How Ulf Beats Black

Deze recensie is van het boek “How Ulf beats black: Ulf Andersson’s Bulletproof strategic repertoire for white”. Ulf Andersson, dat is toch de man wiens partijen je bestudeert voor het slapen gaan zodat je sneller in slaap valt? Een schuiver pur sang wiens speelstijl zó droog is dat zelfs het bestuderen van een partij je met frisse tegenzin vergaat? Of toch niet? Is het mogelijk dat je niet één, maar zelfs meerdere van zijn partijen achter elkaar met plezier doorneemt?

Ik ben van nature een e4-speler. Nu zegt dat misschien nog niet alles, maar geef mij maar gerust een partij met tactiek en koningen in gevaar. Leuk. In het kader van de kennisverbreding ben ik iets meer dan een jaar geleden dan toch eens over gestapt op het al iets positionelere 1.d4, maar dan nog wel het liefst met een wat scherper repertoire. Toen ik mijn eerste boek mocht kiezen voor deze recensie, viel mijn oog op dit boek. “Bulletproof strategic repertoire” stond er in de ondertitel. Het klinkt geweldig, maar kan je ook nog ‘gewoon’ schaken? Ik besloot het uit te gaan zoeken, en dit boek te kiezen in de hoop dat ik op zijn minst iets meer ga begrijpen van het strategische geschuif dat ik nu zelf ook probeer in mijn partijen. Eerst zal ik wat vertellen over de auteur Cyrus Lakdawala en zijn schrijfstijl. Daarna zal ik ingaan op de doceerstijl en enkele van de 12 hoofdstukken dat het boek bevat. Tot slot een korte conclusie met aanbevelingen voor zowel de zelfstudeerder als de schaakleraar.

 

Cyrus Lakdawala

Van alle schaakboekauteurs is de kans erg groot dat u een boek van Cyrus Lakdawala in uw kast heeft staan. Een enorm repertoire aan boeken heeft hij geproduceerd, met voornamelijk de focus op openingen en grote schaaknamen. Waar veel van zijn boeken zijn geschreven onder uitgever Everymanchess, zijn de laatste twee boeken van zijn hand uitgegeven onder New in Chess. Tevens is daarmee de focus van zijn boeken wat verschoven, aangezien er in dit boek een combinatie wordt gemaakt tussen een openingsrepertoire voor wit en tegelijkertijd een ode wordt gegeven aan Ulf Andersson. Ik noem het bewust een ode, want Lakdawala is oprecht zo weg van Andersson’s speelstijl, dat hij Andersson’s speelstijl heeft overgenomen en zichzelf een “faithful Ulfieite” heeft bestempeld.

Het enthousiasme van de schrijver spat er zo vanaf, dat alleen al daardoor het boek leuk is om te lezen, en je interesse in het al dan niet geschuif van Andersson wat toeneemt. Naast zijn enthousiasme maakt Lakdawala volop gebruik van unieke beeldspraak, vergelijkingen, en anekdotes waarin hij ook niet schuwt af en toe een beetje te provoceren. Zo verwijst hij graag naar zijn vrouw Nancy, bijvoorbeeld naar een situatie waarin hij genoeg heeft aan een halfje voor de toernooizege:

“Then my domineering wife Nancy reminded me that if I won, the 6.5 out of 7 score would be a State Championship record, so I was advised/ordered not to chicken out and offer a quick draw against my 2330 rated opponent” (p.74).

Ook test hij zo nu en dan met een willekeurige opmerking je algemene kennis, bijvoorbeeld over films of zoals de volgende vergelijking met het Tudor-tijdperk:

“The queen’s decision to abandon her comfortable life on the second rank is akin to a beautiful young woman living in Tudor-era England, thinking: ‘Wouldn’t it be great if I could be Henry VIII’s next wife?’ (p.176).

Kortom, de theorie dat humor de aandacht van de lezer/luisteraar verhoogt wordt denk ik zeker door Lakdawala onderschreven.

