Top-40 Nederlandse schakers. 1: Max Euwe
Hij was niet alleen de grootste Nederlandse schaker in de geschiedenis, maar ook een van Neerlands grootste sporters. Zo oordeelden de redacties van de regionale dagbladen in 1999, toen ze een top-50 opstelden van grootste Nederlandse sporters van de twintigste eeuw. De top-10 luidde: 1. Johan Cruijff 2. Fanny Blankers-Koen 3. Ard Schenk 4. Anton Geesink 5. Jan Janssen 6. Max Euwe 7. Piet Moeskops 8. Rie Mastenbroek 9. Joop Zoetemelk 10. Yvonne van Gennip. Jan Timman stond op 32. Het is appels met peren vergelijken, net als deze schaaktop-40.
Max Euwe (geboren 20 mei 1901) werd al jong Nederlands kampioen. Na een gedeelde tweede plaats in 1919, won hij in 1921 en 1924. Hij verloor in die jaren een partij van Schelfhout en één van Davidson. In 1926, 1929, 1933 en 1938 won hij met grote cijfers en verloor hij geen enkele partij. De bond besloot dat Euwe niet meer hoefde mee te doen. Er werden kandidatentoernooien gespeeld, waarvan de winnaar Euwe mocht uitdagen voor een match. Hij versloeg in 1939 Landau met 7,5-2,5, in 1942 Van den Hoek met 8-2 en in 1947 Van Scheltinga met 5,5-2,5. In al die matches verloor Euwe geen enkele partij. In 1948 besloot Prins geen gebruik te maken van zijn recht op een match.
Vanaf 1950 nam Euwe weer gewoon aan het toernooi deel. Het eerste won hij met 9,5 uit 11. Twee jaar later won hij met iets minder grote overmacht, mede doordat hij een partij verloor van Bouwmeester. Dat was 28 jaar nadat hij zijn laatste verliespartij had geleden op een NK. Een dergelijke suprematie heeft Jan Timman nooit gehad, ook al stak hij in de jaren tachtig ver boven de anderen uit. In 1954 werd Euwe als kampioen onttroond door Donner, doordat Euwe een partij verloor van Cortlever. Van Donner verloor Euwe nooit. Een jaar later won hij de revanchematch tegen Donner met 7-3, waarna hij besloot een punt te zetten achter zijn deelnames aan het NK.
Op de Nederlandse kampioenschappen verloor Euwe dus heel lang geen partij. Bij diverse minder belangrijke toernooien werd hij wel eens verslagen, met name enkele keren door Davidson en Landau. In 1940 won Euwe een match van Kramer met 5-3, waaronder een verliespartij. Friesland stond op zijn kop vanwege de krappe nederlaag van hun held. Het was typisch Euwe dat hij een jaar later een nieuwe match wilde spelen en die won met 7-1. Hij hield van duidelijkheid in de hiërarchie.
Wereldtop
Ik blijf met Timman vergelijken: anders dan hij staat Euwe niet bekend als een toernooiwinnaar. Toch heeft hij er natuurlijk heel wat gewonnen. Vooral in Engeland: Hastings in 1924, 1931 (voor Capablanca) en 1935 (met Flohr en Thomas, voor Capablanca en Botwinnik). Weston Supermare in 1924 en 1926 en Londen in 1946. In 1937 won hij in drie Duitse steden een dubbelrondige vierkamp voor Aljechin en Bogoljubov. In Nederland won Euwe natuurlijk vele toernooien, waarvan de grootste waren Maastricht en Zaandam in 1946 en Hoogovens in 1952 en 1958.
In de aanloop naar zijn WK-match van 1935 behaalde Euwe vooral een belangrijk aantal tweede en derde plaatsen achter en tussen de allergrootsten. Ook verloor hij matches met nipt verschil. Van Aljechin al in 1927 met 4,5-5,5 (met twee winstpartijen) en van Bogoljubov in 1928 en 1929 beide keren met diezelfde cijfers. In 1932 speelde hij een match tegen Flohr met 8-8 gelijk.
