Top-40 Nederlandse schakers. 2: Jan Timman

Zou een Nederlandse schaker nog eens wereldkampioen kunnen worden? Ruim veertig jaar na de historische zege van Max Euwe in 1935 kwam het besef op dat we misschien weer een kandidaat hadden. Jan Timman kwam ver, maar Anatoli Karpov bleek voor hem een grotere kwelgeest dan Alexander Aljechin voor Euwe.

Timman in 2000 in Hoogeveen

 

Jan Timman (geboren 14 december 1951) werd al op zijn veertiende jeugdkampioen van Nederland en vervolgens derde bij het wereldjeugdkampioenschap. In 1969 debuteerde hij als zeventienjarige op het Nederlands kampioenschap met een derde plaats. In 1974 begon hij aan een fabuleuze reeks. Timman werd drie keer op rij kampioen, met uit 11 partijen respectievelijk 8,5, 9,5 en 8,5 punten. In 1978 werd hij kampioen samen met Sosonko, met wie hij geen overeenstemming kon vinden voor een datum voor een beslissingsmatch. In 1980,, 1981 en 1983 werd hij weer overtuigend kampioen. Timman stond inmiddels in de top vijf van de wereld en het was niet vreemd dat hij de NK’s even liet voor wat ze waren. In 1987 scoorde hij nog wel zijn beste prestatie. Met 9,5 uit 11 eindigde hij 2,5 punten voor Sosonko en Van der Wiel, inmiddels ook allebei wereldtoppers. Daarna duurde het tot 1996 voordat hij er weer bij was. Timman eindigde samen met de nieuwe ster Sokolov bovenaan en versloeg hem in een korte beslissingsmatch. In de volgende twee jaren werd hij tweede. Na weer een lange afwezigheid werd hij in 2006 tiende, wat voldoende was om definitief een punt te zetten achter zijn NK-deelnames. Timman was er zeventien keer bij, wat negen titels, vier tweede en een derde plaats opleverde.

 

Wereldtop

Al in 1972 kwam Timman de top honderd van de wereld binnen, op plaats 95. In 1974 kwam hij op 39, in 1977 op 16. Pas in 1993 verliet hij de top twintig. Zelf noemt hij 1978 als het jaar waarin hij definitief de wereldtop bereikte. In Bugojno won hij dat jaar een partij van Karpov en eindigde achter Karpov en Spasski als derde. Timman won het IBM-toernooi ruim voor Ribli, Hort, Andersson en Ljubojevic, won ook een toernooi in Niksic en werd tweede in het supertoernooi in Tilburg. Het leverde hem in januari 1979 een mondiale vijfde plaats op. Drie jaar later was hij nummer twee van de wereld, achter Karpov. Toen ook Gari Kasparov opkwam, was de derde plaats voor Timman het hoogst haalbare. Die bereikte hij nog een paar keer, wat hem de titels ‘Best of the West’ en ‘Best of the Rest’ opleverde. Timman won het IBM-toernooi nog eens in 1981 (voor Karpov, Portisch en Hort), het Hoogovenstoeronoi in 1981 en 1985, het Interpolistoernooi in Tilburg in 1987 (voor Hübner, Kortchnoi en Joesoepov) en de VSB-vierkamp in Amsterdam in 1989. Zijn grootste triomf was Rotterdam 1989, een toernooi dat deel uitmaakte van de World Cup-serie. Hij eindigde er een punt voor Karpov en verder o.a. Vaganjan, Nunn, Short, Seirawan en een in dat toernooi ontketende Van der Wiel. Buitenlandse toernooizeges waren o.a. Las Palmas 1981, Mar del Plata 1982, Bugojno 1984, Sarajevo 1984 en Linares 1988.

Naast de klassieke toernooien behaalde Timman zijn allergrootste succes in een rapidtoernooi, het Immopar-toernooi in Parijs in 1991. In het knock-outtoernooi versloeg hij Kamski en Anand elk met 1,5-0,5, Karpov met 2-0 en in de finale Kasparov met 1,5-0,5. Jaren later gaf hij toe dat hij spijt had dat hij de tweede partij tegen Kasparov in een overduidelijk gewonnen stelling remise had gegeven om de 80.000 dollar veilig te stellen. Zowel Karpov als Kasparov met 2-0 verslaan had hij ‘geen slecht idee’ gevonden, zei hij in een interview.