 

Het boek: Doceerstijl

Anti repertoire:

De hele witte opzet draait om 1.Pf3, vaak gevolgd door 2.c4, afhankelijk van de zwarte reactie. Lakdawala beschrijft het repertoire als een ‘anti-repertoire’, waarmee hij aangeeft dat het lijkt alsof wit met zijn opzet geen enkel voordeel behaalt. In feite is wit zelfs helemaal niet ontevreden met een gelijke stelling, zolang er maar een plan is om mee te spelen. Op basis van de opzet van zwart wordt het plan gekozen. Het heeft vaak veel weg van de Réti of het Engels, maar d4 wordt ook in sommige varianten gespeeld, waardoor je weer in (bijvoorbeeld) een Catalaan terecht kan komen.

Simplicity and Clarity:

Waar het repertoire vooral op bouwt is ‘Simplicity and Clarity’. Toen ik dat las was ik wel wat sceptisch: Hoezo is dit simpel? Hoezo is het duidelijk wat wit hier moet doen? Maar, ik moet toegeven dat er door het hele boek heen hier wel naar gestreefd wordt. Zo kiest wit vaak een zelfde opstelling, en wordt er per hoofdstuk aangegeven op welke positionele zwakten wit speelt. Dit maakt het boek goed te begrijpen. Omdat er ook niet eindeloos wordt ingegaan op zijvarianten, blijft de focus van de lezer ook daadwerkelijk op de zwarte zwakten en de witte plannen om deze uit te buiten.

Opgaven, Vuistregels & Opsommingen:

Een ander sterk aspect van het boek is dat er in bijna elke partij wel een opgave te vinden is. Dit zet je meteen aan het denken, en haalt je uit de sleur van het klakkeloos spelen van de zetten. Ook wordt er vaak een vuistregel gegeven, bijvoorbeeld over de rol van de koning in het eindspel. Tot slot geeft Lakdawala vaak opsommingen tijdens de partij, bijvoorbeeld over hoe wit verder moet gaan of over wat er mankeert aan de zwarte stelling.

Een voorbeeld van een opgave is de volgende:

Het eindspel:

Er worden niet voor niks hele partijen gegeven. Het is een openingenrepertoire, maar tegelijkertijd was Andersson een meester in het omzetten van totaal gelijke eindspelen in klinkende overwinningen. Daarbij, met een strategisch repertoire kies je bewust voor een partij die niet in 20 of 30 zetten afgelopen is. Je kiest voor een rustige partij die gerust het dubbele aantal zetten mag duren. Er wordt daarom ook in dit boek veel aandacht besteed aan de slotfase van de partij, waarin ook beter duidelijk wordt waarom wit bepaalde keuzes heeft gemaakt in de opening.

 

Het boek: Een blik op de hoofdstukken

Het boek bestaat uit 12 hoofdstukken. 11 van deze hoofdstukken behandelen een openingsvariant, de laatste bevat opgaven met stellingen van Ulf Andersson. Dit laatste hoofdstuk met 39 opgaven is daarmee nog een toetje bovenop de 61 partijen met minimaal 1 opgave per partij die het boek in de 11 voorgaande hoofdstukken behandelt. Veel oefen of lesmateriaal dus. Een paar hoofdstukken zullen nu besproken worden.

Hoofdstuk 1: Ruilen op e5 in het Konings Indisch:

Veruit het grootste hoofdstuk met maar liefst 15 partijen is het hoofdstuk gewijd aan het Konings Indisch. Deze wordt, uiteraard, bereikt via de 1.Pf3-volgorde met 1.Pf3 Pf6 2.c4 g6 3.Pc3 Lg7 4.e4 d6 5.d4 0-0 6.Le2. Vanaf hier heeft zwart meerdere opzetten, maar de nadruk ligt op het meest gespeelde plan met 6…e5, waarna wit ruilt met 7.dxe5 dxe5 8.Dxd8 Txd8 (zie stelling). Het ruilen van de dames is overigens een van de hoofdplannen van wit door het boek heen. Hiermee wordt tactiek en aanval beperkt, wat de strateeg voordeel geeft.

