Boekrecensie: over gemoderniseerde openingen
Het bouwen van een openingsrepertoire is voor elke schaker een uitdaging. Een opening moet dan ook aan aardig wat eisen voldoen: het moet leuk zijn om te spelen, mag niet teveel werk kosten en je wil er liefst ook nog veel punten mee scoren. Heb je eenmaal een repertoire gekozen, moet je ook nog omgaan met wat je schaakomgeving van jouw openingsrepertoire vindt: de een beschimpt je omdat je een ‘incorrecte’ opening speelt, de ander vindt dat je je niet mag bezighouden met hoofdvarianten omdat je aan een ‘rat race’ zou meedoen.
De kritiek van een ander leert je over het algemeen meer over diegene dan over jouzelf. De opmerking over de ‘rat race’ snijdt echter wel hout: openingsstudie kan je namelijk zien als een prisoner’s dilemma: liefst zou je allebei de openingswapens afgooien en een blotevuistengevecht aangaan, maar het is helaas voor iedere schaker rationeel om juist wél aan openingsstudie te doen. Zie de volgende tabel, waarbij ik voor het gemak heb aangenomen dat de twee schakers precies even goed kunnen schaken en dat hun mate van openingsstudie de enige onderscheidende factor is.
Je tegenstander | |||
Geen studie | Wel studie | ||
Jijzelf | Geen studie | Remise | Verlies |
Wel studie | Winst | Remise |
Deze tabel toont wat de meest verstandige keuze is voor jou als individu: als je tegenstander aan openingsstudie doet, dan kan jij door ook te studeren een verlies ombuigen naar een remise. Maar als jouw tegenstander niet aan openingsstudie doet, is het óók rationeel om wel te studeren: in plaats van een remise levert dat je namelijk een winst op! Dit maakt dat we allemaal geketend zijn aan openingsstudie – terwijl het evenveel oplevert als wanneer niemand iets aan studie zou doen…
Een goede reden om er daarom maar eens een openingsboek bij te pakken! In deze recensie behandel ik The Modernized Benko Gambit van Milos Perunovic. De Benko (of het Wolga-gambiet) begint als volgt:
Het is een opening waarbij zwart dus een pion offert en daarbij zijn a- en b-lijn opent, wat hem compensatie oplevert. Het plan is dan ook om Lxa6 (en na een eventueel e2-e4 ook Lxf1), g6, Lg7, d6, Pbd7, 0-0, Da5 en Tfb8 te spelen. Daarna gaat hij bijvoorbeeld verder met…c4, …Pc4, …f5 of …Lxc3. De compensatie is van positionele aard, wat wil zeggen dat zelfs als de dames geruild worden zwart vaak nog prima staat.
De Benko voldoet aan een aantal eisen van onze introductie: het levert spannende stellingen op die ook regelmatig winstpartijen voor zwart brengen, het wordt ook door wereldtoppers gespeeld en de plannen zijn tamelijk rechttoe rechtaan. De laatste tijd heeft de Benko echter wat theoretische problemen, in het bijzonder in de ´King Walk´-variation met 12.a4, wat op het bord komt na de volgende zetten:
Het idee is dat wit snel een paard op b5 zet en daarmee het belangrijkste tegenspel over de b-lijn blokkeert. Met het moderniseren van de Benko probeert Perunovic dat probleem op te lossen en inderdaad is zijn aanpak tamelijk origineel: hij wacht namelijk met terugslaan op a6 en probeert in plaats daarvan in eerste instantie het paard van b5 te houden. Hiermee begeeft Perunovic zich op relatief nieuw terrein: zijn aanbeveling 6…Lg7 i.p.v. 6…Lxa6 wordt namelijk maar 1 op de 10 keer gespeeld (maar nog altijd nog meer dan duizend keer).
Ik was zelf alleen bekend met de ‘traditionele’ Benko en dat maakt dat de varianten van Perunovic inderdaad verfrissend zijn. Zijn hoofdstukken suggereren daarnaast dat we ons op onontgonnen terrein begeven. Hij start elk hoofdstuk met het toelichten van de belangrijkste plannen in een paar zinnen. Vervolgens geeft hij voornamelijk varianten met wat licht commentaar. Dit alles lijkt te suggereren dat de lezer het gewoon maar eens moet gaan uitproberen, in de categorie blotevuistengevecht: het staat niet in het boek, dus zowel wit als zwart moet het zelf gaan uitzoeken!