Timman in 1967. Foto: Nationaal archief

 

Timman tegen de rest

Jan Timman bereikte pas laat de kandidatenmatches om het wereldkampioenschap. In een tijd dat hij daar al thuishoorde, strandde hij in interzonetoernooien. Het waren met name Hans Böhm, Jos Timmer (KRO) en Martin Vael (Interpolis) die de KRO-matches bedachten. Vanaf 1982 speelde Timman tien jaar op rij in december een match van zes partijen tegen een medewereldtopper. Timman tegen de Rest van de Wereld, het moest duidelijk worden wat zijn positie in dat veld was. De matches vonden plaats in de KRO-studio in Hilversum en zijn in het Gooi nog steeds legendarisch. Per dag kwamen er meer dan duizend toeschouwers op af, voor één partij. Timman moest laten zien dat hij toch echt een van de sterkste schakers ter wereld was, zo was het idee. Dat lukte matig. Hij versloeg Portisch en Ljubojevic, speelde vier matches gelijk en verloor er vier. Eindstand: Timman 29, Rest van de Wereld 31. In 1985 verloor hij de match tegen Kasparov met 2-4. Wel was Timman in die match de eerste schaker die Kasparov een nederlaag toebracht in zijn hoedanigheid van wereldkampioen.

 

WK-strijd

In 1986 speelde Timman dan eindelijk zijn eerste WK-kandidatenmatch. Hij verloor ruim van Joesoepov in de kwartfinale. Drie jaar later versloeg hij achtereenvolgens Salov, Portisch en Speelman. In de finale ging hij ten onder tegen Karpov. Zijn derde cyclus was geweldig. Timman versloeg Hübner met 4,5-2,5, Kortchnoi met dezelfde cijfers en Joesoepov met 6-4. Op de vraag wanneer in zijn leven hij zich op z’n sterkst voelde, zei Timman eens: “Na mijn overwinning op Joesoepov.” In de finale verloor hij van Nigel Short, die in de halve finale Karpov had verslagen. De Brit mocht een WK-match spelen tegen Kasparov, maar de twee braken met de FIDE en speelden een ‘wilde match’. De bond besloot daarop dat Timman en Karpov om de officiële wereldtitel mochten spelen. Eindelijk een WK-match voor Jan Timman, al was het een B-keus. Hij verloor met 8,5-12,5 en Karpov werd een omstreden kampioen.

In 1994 mocht Timman uiteraard weer aan de kandidatenmatches meedoen. In Wijk aan Zee won hij met 4,5-3,5 van Lautier. Vervolgens werd hij uitgeschakeld door Salov, waarna hij niet meer op het WK-toneel terugkwam. Toernooien bleef Timman wel winnen, maar niet meer op het niveau van de jaren zeventig en tachtig. In juli 2001 verliet hij de mondiale top honderd, waarin hij daarna incidenteel nog wel eens terugkwam.

Timman in 1999 in Hoogeveen

Landenteams

Timman was, niet verrassend, Nederlands meest actieve Olympiadespeler. In dertien edities speelde hij 169 partijen, waarin hij 60% scoorde. Hoogtepunt was die van 1976, toen Nederland tweede werd en Timman met 8,5 uit 11 een gouden medaille won aan het eerste bord. Zijn laatste Olympiade speelde hij in 2004. Opmerkelijk genoeg behaalde hij zijn grootste succes met het Nederlandse team een jaar later. Nederland werd Europees kampioen, waar Timman met 5 uit 7 een belangrijke bijdrage aan leverde.

Timman schreef boeken over het schaakspel en ook over zijn eigen carrière. Hij is ook een vermaard studiecomponist. Zijn voorkeur gaat daarbij uit naar stellingen die ook in echte partijen kunnen voorkomen. Zijn eigen partijen zijn vaak de inspiratie voor zijn studies.