Aljechin zelf had Euwe al eens gevraagd of hij een WK-match wilde spelen, maar die zag daar toen van af. In 1935 zegde hij wel toe, gesteund door het Euwe-comité, voor een match in diverse Nederlandse steden. Tot verbazing van de hele schaakwereld won Euwe met 15,5-14,5. Tot op de dag van vandaag is in diverse serieuze publicaties te lezen dat Euwe die overwinning te danken had aan de drankzucht van Aljechin. Zelf zei Euwe daar wel eens over: ja, Aljechin dronk, maar dat deed hij ook tijdens alle grote toernooien die hij won. Euwe hield aan de wereldtitel overigens geen cent over, al het ingezamelde geld ging naar Aljechin, die zo goed was geweest een match toe te staan.
De wereldtitel van Euwe zorgde voor een euforie in Nederland. Er werden in 1936 vele schaakclubs opgericht en het ledental van de bond steeg van vierduizend naar twaalfduizend. De revanchematch in 1937, weer in Nederland, werd een teleurstelling: Euwe verloor met 9,5-15,5. Velen hadden hun commentaar al klaar: Aljechin had nu natuurlijk de fles laten staan.
Afscheid van de top
Euwe bleef wel degelijk in staat zich te meten met de allersterksten. In 1938 werd in Nederland het AVRO-toernooi gespeeld tussen de sterkste acht schakers van de wereld. Doel: de uitdager aan te wijzen voor wereldkampioen… Euwe. Die vond dat de uitdager zich moest kwalificeren, in plaats van zich in te kopen. Dat hij zijn titel eind 1937 kwijtraakte, was een kink in de kabel. Aljechin, die eigenlijk weer ‘eigenaar’ van de titel was geworden, ging wel akkoord met de aanwijzing van AVRO als kandidatentoernooi. Al mocht Flohr of Botwinnik hem ook wel uitdagen, als ze geld hadden.
Het toernooi werd gewonnen door Keres en Fine. Euwe werd gedeeld vierde tot en met zesde. Tot een WK-match kwam het niet, mede door de naderende oorlog. Omdat Euwe de tweede toernooihelft had gewonnen, bleef toch het idee bestaan dat hij misschien nog wel de sterkste was. Daarom werd naast de match Aljechin-Fine (die niet doorging) een match Euwe-Keres georganiseerd. Nu niet door de AVRO, maar door de collega’s van de VARA. Euwe verloor met 6,5-7,5, dus weer nipt.
In 1946 werd in Groningen een reusachtig toernooi georganiseerd om te kijken hoe de wereldtoppers uit de oorlog waren gekomen. Botwinnik won, Euwe eindigde een half punt achter hem maar anderhalf punt voor de nummer drie Smyslov. Je zou dit Euwes beste toernooiresultaat kunnen noemen. Acht jaar na dato deed hij het nog beter dan bij het AVRO-toernooi.
Het wereldkampioenschap van 1948 in Den Haag en Moskou werd een vreselijke deceptie. In de vijfkamp werd Euwe op grote afstand laatste. Het kon een incident zijn, maar bij het WK-kandidatentoernooi van 1953 in Zürich werd hij veertiende in een veld van vijftien deelnemers. Toen begreep Euwe zelf dat het voorbij was. Met zijn matchzege op Donner in 1955 en zijn zege bij Hoogovens in 1958, samen met Donner, nam hij afscheid van het topschaak. In de KNSB-competitie bleef hij wel tot zijn dood spelen, voor Rotterdam.
Ambassadeur
Ook tot aan zijn dood bleef Euwe in Nederland de grootste ambassadeur voor de schaaksport. Hij speelde ontelbare simultaans en draafde altijd braaf op voor openingen en sluitingen van toernooien.
Van 1970 tot 1978 was hij president van wereldschaakbond FIDE. Hem wordt een cruciale rol toegedicht bij het doorgaan van de WK-match Fischer-Spassky in 1972.
