Schaakhistorie (4): Het WK-jeugd in Den Haag (1961)
Het zesde wereldkampioenschap voor de jeugd vond in 1961 plaats in Den Haag. Enkele opvallende zaken: de goede prestatie van Coen Zuidema, het vroegtijdige vertrek van favoriet Vlastimil Hort, het weifelende beleid van het KNSB-bestuur inzake secondanten en het ingrijpen van Donner, Euwe en vooral Hans Bouwmeester.
Het toernooi begon met de weigering om de Amerikaan Weinstein en de Argentijn Scanavino te laten meespelen. Redacteur Slavekoorde van het bondsblad vond vooral het niet meespelen van Weinstein jammer, hij behoorde tot de kanshebbers. De reden van de weigering was echter wel overtuigend, de twee waren te oud. Dat werd nog net op tijd ontdekt, zodat beide landen een vervanger konden sturen.
In de laatste ronde voor de vorming van de finalepoules ging de grootste aandacht uit naar de partij tussen Zuidema en Hort. Zuidema kreeg een stelling op het bord die gewonnen zou kunnen worden, maar wel de nodige technische vaardigheid vereiste. In de tweede zitting lukte het nog niet en de partij moest de volgende ochtend worden voortgezet, toen de loting voor de finalegroepen al had plaatsgevonden. Alleen de namen van Zuidema en Hort moesten nog op de juiste plaats worden gezet. Bij winst van Zuidema zouden er in hun voorronde vier spelers gelijk bovenaan eindigen met 4 uit 6, van wie Hort op basis van het systeem Sonneborn-Berger zou afvallen. Slavekoorde merkte op dat “het door ons verfoeide stelsel SB ditmaal wel op zijn slechts fungeerde”. Met ons bedoelde hij altijd zichzelf. Na 91 zetten in tien en een half uur haalde Zuidema de winst binnen. De Nederlander ging naar de kampioensgroep, favoriet Hort naar de B-groep.
Overschaakt
Direct na de partij verklaarde de Tsjechische begeleider dat zijn pupil niet verder aan het toernooi zou deelnemen. Dit tot irritatie van de officials, die opnieuw aan de indeling moesten sleutelen. Erger was natuurlijk het algemene feit dat de toernooifavoriet het toernooi verliet. Als reden gaf de begeleider op dat Hort ‘overschaakt’ was, waaraan hij toevoegde dat zijn laatste twee partijen samen achttien uur hadden geduurd. Max Euwe schreef: “Bij het begin reeds vermoedde men, dat het voornamelijk zou gaan tussen Hort, derdebordspeler van Tsjechoslowakije, Gheorghiu, de zeventienjarige kampioen van Roemenië en Parma, ondanks diens jeugd reeds tot de top van Joegoslavië behorend. Dit kwam ten dele uit. Vlastimil Hort werd in de voorronden op het nippertje door de Nederlandse vertegenwoordiger Zuidema gewipt. Hort was hierdoor zo teleurgesteld, dat hij geen moed meer had het toernooi uit te spelen; hij keerde onmiddellijk naar Tsjechoslowakije terug. Het vermoeden rijst, dat hij de afgelopen maanden beslist te veel heeft gespeeld. Leipzig, Boedapest, Oberhausen, Helsinki en Den Haag lagen betrekkelijk dicht bij elkaar. Hort meende overal van de partij te moeten zijn, vermoedelijk ten onrechte. Op het échec van Den Haag zal hij niet zijn voorbereid.” Euwe, die niet gauw iemand bekritiseerde, hinkte dus op twee gedachten. Hort vertrok uit teleurstelling, maar had volgens Euwe ook werkelijk te veel hooi op zijn vork genomen.
De redacteur van het bondsblad echter: “Andere – minder officiële – personages echter namen geen blad voor de mond. Zij wezen erop dat reeds een dag voor Horts partij tegen Zuidema voltooid werd, algemeen bekend was dat Hort zich zou terugtrekken als hij niet in de finale zou komen. Het was hun niet ontgaan dat Hort op de officiële rustdag – vallende tussen de tweede en derde zitting der bewuste partij – rustig naar de door de directie van de Nillmij aangeboden show ‘My fair lady’ was gaan kijken, zij het ook dat hij in de pauze was vertrokken. En als klap op de vuurpijl toonden zij zich allerminst te spreken over het feit dat de zeer vermoeide en overschaakte Hort op dezelfde maandag waarop hij zich terugtrok, wel kon deelnemen aan een simultaanseance, welke grootmeester Averbach ’s avonds in de Sovjetrussische ambassade gaf. Averbach had zestien tegenstanders. Hij won dertien partijen, speelde tweemaal remise en verloor eenmaal… tegen Hort!”