Over zijn schaakstijl is op te merken dat Timman een alleskunner is. Aanvallen gaat hem net zo makkelijk af als positiespel. Opening, middenspel en eindspel zijn alle even belangrijk. Een voorkeur voor bepaalde openingen heeft hij nooit gehad. Timman speelde altijd alles. Voorbereiden op hem was dan ook zinloos.

Jan Timman is erelid van de KNSB en ontving in 1991 de Euwering voor zijn verdiensten voor het Nederlandse schaken. Ik zet hem op 2 en ga nu nadenken wie ik op 1 zal zetten.

 

De foto’s uit Hoogeveen zijn van de auteur van dit artikel.

 

1 …

2 Jan Timman

3 Anish Giri

4 Loek van Wely

5 Hein Donner

6 Jeroen Piket

7 Genna Sosonko

8 John van der Wiel

9 Ivan Sokolov

10 Sergei Tiviakov

11 Hans Ree

12 Paul van der Sterren

13 Friso Nijboer

14 Lodewijk Prins

15 Erwin l’Ami

16 Theo van Scheltinga

17 Dimitri Reinderman

18 Salo Landau

19 Jan Smeets

20 Nico Cortlever

21 Hans Bouwmeester

22 Coen Zuidema

23 Frans Kuijpers

24 Dirk van Foreest

25 Gert Ligterink

26 Erik van den Doel

27 Jorden van Foreest

28 Kick Langeweg

29 Daniel Stellwagen

30 Eddie Scholl

31 Henri Weenink

32 Robin van Kampen

33 Hans Böhm

34 Rini Kuijf

35 Hoan Liong Tan

36 Haije Kramer

37 Daniël Noteboom

38 Norman van Lennep

39 Rudy Douven

40 Rob Hartoch

 

Als u linksboven in het scherm klikt op ‘top 40’, kunt u langs alle voorgaande afleveringen scrollen.

 

De top-40 is niet gebaseerd op ratings en titels, maar op de positie en prestaties van Nederlandse schakers ten opzichte van hun tijdgenoten, nationaal en internationaal.

24 Reacties

  1. Avatar
    Jaap Amesz 12 juni 2018

    Stel nou dat Euwe geen wereldkampioen was geworden, maar de WK match had verloren. Zou je Timman dan wel op 1 hebben gezet?

    • Avatar
      Johan Hut 12 juni 2018

      Waarschijnlijk wel. Maar er is wel wat meer over Euwe te zeggen. Zijn overheersing in Nederland was nog groter dan die van Timman.

  2. Avatar
    danna1992 13 juni 2018

    Timman hoort gewoon op 1 met alle respect voor Euwe. Zijn onvergelijkbare perioden.

    • Avatar
      Peter Huisman 13 juni 2018

      Het zijn inderdaad onvergelijkbare perioden, en dat maakt het ook zo ontzettend moeilijk om Euwe en Timman te vergelijken. Natuurlijk heeft Timman veel meer toernooien (en ook matches) gewonnen, maar in zijn tijd waren er natuurlijk ook veel meer dan in Euwe’s tijd. Timman’s probleem is uiteraard dat er geen kruid was gewassen tegen Karpov, die ook nog eens even oud was als Timman en hem altijd iets voor bleef. Het was voor Timman uitzonderlijk moeilijk om tussen 1978 en 1984 wereldkampioen te worden, en na 1984 kwam Kasparov erbij en die was zelfs nog sterker. Euwe won in 1935 voor velen misschien verrassend van Aljechin, maar het was niet onverdiend. En zoals Euwe zelf al zei, was het jammer dat hij Aljechin in 1937 niet opnieuw klopte, want Aljechin was beslist over zijn hoogtepunt heen. Dat maakt dat sommigen nogal geringschattend doen over Euwe als wereldkampioen, maar dat is niet terecht. Hij kwam na Aljechin en voor Botwinnik, en daar viel niets op af te dingen. Euwe heeft geen zeges als Mar del Plata 1982, Bugojno 1984, Tilburg 1987, Rotterdam 1989 achter zijn naam staan, maar hij werd wereldkampioen, en Timman niet. Als geen van beide wereldkampioen was geweest, zou de balans waarschijnlijk naar Timman zijn doorgeslagen. En als Timman in Rio 1979 iets gelukkiger was geweest en zich ook nog door de kandidatenmatches had heen geslagen, en in Merano 1981 tegenover Karpov had gezeten en hem had geklopt, dan zou hij waarschijnlijk ook bovenaan zijn geëindigd. Het had gekund, maar ik denk eerlijk gezegd, dat Timman in geen enkele fase van zijn carrière de nummer één van de wereld is geweest.