Naast 6…e5 wordt er ook gekeken naar andere populaire zwarte opzetten, zoals met …Pbd7 en later …e5, met …Lg4 gevolgd door …a6, en …c5, waarna de partij over gaat in een Maroczy Bind (hierover ook meer in een later hoofdstuk tegen de Pirc en Moderne opzet met een direct 1…g6). Er wordt veel behandeld in dit hoofdstuk. De plannen in dit hoofdstuk zijn duidelijk, en omdat zwart weinig mogelijkheden heeft de structuur radicaal te veranderen geeft dit de witspeler een vrij risicoloze partij.

Hoofdstuk 2: De Pseudo-Grünfeld

Ik moet eerlijk zijn: toen ik de witte opzet zag verging mij alle lust om als Grünfeld speler nog een keer een Grünfeld opzet te kiezen tegen 1.Pf3. Dit systeem past echt perfect in het spel van de strateeg die zonder risico wil spelen: Dames ruilen binnen 7 zetten en een stelling waar niks Grünfeld-achtigs nog aanzit, en zelfs de standaard Grünfeldzetten verkeerd zijn. De variant waar het om gaat is 1.Pf3 Pf6 2.c4 g6 3.Pc3 d5 4.cxd5 Pxd5 5.e4 Pxc3 6.dxc3!? (zie stelling).

De gezichtsuitdrukking of lichaamshouding van uw zwartspeler zal waarschijnlijk al boekdelen spreken. Na dameruil (zwart kan proberen die te ontwijken, maar niet met veel succes) speelt wit heerlijk met een centrumpion, een gecentraliseerde koning die klaar voor het eindspel is en een structuur die wederom vrij spanningsloos is. Vooral dit laatste aspect biedt weer veel mogelijkheden voor wit om lekker veilig de stukken goed neer te zetten en rustig te spelen op de zwarte zwakten. Het lijkt misschien weinig voor wit, maar eigenlijk is het nog minder voor zwart. Wederom een goed en duidelijk hoofdstuk.

Hoofdstuk 8: Het symmetrische Engels

Waar de eerste twee hoofdstukken me langzaamaan het idee gaven dat wit echt 100% risicoloos te werk kan gaan met dit repertoire, bleek dat eigenlijk direct in de hoofdstukken er na dat dat niet het geval was. Zwart heeft natuurlijk heel veel verschillende opzetten, en kan onder andere met het symmetrische Engels de variatie in structuur aanbrengen. De kern van de zwarte opzet is hier dat hij speelt met …c5 en vaak …g6, maar daarna heeft hij vrije keuze in (breek-)zetten als …d5  en …e5. Het gevolg voor de witspeler is daarmee dat hij zich moet voorbereiden op verschillende mogelijkheden van zwart. Wit gaat in veel hoofdstukken voor een opzet met g3, wat daarmee de eenduidigheid van het witte plan versterkt. Ik denk dat wit nog steeds principieel strategisch kan spelen in dit en veel andere hoofdstukken waar zwart meer spanning op het bord kan toveren, maar het zal iets meer voorbereiding van de witspeler vergen om zich hierop voor te bereiden. Het symmetrische Engels wordt bereikt via 1.Pf3 Pf6 2.c4 c5 3.g3 (zie stelling).

Hier kan zwart al kiezen voor directe actie met 3…d5, maar ook 3…g6 gevolgd door een later …e5 zijn prima zetten. Conclusie: dit hoofdstuk en een aantal andere bieden zwart zeker meer mogelijkheden om spanningen op het bord te krijgen. Wit zal altijd blijven proberen te versimpelen en de spanningen vroegtijdig te stoppen. Dit lukt vaak, maar de stelling wordt opener én de dames blijven langer op het bord.

Hoofdstuk 9: Pirc en Modern, met e4!?

Ja, Ulf Andersson was natuurlijk een topspeler die ook best de zet e4 vroegtijdig durfde te spelen. Het leuke van dit hoofdstuk is dat na 1.Pf3 g6 meteen 2.e4!? wordt gespeeld. Wit is totaal niet bang voor de Pirc of een Moderne opzet. Zelfs een Siciliaan na 2…c5 wordt niet ontweken, omdat wit hier in een versnelde draak naar een Maroczy Bind kan gaan met c4 en d4. In de Pirc kiest Andersson natuurlijk wel voor een super solide opzet: na 2.e4 d6 3.d4 Pf6 4.Pc3 Lg7 5.Le2 0-0 6.0-0 is wit klaar om het degelijke centrum om te zetten in een prettige partij met ruimtevoordeel. (zie stelling).