Versterking aangerukt
Coen Zuidema dus in de finale van het wereldjeugdkampioenschap. Wat nu? Het bondsblad: “Nadat Zuidema een bijna zekere kans had verworven zich in de finale te plaatsen, werd er achter de schermen – vooral per telefoon – hevig gedokterd aan het vinden van een vaste secondant voor de nationale jeugdkampioen. Deze werd aanvankelijk gevonden in de persoon van ir. Van Donk, die echter binnen 24 uur deze taak kon overdragen aan de internationale meester Bouwmeester. Deze kweet zich met grote, duidelijk zichtbare, energie van zijn taak. Het warme, gevoerde, van een ritssluiting voorziene windjack, dat hij zelfs gedurende een hittegolf maar zelden uitlaat, verleent hem vaak het aanzien van een ‘zwoeger’. Zo ook nu. Maar eerlijk is eerlijk: de prestaties van Zuidema gingen – dankzij de steun van Bouwmeester – met sprongen vooruit, al moeten we er, om argwanende zielen niet op een dwaalspoor te zetten, wel aan toevoegen dat Zuidema aan het bord zittend zijn zetten helemaal alleen en zonder hulp vond en uitvoerde!”
Ir. H.J. van Donk was beslist ook een nationale topspeler, Hij nam in 1958 en 1961 deel aan het Nederlands kampioenschap en scoorde beide keren 4 uit 10. Daarmee bleef hij nog wel ver achter op Bouwmeester, die in die tijd gold als de derde speler achter Euwe en Donner. Zo speelde hij op de Olympiade van 1960 en 1962 aan het derde bord achter die twee en in 1966 zelfs aan het eerste bord, bij afwezigheid van die twee.
Tijdens de slotbijeenkomst zette bondsvoorzitter Van Steenis het beleid van de KNSB uiteen met betrekking tot secondanten. De speler moet zelf door de voorronden komen. Bereikt hij de finale, dan krijgt hij een secondant. Ook bij de volwassenen gold een vergelijkbare regel: geen secondant bij zonetoernooien, wel bij het eventueel bereiken van een interzonetoernooi. Slavekoorde: “Het is ook wel een beetje naïef te menen dat secondanten gewend zijn hun arbeid gratis te verrichten. Ook de post reis- en verblijfkosten kan trouwens behoorlijk oplopen.”
Verkeerde randpion
Een oer-Hollandse afweging dus. Tot mijn verrassing lees ik in Bouwmeesters autobiografie ‘Leven met het Schaakspel’ (2007) een heel andere versie.
Bouwmeester had Zuidema eens ontmoet bij een simultaan in Amsterdam en vond hem een sympathieke jongen. Hij schreef een brief aan de secretaris van de KNSB, ir. Van Donk (jawel), met de mededeling dat hij gratis met Zuidema wilde samenwerken. Op die brief kreeg hij geen antwoord. Wat gebeurde er vervolgens? Bouwmeester: “Toen ik op een maandagmiddag kwam kijken werd ik onmiddellijk aangeklampt door Van Donk. Ik gaf hem de volle laag omdat hij nooit op mijn aanbod gereageerd had. Inmiddels was er het een en ander gebeurd. Zuidema had het in de voorwedstrijden niet slecht gedaan en stond op het punt een finaleplaats te bereiken. Hij moest daarvoor een eindspel winnen tegen Hort. Men analyseerde de afgebroken positie. Zuidema had de zogenaamde verkeerde randpion met loper en toren tegen toren. Niemand had geweten hoe dat moest en uiteindelijk was de partij ten tweeden male afgebroken. Dat weekeinde moet mijn telefoon roodgloeiend hebben gestaan, maar helaas, ik logeerde met het gezin in Zwolle. Het was een geluk dat Donner op het laatste moment was binnengekomen. Hij vond de weg naar de winst en dat betekende dat Zuidema in de finale zat. Hort hield de zaken meteen voor gezien en vertrok. De kwestie trok de aandacht van de persmensen.”
Euwe greep in
De journalisten vonden het treurig dat alle buitenlandse spelers (nou ja, negen van hen) een secondant hadden, maar dat Zuidema het alleen moest doen. De bestuurders vroegen Bouwmeester alsnog, die hun natuurlijk fijntjes wees op het niet reageren op zijn aanbod. Even later zag hij ze met Euwe praten en zag de bui al hangen. Bouwmeester tegen Euwe: “’Ik heb het ze destijds kosteloos aangeboden, nu heb ik geen boodschap aan de heren’, zei ik. Euwe knikte. ‘Ik weet er alles van, het zijn lummels, dat weten we allebei. Maar doe het dan maar voor mij. Zeg maar wat je wilt verdienen.’” Bouwmeester zag al aankomen dat Euwe het uit eigen zak zou betalen en zei dat hij het wel wilde doen als de KNSB zijn reiskosten en eventuele verblijfkosten zou vergoeden. Aldus werd het geregeld. Deze versie van het verhaal maakt de opmerking van Slavekoorde dat reis- en verblijfkosten ook kunnen oplopen, behoorlijk wrang.
Bouwmeester tot slot over Zuidema: “De samenwerking werd een succes. Coen was een fijne vent om mee te werken, hij kon goed en systematisch analyseren en was stipt in zijn afspraken. Nog altijd hoort hij tot mijn dierbare vrinden.”