  3. Avatar
    Jaap Amesz 13 juni 2018

    Eigenlijk kun je een wereldkampioen niet anders dan op 1 zetten, dan is de rest allemaal bijzaak. Hoeveel er toch nog te zeggen valt in het voordeel van Timman, hij was geen wereldkampioen, dus dan houdt het op. Daar kunnen 1000 toernooi zeges niets aan veranderen.

    • Avatar
      Peter Huisman 13 juni 2018

      Dat ben ik met u eens! In sporten als atletiek, zwemmen, turnen, roeien, volleybal, skiën en schaatsen gaat er niet boven een olympische titel. Echter, voor sporten als voetbal en ook ons eigen schaken is er niets hogers dan de wereldtitel. Euwe heeft die behaald en Timman niet. That’s all! Dat gezegd hebbende denk ik niet dat Kasimdzhanov, Ponomariov en Khalifman een grotere naam in de schaakwereld hebben dan Keres, Bronstein, Korchnoi en Ivanchuk. Die laatsten kwamen erg dichtbij, net als Timman, maar haalden het net niet.

  4. Avatar
    wimw 13 juni 2018

    Timman had echt geen kans tegen de wereldkampioenen Karpov en Kasparov en was met recht The Best of the Rest/West. In klassieke partijen is de stand 30-8 in het voordeel van Karpov (met 64 remises) en tegen Kasparov is de stand zelfs 19-2 in het nadeel van Timman met 19 remises. Euwe slaagde er tot twee keer toe in de W.K. match van 1935 tegen Aljechin een achterstand weg te werken en die uiteindelijk in een voorsprong om te buigen. Hij won in die 30 partijen 9 keer van Aljechin, wat al meer is dan Timman van Karpov won in 102 partijen. In dat opzicht deed Euwe het toch beter dan Timman tegen de wereldkampioen(en). In 1937 verloor Euwe de WK match natuurlijk wel, maar ook daarin versloeg hij Aljechin 4 keer in de 25 officiële partijen.

  5. Avatar
    Jaap Amesz 13 juni 2018

    Moge de schaker zijn hand opsteken indien hij Kasimdzhanov, Ponomariov en Khalifman als echte wereldkampioen ziet. Die wonnen zeg maar de lotto. Wat elke clubkampioen weet is dat clubkampioen worden over een jaar lang makkelijker is dan bekerpotjes winnen. Bij de beker is het zo dat wanneer je 1 keer een foutje maakt, dat het meteen voorbij is. Bij een langere competitie mag je een fout maken en kan je dat later toch nog goed maken.

    Mijn rijtje gaat zo vanaf Timman’s tijd: Spasski, Fischer, Karpov, Kasparov, Kramnik, Anand, Carlsen.

    • Avatar
      Peter Huisman 13 juni 2018

      Ook hier ben ik het mee eens. Voor mijzelf zet ik graag nog Topalov tussen Kasparov, Kramnik en Anand. San Luis 2005 vind ik allesbehalve een loterij, Topalov won zeer overtuigend, en hij kon er weinig aan doen dat Kasparov (uiteraard) en Kramnik niet meededen. Een half jaar daarvoor had hij het afscheid van Kasparov (Linares) al grondig verknald, dus voor mij een waardig (Fide)wereldkampioen.

