheel afwezig is.
Inderdaad een vergelijking die mank gaat. Het zijn twee totaal van elkaar verschillende denksporten. Beide sporten worden weliswaar op een bord gespeeld; je hebt witte en zwarte stukken/schijven; je moet om de beurt een zet doen; je speelt met een klok. Maar dan heb je het wel zo’n beetje gehad.
Het is altijd goed om uit te gaan van je eigen kracht. Bij dammen gaat het er uiteindelijk om wie er op het eind nog een schijf over heeft. Maar je kunt soms ook winnen door de tegenstander vast te zetten. Dammen kent dus geen patregel. Verder hebben alle schijven dezelfde waarde, behalve wanneer een schijf tot dam promoveert. Dus wel een soort promotie, maar een die totaal niet op schaken lijkt. Dammen kent een interessante tactiek en strategie. Je kunt bijv. proberen je tegenstander in het centrum aan te pakken. Maar er zijn ook veel damgrootmeesters geweest die zich specialiseerden in de zgn. omsingeling. De remisemarge bij dammen lijkt vrij groot, omdat je zelfs met 3 tegen 1 dam (dam op de middendiagonaal) normaal gesproken niet meer kunt winnen.
Dammers moeten zich niet laten verleiden tot een vergelijking met bijv. schaken, maar lekker hun eigen sport aan de man/vrouw brengen. Sijbrands is daar het boegbeeld van.
@Eric
Voor schakers lijken dit redelijk objectieve kenmerken, maar zijn het dat ook?
Dammen is veel gemakkelijker te lezen omdat de regels eenvoudiger zijn (of in ieder geval minder uitgebreid). Zou een voordeel moeten zijn.
Aan de andere kant wordt schaken de koning van de denksporten genoemd. Goede marketing zou ik zeggen, lijkt me een reden om je er eens in te verdiepen.
Waarom ben ik zelf gaan schaken? Uiteraard omdat ik het net als dammen leuk vond, maar ook omdat er een (jeugd)vereniging in buurt zat (en geen damclub). Dergelijke “toevalligheden” spelen zeker mee bij de populariteit van een sport. Bovendien stond Timman regelmatig in de krant toen in leerde schaken. Dat werkt zeker motiverend.
Beste Eric. Ik vind de termen schaaksport en damsport beter de lading dekken, waarbij ik herhaal dat beide sporten weinig overeenkomsten kennen.
@MVanLeeuwen: ‘Dammen is veel gemakkelijker te lezen …”. Wellicht een typefoutje, want het had ‘leren’ moeten zijn? Maakt niet uit, want beiden zijn m.i. onjuist.
Vergeleken met de schaaknotatie heb de damnotatie (de velden genummerd van 1 tot 50) altijd hopeloos gevonden: nog steeds slaag ik er niet in om dat te LEZEN. En nee, schaken – althans wat de spelregels aangaat – is volstrekt niet moeilijk te LEREN. Kijk hoe snel (heel) jonge kinderen het snappen.
Voor menselijke begrippen zijn zowel schaken als dammen oneindig moeilijk en daarom kun je het ene niet boven het andere stellen. Door het niet verplichte karakter van schaken (slaan hoeft niet en terugspelen mag) kun je zeggen dat schaken breder is maar dat juist daardoor dammen veel verder de diepte in gaat.
Het moet inderdaad “leren” zijn. Bedankt!
Los van de notatie zijn de regels voor dammen m.i. toch echt een stuk gemakkelijker te leren. Minder stukken met eigen regels, geen e.p., geen rokade.
En ja, om goed te worden moet je heel diep rekenen, maar dat maakt de regels niet ingewikkelder.
Een daad van ongelooflijk cultuurvandalisme, dat stoppen met die rubriek. Wat ook omvang en betekenis van de damsport in Nederland is, die rubriek van Sijbrands is een cultuurmonument.
Voor Sake,
De damnotatie
Ten behoeve van het noteren van zetten zijn de 50 velden van het dambord genummerd van 1 tot en met 50, zoals aangegeven op het hieronder weergegeven diagram. Bij het begin van de partij staan de 20 zwarte schijven op de velden 1 t/m 20 en de witte schijven op de velden 31 t/m 50.
Een zet wordt genoteerd door het beginveld en eindveld op te schrijven, gescheiden door een streepje, bijvoorbeeld 32-28. Bij een slag daarentegen wordt er een kruisje tussen de twee getallen gezet, bijvoorbeeld 28×19.
Tenslotte kunnen slechte of juist erg goede zetten onderscheiden worden door respectievelijk een vraagteken of een uitroepteken achter de zet, bijvoorbeeld 32-28?
Beste schaakvrienden, omdat ik indirect de aanleiding was voor dit topic heb ik me inmiddels aangemeld bij schaaksite.nl – om te kunnen antwoorden op uw welkome gedachten over mijn “optreden” in de Volkskrant. Allereerst: door diverse topspelers en bestuurders uit alle drie de disciplines is deze week alsnog een petitie ingediend bij de krant, met het doel de denksportrubrieken in de vertrouwde vorm en op de vertrouwde plek terug te brengen. Of het zal werken betwijfel ik, maar we zullen zien. Ten tweede: de in de column van Margriet Oostveen genoemde essaybundel waaraan ik werk heeft de voorlopige titel ‘Dammen en Schaken – Even gelijkwaardig als onvergelijkbaar’. Na dammen is schaken namelijk mijn tweede sport, die ik al een kwart eeuw passief volg. Vermoedelijk heb ik meer boeken over schaken (zoals de prachtige serie van Böhm en Afek) in huis dan de gemiddelde clubschaker. Ik ben een zoon van Wim van Mourik, die al ruim dertig jaar over dammen in de beeldende kunst schrijft in Het Damspel, het orgaan van de KNDB. Interesse voor bordspelen zit in mijn bloed en op den duur ben ik als vanzelf (de eerste?) denksportfilosoof geworden. Op de vraag (van MvLeeuwen) of iemand, die uit financiële noodzaak gekozen heeft voor een bescheiden maar levendig onderkomen, als denksportfilosoof serieus genomen kan worden zeg ik: jazeker. Ik hoop de denksporten, en dammen en schaken in het bijzonder, nog decennia te dienen, al zal het wat schaken betreft alleen filosoferend en bewonderend zijn. Trouwens: wat weten dammers en schakers eigenlijk weinig van elkaars sport en cultuur!