Euwe was al jong afgestudeerd en gepromoveerd in de wiskunde en werd leraar aan een meisjeslyceum in Amsterdam. In 1964 werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleraar in de methodologie van de automatische informatieverwerking in Tilburg en een jaar later tot gewoon hoogleraar. Wat daar gewoon aan is, weet ik niet. Zijn benoeming tot informaticaprofessor vond hij in zijn leven minstens zo belangrijk als zijn wereldtitel in 1935.
Max Euwe overleed op 26 november 1981, tachtig jaar oud. Ik zet hem natuurlijk op één en ben het eens met Tim Krabbé, die eens zei: “Timman was sterker, Euwe was groter.” Ook Timman wordt er wel eens naar gevraagd en haalt dan zijn schouders op, met de opmerking: “Hij was nu eenmaal wereldkampioen.”
Ik sluit deze top-40 af met de opmerking dat de vraag wie ik op één zou zetten de enige makkelijke vraag was in deze ranglijst.
1 Max Euwe
2 Jan Timman
3 Anish Giri
4 Loek van Wely
5 Hein Donner
6 Jeroen Piket
7 Genna Sosonko
8 John van der Wiel
9 Ivan Sokolov
10 Sergei Tiviakov
11 Hans Ree
12 Paul van der Sterren
13 Friso Nijboer
14 Lodewijk Prins
15 Erwin l’Ami
16 Theo van Scheltinga
17 Dimitri Reinderman
18 Salo Landau
19 Jan Smeets
20 Nico Cortlever
21 Hans Bouwmeester
22 Coen Zuidema
23 Frans Kuijpers
24 Dirk van Foreest
25 Gert Ligterink
26 Erik van den Doel
27 Jorden van Foreest
28 Kick Langeweg
29 Daniel Stellwagen
30 Eddie Scholl
31 Henri Weenink
32 Robin van Kampen
33 Hans Böhm
34 Rini Kuijf
35 Hoan Liong Tan
36 Haije Kramer
37 Daniël Noteboom
38 Norman van Lennep
39 Rudy Douven
40 Rob Hartoch
Als u linksboven in het scherm klikt op ‘top 40’, kunt u langs alle voorgaande afleveringen scrollen.
De top-40 is niet gebaseerd op ratings en titels, maar op de positie en prestaties van Nederlandse schakers ten opzichte van hun tijdgenoten, nationaal en internationaal.
Veel dank voor deze hele serie, die zoveel boeiende schaakportretten liet zien en ook enige interessante discussies opleverde.
Wat de WK match van 1937 betreft is Euwe na de 20e partij met een stand van 11-9 voor Aljechin ingestort. Hij verloor vier van de laatste 5 partijen. Een verklaring geeft het toernooiboek niet, maar mogelijk heeft het wegvallen van Euwe’s secondant Fine, al in het begin van de WK match, daar toch invloed op gehad.
Over het WK toernooi van 1948 zegt het toernooiboek dat Euwe de wereld [Moskou, Zwitserland, New York en Zuid Amerika] afreisde om dat toernooi mogelijk te maken en zich dus meer concentreerde op de organisatie daarvan, dan dat hij zijn persoonlijke schaaksuccessen nastreefde. Maar in het kandidatentoernooi in Zürich van 1953 hoorde Euwe echt niet meer bij de wereldtop.
P.S. Een gewoon hoogleraar werkt full-time aan een universiteit en een buitengewoon hoogleraar doet dat in deeltijd.
Dank. Ik weet de verschillen tussen de hoogleraren wel ongeveer, het was meer een taalkundig grapje. Namelijk dat ik het niet zo gewoon vind als iemand hoogleraar wordt. Ik heb overigens zijn aanvaardingsrede (dat kostte wel wat) en zie nu dat mijn bron het fout had. Buitengewoon hoogleraar was hij in Tilburg. Of hij dan gewoon hoogleraar was in Rotterdam, weet ik niet, dus voorlopig laat ik het even bij deze reactie en pas ik de tekst nog niet aan.
