“Old filth” door Jan Willem Duijzer. Column van Schaakvereniging Promotie.
Een gemompeld “j’adoube”, “koffie?” en als het zover komt: “remise?”. Er zijn genoeg schakers die daarmee door hun hele gespreksrepertoire heen zijn voor een competitiewedstrijd of zelfs een avond op de club. Met elkaar praten is een overschatte activiteit. Schakers weten dat en slagen er in om hun onderlinge gesprek te beperken tot wat echt noodzakelijk is, liefst op een fluistertoon en zo mogelijk geheel non-verbaal.
Het misverstand is dat deze afwezigheid van gepraat onderlinge verbinding en vriendschap in de weg zou staan. Hele volksstammen – ik probeer deze column genderneutraal te houden – menen dat je als vrienden of vriendinnen bij voorkeur alles met elkaar moet bespreken en dat je onderlinge problemen steeds grondig moet uitpraten. Zo niet schakers. Schakers kruipen zonder een woord te zeggen in elkaars hoofd. Bijna letterlijk. Immers, tijdens een partij schaak ben je samen met je tegenstander urenlang geconcentreerd op dezelfde zetten en dezelfde stellingen. Een groot deel van je hersenen staat full time in verbinding met het hoofd van de ander. In essentie is deze verbinding van vriendschappelijke aard; hoe graag je ook wilt winnen en hoezeer je misschien ook een hekel hebt aan de persoon die tegenover je zit, je bent toch met elkaar aan het spelen. En met elkaar spelen is iets wat vrienden doen. Karpov en Korchnoi waren ondanks alle gedoe met yoghurtbekers, zonnebrillen en parapsychologen vrienden van elkaar. Ik geloof dat echt.
Dat schakers niet veel zeggen is trouwens maar goed ook. Als je de interviews beluistert die tegenwoordig gemaakt worden na afloop van schaakwedstrijden, dan word je daar niet vrolijk van. Een gemiddelde voetballer heeft meer tekst dan een schaker en is zeker meer ontspannen. En op twitter is het niet veel beter. De veelgeroemde twitterdiscussies tussen Carlsen en Giri zijn op de keper beschouwd nogal puberaal.
Ik vergelijk schakers maar liever met muzikanten of met zangers. Laat ze alsjeblieft stoppen met praten en muziek gaan maken.
Old filth? De afgelopen weken las ik de “trilogie” die Jane Gardam de afgelopen jaren schreef: “Old filth” (in de Nederlandse vertaling: “Een onberispelijke man”), “Een trouwe echtgenote” en “Laatste vrienden”. Drie boeken over de excentrieke Engelse advocaat “Old filth” (failed in London, tried Hongkong); een zogenaamde “Raj-wees”, een in Engeland opgegroeid kind van ouders die overzee werkten in dienst van het Britse rijk, de “British Raj”. Praten is niet zijn sterkste kant en al helemaal niet over zijn gevoelens. Op zijn oude dag speelt hij wekelijks een potje schaak met zijn voormalig aartsvijand en collega-advocaat Terry Veneering. Ze worden vrienden, zonder ook maar iets te bespreken van wat ooit tussen hen stond.