Dit is een leuke afwisseling in dit boek, en het biedt daarmee ook een grote variatie aan witte opzetten tegen verschillende zwarte openingen. Als e4-speler die het wat rustiger aan wil pakken is dit een ideaal hoofdstuk. En toch blijft het wel een typische Andersson-opzet, waar niks verloren gaat aan het strategische doel.

 

Conclusie en aanbevelingen

Dit boek is een goed boek. Het heeft een leuke schrijfstijl, en Lakdawala weet erg goed inzicht te geven in Andersson en zijn strategische speelstijl. Het boek streeft naar het geven van inzicht in een brede aanpak van de partij waar alle fasen samen komen, en dit lukt. De opening is het startpunt, maar de brede analyse van het eindspel maakt het een stuk sterker. Tevens worden er geen lange zijvarianten gegeven waarin je je kan verliezen, wederom de ‘simplicity and clarity’. De opgaven tussendoor houden scherp en activeren tot actief leren. Spanningsloos zal niet elke partij worden, zwart heeft zeker nog iets om voor te vechten. Echter, het boek geeft goede handvatten om hier tegen te spelen als wit zijnde.

Om toch nog even terug te komen op de vraag of het mogelijk is meerdere partijen van Andersson te bestuderen met plezier: Ja, met dit boek zeker.

 

Ik kan dit boek zeker aanraden. Aan wie?

Allereerst natuurlijk voor de strategen onder u. Als u nou graag het schaakplezier van spelers zoals ik vroeg in de partij wilt afnemen, om vervolgens met ogenschijnlijke eenvoud door het kamp van uw tegenstander heen te snijden, dan is dit uw boek.

Ten tweede is dit boek absoluut een aanrader voor de spelers zoals ik die onverwacht sterk uit de hoek willen komen in strategische strijd. Daarbij, door de leuke schrijfstijl is dit is alles behalve droge stof.

Een grote groep spelers variërend in rating zal wat aan dit boek hebben. Het is duidelijk geen beginnersboek, omdat het niet uitvoering stilstaat bij elke zet in de opening die gespeeld wordt, of bij basistactiek. Maar, door het wisselende niveau in opgaven en vuistregels hebben spelers van ongeveer 1600 tot 2000 zeker veel aan dit boek. Maar ook boven de 2000 kan je veel hebben aan dit boek, zeker als je zoals ik weinig kennis hebt van deze speelstijl en de standaardplannen in de opening. De partijen van Andersson zitten natuurlijk ook nog steeds vol met prachtzetten die veel spelers niet zomaar reproduceren.

Tot slot nog een advies voor de schaakleraars. Door de grote samenhang in de partijen van opening tot eindspel en dankzij de vele opgaven en vuistregels, is dit boek erg geschikt voor trainingen. Ik denk dat niet de focus per se op het repertoire hoeft te liggen, maar veel meer het begrip van de partijen en plannen. Als trainers staan er veel modelpartijen in die u kan bespreken met (of eerst zelf laten analyseren door) uw leerlingen.

How Ulf beats black: Ulf Andersson’s Bullteproof strategic repertoire for white

Uitgever: New In Chess

Pagina’s: 279

ISBN: 978-90-5691-771-5

Een overzicht van onze recensenten en hun recensies staat op dit overzicht.

 

 

 

Over Bram Klapwijk

Ik ben een schaaktrainer en schaakliefhebber. Met name de aanval vind ik erg interessant, maar voor bijna alles dat met schaken te maken heeft kan je me wel porren. Ik heb een eigen Youtube kanaal: Schaakplezier!

3 Reacties

  1. Avatar
    Hendrikom 24 april 2018

    Andersson-Nijboer, met dameruil binnen tien zetten is me altijd bijgebleven. Uit een toernooi in Nederland. Friso vond het geloof ik allemaal niet zo bijzonder, maar ik vond het een echte Ulf!

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.