Hier een bron die zegt: zowel buitengewoon hoogleraar als (een jaar later) gewoon hoogleraar in Tilburg.
wiki.regionaalarchieftilburg.nl/Euwe,_Max
Nu heb ik het dus toch aangepast. Rotterdam heb ik maar helemaal weggelaten.
Rotterdam heeft geen wiskunde/informatica faculteit, dus ik denk niet dat hij ooit hoogleraar daar is geweest.
Ik lees nu dat hij wel buitengewoon hoogleraar in Rotterdam en tegelijk hoogleraar in Tilburg was volgens Münninghoff. http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1880-2000/lemmata/bwn4/euwe
De link met het economisch onderwijs zit in dat informatica in econometrie gebruikt wordt.
Johan,
Een geweldige serie, jouw top 40! Met meer dan gewone belangstelling gelezen. Naast jouw Canon voor het schaken wederom een juweeltje op schaaksite. Ik neem aan dat je naast lof ook kritiek hebt gehad over de samenstelling van jouw top 40.
In 1969/1970 heb ik colleges gevolgd bij Euwe aan de Nederlandse Economische Hoogeschool te Rotterdam (nu Erasmus Universiteit). In 1964 was hij hier aangesteld als buitengewoon hoogleraar, dit meen ik mij te herinneren. In de wandelgangen gaf hij soms zijn mening over schaken en computers. En zijn mening hierover heeft hij ook verschillende malen publiekelijk gemaakt. Het was een interessante en erudiete hoogleraar. In de grote collegezaal waren soms niet eens voldoende zitplaatsen, zo druk werd het toen bezocht.
Ja, ik heb kritiek gehad, maar bijna altijd mild. Vorige week nog sprak ik met iemand die veel van schaakgeschiedenis weet. Hij zei onder andere: “Ik vind dat meneer A wel wat te hoog staat en meneer B zal zelf vinden dat hij te laag staat. De plaats van meneer C snap ik niet zo.” Daar hebben we gewoon wat over zitten te kletsen, heel normaal en ook leuk.
Een van de spelers schreef me zelf dat zijn positie geflatteerd was (te hoog) en een ander schreef me: “Als je mijn verdiensten had meegeteld had ik mijn positie begrepen, maar als het alleen gaat om prestaties op het bord, vind ik het verrassend hoog.” Er is ook een speler die vindt dat hij te laag staat. Er was ook een speler die me schreef: “Jij weet meer over mijn carrière dan ik.” Dat is natuurlijk niet zo, maar die man zou om zijn eigen carrière te beschrijven zelf ook in zijn archieven moeten duiken. En er was een speler die zich zelf niet bewust was van dat hij zo veel meer had gewonnen dan andere spelers. Heel leuk allemaal. En er was een speler die ik tegenkwam en die zijn schouders ophaalde en doorliep. Kan ook.
Overigens heb ik lang niet alle spelers om een reactie gevraagd.
Hier een link naar een berichtje uit 1964 dat in verschillende kranten heeft gestaan.
www.schaaksite.nl/wp-content/uploads/2018/06/euwe-hoogleraar.jpg
Hoogleraar in de methologie? Dat zal wel methodologie zijn geweest.
In 1936 deed Euwe het als wereldkampioen behoorlijk goed in toernooien. In Nottingham werd hij gedeeld derde achter de winnaars Botwinnik en Capablaca, maar bleef hij Aljechin wel voor. En in oktober 1936 won hij een toernooi in Amsterdam met 8 deelnemers voor Aljechin, die hij ook met zwart versloeg. www.chessgames.com/perl/chess.pl?tid=79467
Die overwinning van Euwe op Aljechin, waarmee hij het toernooi in Amsterdam van 1936 begon, zal hem goed gedaan hebben. www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1013183
Er zijn verschillende bronnen. De meest betrouwbare lijkt me die van Teun, dat Euwe buitengewoon hoogleraar was zowel in Tilburg als in Rotterdam. Münninghoff zit fout, ik heb de rede, waarop op de voorpagina staat dat hij in Tilburg buitengewoon hoogleraar was.
Bedankt voor deze top 40 Johan, heb het allemaal met plezier gelezen!