    • Avatar
      Johan Hut 13 juni 2018

      Volgens mij was San Luis 2005 bedoeld als een nieuwe start, naar een onverdeelde schaakwereld, en werd dat door iedereen geaccepteerd behalve door Kramnik, die niet wilde meedoen. Ik vind dat dan inderdaad gewoon een echt WK-toernooi. In ’the Big Book of World Chess Championships’ (Andre Schulz, New in Chess, 2016), een zeer doorwrocht boek, wordt het toch niet meegeteld. Kramnik vond dat hij alleen in een match mocht worden onttroond. In 2006 won hij de match van Topalov en in 2007 ging hij toch akkoord met een toernooi (achtkamp), waarin hij tweede werd achter Anand.

      Ik vind Topalov dus ook gewoon in het rijtje thuishoren.

  6. Avatar
    Eric 14 juni 2018

    Ik mis één aspect in de discussie over Timman vs. Euwe.

    In zijn poging om wereldkampioen te worden, moest Timman “Het smalle pad” bewandelen. Eerst enkele kwalificatietoernooien, gevolgd door een serie van kandidatenmatches. Hij is daarin heel ver gekomen.

    In vergelijking daarmee was het pad van Euwe breed. Zéér breed kunnen we wel stellen. Euwe hoefde alleen Aljechin voor een WK-match uit te dagen, waarbij anderen rond Euwe zorgden voor de financiering van de match.

    Als deze lijst dus is gebaseerd op de daadwerkelijke prestaties op het schaakbord, zoals Hut hier meerdere malen heeft gesteld, dan zou Timman op no. 1 geplaatst moeten worden.

    Natuurlijk is de betekenis van Euwe voor het Nederlandse én internationale schaken van onschatbare waarde geweest. Maar dat staat grotendeels los van zijn prestaties op het schaaktoneel.

    • Avatar
      Frits Fritschy 14 juni 2018

      Euwe zou nooit de steun (het geld!) hebben gekregen om Aljechin uit te dagen als hij zich niet ruimschoots bewezen had: sinds 1926 constant bij de beste tien van de wereld, bij de beste vijf sinds 1933, nr. twee in 1934-1935 (zie chessmetrics.com). ‘Alleen maar Aljechin hoeven uit te dagen’ is een beetje kort door de bocht.

    • Avatar
      Eric 14 juni 2018

      Dat Euwe volgens chessmetrics op nr. 2 stond in 1934-1935 lijkt mij eerder het gevolg van de WK-match en niet zozeer de reden van die match. Die ranglijst is namelijk achter berekend op basis van de resultaten.

      Los hiervan: natuurlijk was Euwe in die jaren een topspeler. Maar ook andere topspelers uit die tijd hadden best een WK-match kunnen spelen. In de eerste plaats natuurlijk Capablanca (tegen wie Aljechin domweg weigerde een tweede WK-match te spelen) en daarnaast spelers als Flohr, Fine, Botwinnik, etc. In tegenstelling tot Timman ca. 50 jaar later hoefde Euwe die collega-topspelers niet éérst te verslaan om daarmee het recht te verwerven de wereldkampioen uit te dagen. 

      Om een andere vergelijking te maken: als Giri nu óók het recht zou krijgen om de huidige wereldkampioen Carlsen rechtstreeks voor een WK-match uit te dagen, dan zou Giri een goede kans hebben om wereldkampioen te worden. Net zoals het Euwe ruim 80 jaar geleden lukte om de toch veel sterkere Aljechin eenmaal in een match te verslaan.

      • Avatar
        Peter Huisman 14 juni 2018

        Als we Euwe zelf mogen geloven, en waarom zouden we dat niet doen, hoefde hij zelfs in het geheel geen moeite te doen om Aljechin uit te dagen. In een interview met Max Pam (“De zuiverste liefde is die tussen een man en zijn paard”, bladzijde 174) vertelt Euwe: “Het is misschien niet zo algemeen bekend, maar Aljechin heeft mij uitgedaagd. Aanvankelijk wilde ik daar helemaal niet op ingaan. Kmoch heeft mij toen tenslotte overgehaald om te spelen.” Dat maakt het pad nóg breder, maar de prestatie zelf, om Aljechin te verslaan en de wereldtitel te behalen, is er natuurlijk niet minder om.