Net geen podium
Zuidema begon de finalegroep van twaalf spelers redelijk met 2 uit 4, maar voegde daar een tussensprint van 3,5 uit 4 aan toe. Vervolgens won hij ook de negende partij, met de nodige moeite. Slavekoorde: “Zuidema moest zelfs de krachttoer verrichten welke men ‘door het oog van de naald kruipen’ pleegt te noemen.” De tiende partij speelde hij remise, waarna hij het toernooi afsloot met een nederlaag tegen de Hongaar Nagy. Daardoor zakte Zuidema alsnog weg van het podium. Achter Parma, Gheorghiu en de Rus Kuindzhi werd hij gedeeld vierde met West-Duitser Helmut Pfleger. Daarmee behoort Coen Zuidema nog steeds tot de top tien van meest succesvolle Nederlanders op het wereldjeugdkampioenschap.
Het duurde nog wel een tijd totdat Nederlandse deelnemers secondanten op niveau kregen. Rob Hartoch werd voor zijn tweede plaats in 1965 begeleid door Harry de Graaf, arbiter bij de Nederlandse jeugdkampioenschappen. Jan Timman kreeg in 1967 voor zijn bronzen medaille Berry Withuis mee. Toch zilver en brons, dus je zou je ook kunnen afvragen hoe belangrijk een secondant is.
Eerdere afleveringen van Schaakhistorie:
3: Roy Dieks kon zijn belofte niet inlossen
Op chessbase (en.chessbase.com/post/vlastimil-hort-impressions-of-a-new-senior-i) geeft Hort een reden voor zijn tegenvallende prestatie destijds: “I could not really focus on that tournament. My belated puberty and Amsterdam’s red-light district definitely help to explain why I came to fall apart.”
Tsja, ik neem aan dat je daar erg moe van kan worden…
Ik vraag me af of Hort’s verhaal helemaal klopt. Het toernooi was in Den Haag en de dames zaten op de Amsterdamse Wallen, wat toen nog een dorps gebeuren was zonder al die knetterende lichtreclames. Later in de jaren ’70 en ’80 heeft Hort een paar keer meegedaan aan het IBM toernooi in Amsterdam en mogelijk het Red Light district bezocht.
De partij met Zuidema ging als volgt:Zie link
Ik dacht gister al hetzelfde. Een Tsjech die in 1961 vanuit Den Haag naar de Amsterdamse Wallen ging? Lijkt me onwaarschijnlijk. De term rode lichtjes slaat overigens niet op lichtreclames, maar misschien bedoel je dat ook niet.
Dus we moeten niet alles geloven wat Hort zegt? Neemt niet weg dat ik hem een geweldige verteller vind. Met genoegen lees ik altijd zijn verhalen op Chessbase.de of Chessbase.com. Het lijdt ook geen twijfel dat er vroeger kleurrijkere personen rondliepen in de schaakwereld dan nu het geval is. Mensen die het een en ander meegemaakt hadden: de oorlog, het communisme, hongersnood zelfs. In dat licht bezien, is het misschien niet eens zo erg dat de schakers van nu minder verhalen te vertellen hebben.
Ik kwam in de jaren ’60 vanuit de provincie naar Amsterdam om er te studeren en woonde vlakbij het Wallen-gebied. Er waren natuurlijk wel ramen met rode lichtjes, maar alles was kleinschalig. Je kon er gewoon rustig door heen lopen op weg naar het centrum en verder. In de jaren ’70 kwamen er veel drugsverslaafden op dit gebied af en voor de toeristen kwamen er sextheaters. Toen werd het er ’s avonds en ’s nachts ronduit gevaarlijk met een behoorlijke kans om beroofd te worden.
De partij is, als het goed is, direct na te spelen via deze link. www.365chess.com/view_game.php?g=2558897&m=0
[pgn eo=t pd=https://www.schaaksite.nl/wp-content/uploads/2018/07/365chess_games.pgn][/pgn]
“Andere Tijden” zou ook een mooie naam zijn voor deze rubriek, Johan. Maar ik weet niet of je die term zomaar mag gebruiken.
Ik denk dat Hort een paar dingen door elkaar gehaald heeft. In 1961 was hij zeventien jaar en dan ben je nog adolescent/puber. In 1970 deed hij (voor het eerst) mee aan het IBM toernooi in Amsterdam, maar presteerde hij toch wat onder zijn niveau. De winnaars waren wereldkampioen Spasski en Poloegajevski; Uhlmann werd derde en Geller vierde. Hort’s klassering heb ik niet kunnen achterhalen, maar het was dus geen toppositie.
Tot slot: Hort werd gedeeld 5e in het IBM toernooi van 1970 op ruime afstand van de winnaars en nummer drie en vier. www.365chess.com/tournaments/IBM_1970/22994
Zuidema had de zogenaamde verkeerde randpion met loper en toren tegen toren.
Op basis van de hierboven vermelde partij kreeg ik de indruk dat Zuidema juist de goede randpion bezat.