Die ambitie vind ik zeer te prijzen, maar brengt me ook op mijn belangrijkste kritiekpunt: deze gemoderniseerde Benko ís helemaal geen onontgonnen terrein. Ik gaf al aan dat deze stelling meer dan duizend keer gespeeld is en niet door de minsten. In 2014 gespeeld door Carlsen, in 2015 door Giri en in september 2017 nog door Kramnik, maar Perunovic maakt daar slechts in voetnoten melding van. Ook eerdere theoretische discussies komen praktisch niet aan bod. Dat is logisch ten aanzien van de hoofdvariant, omdat eerdere boeken van bijvoorbeeld Aveskulov en (Sergey) Kasparov daar zo snel mogelijk terugslaan op a6 (zie ook deze review van Robert Ris). Bij de verschillende weigeringen van het gambiet echter (toch goed voor meer dan de helft van de hoofdstukken) beveelt hij zonder enige toelichting andere varianten aan. De ‘oude’ aanbevelingen leken mij echter meer dan prima, dus graag had ik gehoord waarom Perunovic het nodig vond om andere aanbevelingen te doen.
De varianten zelf overtuigen me ook niet altijd. Een voorbeeld van een van de hoofdvarianten is de volgende:
Een dergelijke variant roept bij mij echter meer vragen op dan dat hij antwoorden geeft: tot hoe ver is dit nog ooit gespeeld en waar beginnen Perunovic’ eigen analyses? In hoeverre heeft hij hierbij gebruik gemaakt van een computer? Hoe ‘smal’ is het pad waarover zwart loopt? En hoezo kan een variant überhaupt nog in ‘onduidelijk’ eindigen als schaakcomputers tegenwoordig binnen twee seconden een stellingsoordeel hebben? Bij nadere beschouwing blijkt met de variant overigens niks mis: alles is tot zet 19 op het bord gekomen en vervolgens heeft Perunovic de computer gevolgd tot een relatief logisch eindpunt, hoewel zet 33 wat mij betreft wat overdreven is. En voor wie het eindoordeel ‘onduidelijk’ ook onbevredigend vindt: Stockfish geeft 0.00.
Perunovic overtuigt dus niet, terwijl dat volkomen onnodig is gezien zijn staat van dienst. Hij is een sterke grootmeester (rating 2600-) en heeft aardig wat partijen in de database gespeeld met de (gemoderniseerde) Benko. En met succes: hij wint van Tomashevsky (2700+) en houdt soepel remise tegen l’Ami, Sokolov, Dreev en nogmaals die Tomashevsky. Of neem de volgende stelling:
Hierbij legt hij uit dat 9.Ld3?! niet zo goed is vanwege 9…Pxd5, en merkt daarbij het volgende op: “I won a lot of blitz games with this trick”. Hij vergeet echter te zeggen dat hij hiermee o.a. won van Onischuk op het WK rapid in 2015. Dat is toch wat anders dan wat nachtelijke online snelschaakpotjes!
Concluderend vind ik The Modernized Benko Gambit een heel interessant boek. De varianten blazen inderdaad nieuw leven in de Benko en lijken bovendien hout te snijden. Perunovic laat wel wat kansen liggen. Als hij meer had uitgelegd over zijn aanpak voor dit boek, door a) toe te lichten waarom hij bepaalde varianten aanbeveelt en b) aangeeft of hij voornamelijk leunt op partijen of eigen (computer-)analyses, was het boek veel sterker overgekomen. Nu moet je als lezer hiernaar gissen en dat is zonde. Zeker omdat Perunovic iemand is van wie je dingen kunt aannemen, gezien zijn niveau en ervaring met de Benko. Mijn eindoordeel, uitgedrukt in hoeveel zin ik op basis van dit boek heb om de Benko een kans te geven: 3,5 uit 5. De zoektocht naar het ideale blotevuistengevecht is nog niet ten einde. Toch maar een potje Fischer Random?
Boek: The Modernized Benko Gambit Auteur: Milos Perunovic Jaar van uitgave: 2018 Uitgeverij: Thinkers Publishing |
Een overzicht van onze recensenten en hun recensies staat hier.