      • Avatar
        Frits Fritschy 14 juni 2018

        Eric, ik begrijp je niet. De match begon in oktober 1935. Van juli 1934 tot februari 1935 stond Euwe nr. 2, volgens chessmetrics. Dat wist, bij gebrek aan een ratinglijst, natuurlijk niemand in die tijd, maar dat hij bij de absolute wereldtop hoorde moet duidelijk genoeg geweest zijn.

        Op de historische ratinglijst van januari 1935 staat Flohr 3e, Botwinnik 11e, Capablanca 18e en Fine 26e. Capablanca was door gezondheidsproblemen over zijn hoogtepunt heen en Fine en Botwinnik stegen snel, maar waren er nog niet. Alleen Flohr werd verder algemeen genoemd als wereldkampioenskandidaat (weet ik uit de krantenknipsels van mijn vader), maar die zakte door het ijs in het AVRO-toernooi van 1938.

        • Avatar
          Frits Fritschy 14 juni 2018

          Overigens speelde Euwe al in 1926 een match tegen Aljechin, die hij met slechts 5,5-4,5 verloor.

        • Avatar
          Eric 15 juni 2018

          Frits, welk algoritme er precies gebruikt is voor chessmetrics weet ik niet, maar ik veronderstel dat Jeff Sonas een soort inverse functie heeft gemaakt van de normale Elofunctie.

          Stel dat de ratings bekend zijn op 1 januari 1970, maar niet eerder. Hoe bereken je dan de ratings van 1 januari 1969? Ik veronderstel door gebruik te maken van de inverse Elofunctie die als parameters heeft de ratings van 1-1-1970 én alle partijen gespeeld tussen 1-1-1969 en 31-12-1969.

          Als je op die manier de ratings heb berekend voor 1-1-1969, dan kun je dezelfde procedure gebruiken voor het berekenen van de ratings op 1-1-1968. Enzovoort. Met dit verschil dat chessmetrics de ratings zelfs per maand heeft berekend en niet per jaar zoals in mijn voorbeeld.

          Vandaar mijn stelling dat de chessmetrics rating van Euwe in 1934-1935 het gevolg is van zijn resultaten in de WK match van oktober 1935.

          Maar ik sluit zeker niet uit dat de methode van Sonas wat ingewikkelder is.

          • Avatar
            Frits Fritschy 16 juni 2018

            Sonas legt zijn methode om historische ratings te berekenen hier uit: www.chessmetrics.com/cm/CM2/Formulas.asp?Params=. Ik ben bepaald geen beta; het ontbreekt me aan de energie om hier diep in te duiken. Als iemand zich geroepen voelt?

            Ik snap je argument nu enigszins, al weet ik niet of het opgaat. Zoals ik je begrijp: als je met elo’s gaat terugrekenen, veronderstel je dat de rating in januari 1936 veroorzaakt is door de performance in voorgaande jaren. Dat hoeft inderdaad niet (helemaal) zo te zijn; hij kan ook puur of voornamelijk veroorzaakt zijn door de performance vanaf oktober 1935.

            Alleen lijkt het me dan ook logisch dat je kijkt naar Euwe’s nr. 1-positie van januari 1936 tot en met augustus 1936 en voor de helft van de maanden van 1937. Als er alleen teruggerekend zou worden, dan zijn deze resultaten niet veroorzaakt door de gewonnen WK-match in de laatste maanden van 1935.

  7. Avatar
    wimw 14 juni 2018

    Euwe speelde in 1934 al heel sterk en eindigde als tweede in het toernooi van Zürich met 12 uit 15, weliswaar een punt achter winnaar Aljechin, maar hij versloeg hem wel in het onderlinge duel. Ook Flohr scoorde 12 uit 15, maar toch liet dit toernooi zien dat Euwe de grootste uitdaging voor Aljechin zou zijn, zoals dat nu Caruana is voor Carlsen. Het is erg jammer dat Timman niet de finale van de kandidatenmatches in 1992 van Short won, want hij had als schaker veel meer gepresteerd en dan hadden we mogelijk ook niet die splitsing in de schaakwereld gehad. www.chessgames.com/perl/chess.pl?tid=79454

  8. Avatar
    wimw 15 juni 2018

    Frits Fritschy heeft gelijk dat Euwe nummer twee was van de wereld in die tijd. Flohr was begin jaren ’30 wel een serieuze kandidaat voor een WK-match tegen Aljechin, maar Euwe scoorde in die tijd dus net iets beter. Flohr was ook niet in staat Aljechin te verslaan en hij verloor in die jaren drie partijen tegen hem. In het toernooi van Bern uit 1932 werd Aljechin eerste met 12,5 uit 15 en Euwe en Flohr eindigeden met 11,5 gezamenlijk op de tweede plaats, maar Flohr verloor van Aljechin, terwijl Euwe remise maakte. Er werd voor en na dit toernooi in 1932 een match tussen Flohr en Euwe gespeeld, in Amsterdam en Karlsbad, welke eindigde in 8-8, ieder drie winstpartijen.

    Botwinnik speelde pas met de jaarwisseling van 1934-35 zijn eerste toernooi buiten de Sovjet Unie in Hastings, maar dat toernooi werd juist door Euwe gewonnen en Botwinnik eindigde in de middenmoot. Fine kwam pas in 1935 naar Europa om aan schaaktoernooien deel te nemen. Capablanca speelde nog altijd mee met de top, maar Aljechin wilde geen WK-match met hem, reden waarom de FIDE het wereldkampioenschap na de tweede wereldoorlog onder zijn hoede nam.

  9. Avatar
    Jaap Amesz 15 juni 2018

    Ik vat niet zo goed waarom Caruana de beste uitdager van Carlsen zou zijn. Is dat niet eenvoudig om te zeggen, want Caruana heeft toch al het kandidaten toernooi gewonnen. Stel dat Aronian had gewonnen, dan had iedereen daarnaartoe gekletst. Zelf had ik op Kramnik gehoopt met als argument dat Kramnik heel veel match ervaring heeft en bovenal met een sublieme strategie Kasparov versloeg. Wellicht zou hij wederom een sublieme strategie tegen Carlsen bedenken. Ook nog eens beide matches in London. Daar had Kramnik zich als een vis in het water gevoeld.

     

    • Avatar
      Peter Huisman 15 juni 2018

      Ja, ik had Kramnik als uitdager ook wel heel erg leuk gevonden. Dat was toch wel heel erg speciaal geweest. En na de eerste ronden in het kandidatentoernooi in Berlijn ging het er zowaar op lijken… Na de ongelukkige nederlaag in de vierde ronde tegen Caruana ging het echter vreselijk mis. Mijn tweede favoriet was Aronian: ook een tijdje de nummer 2 van de wereld geweest, aantrekkelijke stijl, steady performance on and of the board. Maar dat ging aan het einde van de eerste turnus ook mis. Caruana is een prima uitdager, dat hebben de laatste toernooien (afgezien van Tata Steel Chess dan) ook wel uitgewezen, maar bij mij stond hij niet hoger dan nummer drie…

  10. Avatar
    wimw 15 juni 2018

    Het leek mij van te voren ook geweldig als Kramnik de uitdager van Carlsen zou worden, maar aan het eind van het kandidatentoernooi was Caruana toch de sterkste. En zijn kracht werd bevestigd door eerste plaatsen in de Grenke Chess Classic en het Altibox Norway Chess boven Carlsen. Daar ging het mij om, al speelde hij in het Tata Steel toernooi juist minder sterk. Mij leek Aronian ook een grote kanshebber om het kandidatentoernooi te winnen, gezien zijn prestaties daarvoor, maar dat liep helemaal anders. En Kramnik raakte na zijn nederlaag tegen Caruana behoorlijk van slag. In dit soort schaaktoernooien moet je mentaal ook heel sterk zijn om als winnaar te eindigen.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.