Een goed doorwerkt, interessant artikel. Het nadeel van het Benkö gambiet komt naar voren, als wit in het eindspel een vrijpion op de a-lijn heeft. Gaat Perunovic daar nog op in. Zie onderstaande partij van Taimanov tegen Benkö uit het Hoogovenstoernooi van 1970. Benkö zelf speelde dit gambiet enkele jaren met enig succes, maar in zijn gehele carrière relatief weinig, als ik afga op deze databank. www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1138456
Dankjewel Wim! De vrije a-pion van Taimanov is inderdaad iets wat je in het verre eindspel wil vermijden. Helaas geeft Perunovic weinig tips over dat soort typische eindspelen. Als je daar meer over wilt weten, raad ik je aan om het boek van Aveskulov erbij te pakken. Hij heeft een heel hoofdstuk genaamd ‘Understanding the Benko’, waar hij ‘Dream positions for Black’ en ‘Positions to Avoid’ behandelt.
Openingsstudie is volgens mij geen (zuiver) prisoner’s dilemma. Ten eerste is er bij de openingsstudie geen keuze tussen samenwerken en niet-samenwerken (dat is althans niet wat je bedoelt). Ten tweede blijft het schaken een nulsomspel. Zie uitleg hier.
Toch doet zich in de schaaksport regelmatig een prisoner’s dilemma voor, maar in die gevallen vinden we de optie “samenwerken” dan meestal onsportief en/of immoreel. Voorbeeld: speler A en B staan na de voorlaatste ronde aan kop met elk 8 uit 8, gevolgd door speler C met 7,5 punt. Er is slechts één hoofdprijs van €1000. Nummer twee krijgt niets. Bij gelijk eindigen worden de prijzen gedeeld. In de laatste ronden spelen A en B tegen elkaar.
De optie “niet-samenwerken”, maar gewoon sportief te spelen, geeft zowel A en B een kans op €1000 als zij de ander verslaan. Ze lopen echter ook het risico te verliezen en dus niets te krijgen of bij een remise de prijs eventueel te moeten delen met C (als die zijn laatste partij wint). De optie “samenwerken” kan voor A en B daarom gunstig zijn. Zij spreken dat onderling af dat A wint, maar dat ze achteraf de prijs verdelen – elk €500.
Ha Eric, goede toevoeging, inderdaad is het geen zuiver prisoner’s dilemma. Het is wellicht beter te vergelijken met een wapenwedloop (bijv. in de Koude Oorlog). Voor beide partijen is het beter om een wapenstop af te roepen (of zelfs te ontwapenen), maar helaas komen we bij rationeel gedrag van de afzonderlijke partijen uit op een ‘lose-lose’-situatie. In speltheorie zou dit het ‘Nash-equilibrium’ heten als ik me niet vergis…
Het is wel een prisoner’s dilemma.
Zeg dat het winnen van een partij 10 utiliteit oplevert en remise 5
openingen studeren -2.
En zeg dat openingen studeren ervoor zorgt dat je wint van iemand die niet voorbereid, alletwee voorbereid geeft remise, alletwee niet voorbereid geeft ook remise.
Alletwee niet voorbereiden geeft dan een utiliteit van
A=0.5*10-0*2=5, B=0.5*10-0*2=5 totale sociale utiliteit is 10
A wel, B niet
A=1*10-1*2=8, B=0*10-0*2=0 totale sociale utiliteit is 8
A niet, B wel
A=0*10-0*2=0, B=1*10-1*2=8 totale sociale utiliteit is 8
A wel en B wel
A=0.5*10-1*2=3, B=0.5*10-1*2=3 totale sociale utiliteit is 6
Als A en B samen konden werken zouden ze voor beiden niet voorbereiden gaan. Echter zowel A als B wil afwijken, omdat ze dan bij 8 ipv 5 komen. En als 1 iemand afwijkt wil de ander ook, dus beiden zullen afwijken naar het minst sociale utiliteit gevende beiden voorbereiden.
Wapenwedloop is ook een voorbeeld van prisoner’s dilemma
Er is nog een partij uit dat Hoogovenstoernooi van 1970, waarin Frans Kuijpers met wit tegen Benkö wint, als die met zwart het Benkö gambiet speelt. Daarin krijgt wit de overhand op de damevleugel en zwart compensatie in het centrum, maar Kuijpers weet dat te neutraliseren en in de aanval te winnen. www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1335502