Grandmaster Chess Strategy van IM Guido Kern en FM Jürgen Kaufeld
Inleiding
In deze recensie bespreek ik het boek Grandmaster Chess Strategy (New in Chess, 2011) van twee Duitse schaaktrainers, IM Guido Kern en FM Jürgen Kaufeld. Dit werk is al wat ouder, maar het onderwerp is strategie waardoor de kennis niet zal verouderen. Bovendien heeft het boek een zekere reputatie omdat het voor diverse prijzen genomineerd is en vele goede kritieken heeft ontvangen, zoals van niemand minder dan Simen Agdestein (de voormalige trainer van Magnus Carlsen) en Péter Lékó. Zie de link onderaan voor meer info.
Opbouw
De auteurs bespreken 80 partijen van de Zweedse grootmeester Ulf Andersson (*1951), die beroemd is vanwege zijn solide speelstijl. Hij staat bekend als een van de beste Zweedse schakers ooit. Leuk feitje: Andersson wordt financieel ondersteund door de Zweedse overheid uit een fonds dat kunstenaars onvoorwaardelijk een inkomen wil garanderen – als enige schaker.
Het boek biedt desondanks geen beschrijving van zijn levensloop en de biografie die aan het einde wordt genoemd en slechts twee bladzijden bevat, is niet meer dan een opsomming van zeges en enkele citaten. Dit is ook niet de intentie geweest; het gaat louter om Anderssons speelstijl. De opzet lijkt nog het meest op Fischer’s boek My 60 memorable Games, maar daar staat alleen de speler zelf centraal, ook omdat het door Fischer zelf geschreven is. In Grandmaster Chess Strategy ligt de nadruk op Anderssons spel en hoewel hij geen wereldtopper is, bieden zijn partijen genoeg instructief materiaal.
Dit wordt ook bevestigd door de opgaven. Soms wordt een partij onderbroken om de lezer een vraag te stellen, waardoor hij gedwongen wordt om actief mee te doen, maar de stellingen zijn niet altijd uitdagend. De auteurs geven dit ook toe, aangezien sommige zetten soms zo voor de hand liggen dat ze niet eens meer de moeite nemen te vragen naar oplossingen, maar iets zeggen als ‘‘Calculate all the variants after …”.
Voorbeelden en analyses
De analyses zijn soms iets te gekleurd. De kracht van Andersson is dat hij minimale voordeeltjes in winst weet om te zetten en dat is meestal goed weergegeven, al wordt niet altijd duidelijk wat zijn tegenstander dan beter had kunnen doen. Een voorbeeld is te vinden op bladzijde 27 na de volgende stelling, uit de partij Giardelli – Andersson, Pinamar 2001:
Zwart heeft nu een gelijke stelling bereikt, te oordelen aan de = achter zijn laatst gespeelde zet. De partij ging als volgt verder: 16. Pd5 Dxd2 17. Pxf6+ Lxf6 18. Txd2 Lxb2 19. Txb2 a5.
Opeens staat achter de negentiende zet =/+, een plusje voor zwart. Maar wat heeft wit dan precies verkeerd gedaan? Na zijn zestiende zet wordt het volgende commentaar vermeld: ”This move is logical – White would like to exchange as much material as possible and neutralise Black’s pressure.” Het alternatief is 16. Pe4, waarna de zetten van een andere partij worden aangehaald, maar er wordt niet gezegd dat dit beter zou zijn. 16. Pd5 is immers niet als fout bestempeld. Hoewel het erop lijkt dat zwart reeds na de vijftiende zet een comfortabele stelling heeft bereikt, staat hier slechts = in plaats van =/+.
Niettemin is het leerzaam hoe Andersson vanuit deze stelling eerst de damevleugel onder druk zet, vervolgens één en daarna nog een zwakte uitlokt, en daar gaat het immers om.
Een andere mooie partij is de volgende:
Ulf Andersson – Kiril Dimitrov Georgiev, Sarajevo 1985
1. Pf3 d5 2. d4 Pf6 3. c4 e6 4. g3 Le7 5. Lg2 O-O 6. O-O dxc4 7. Dc2 a6 8. Dxc4 b5 9. Dc2 Lb7 10. Lf4 Pc6 11. Td1 Pb4 12. Dc1 Tc8 13. Pc3 Pbd5 14. Le3 Dd6 15. Pxd5 Pxd5 16. Lg5 c5 17. dxc5 Txc5 18. Lxe7 Dxe7 19. Dd2 Tfc8 20. Pe1 h6 21. Tac1 Txc1 22. Txc1 Txc1 23. Dxc1 Pf6 24. Pd3 Lxg2 25. Kxg2 Db7+ 26. f3
26…a5 27. Pe5 Pd5 28. Dc5 f6 29. Pc6
Wit breidt zijn ruimtevoordeel steeds verder uit.
29…Pe3+ 30. Kf2 Pd1+ 31. Ke1
Nu gaat het bergafwaarts.
Beter was 31…Pxb2 32. Pd4 Dd7 33. Pxb5 Dd1+ 34. Kf2 Dd2 Zolang de dames niet geruild worden, behoudt zwart goede remisekansen.
32. Pb8 De8
33. Dc6! Dxc6 34. Pxc6 Pxb2 35. Pxa5
En wit staat gewonnen omdat zijn koning veel sneller de damevleugel kan bereiken.
35…Kf7 36. Kd2 Ke7 37. Kc3 Pd1+ 38. Kb4 Kd7 39. a3 e5 40. e4 g5 41. g4 Pe3 42. Kxb5 Pc2 43. a4 Pd4+ 44. Kb6 Pxf3 45. Pc4 1-0
Doelgroep
Ik denk dat het boek bedoeld is voor spelers met een rating tussen de 1700-2100. Dit is een vrij ruwe schatting. Spelers die een lagere rating hebben, maar wel strategisch zijn ingesteld moeten ook goed mee kunnen komen – de ondertitel luidt niet voor niets What amateurs can learn from Ulf Andersson’s Positional Masterpieces. Dit geldt ook voor (bijna-)titelhouders met een meer aanvallende speelstijl, maar wie bij het positionele spel nog kan worden bijgeschaafd. Hoewel het verschil in speelsterkte met de auteurs kleiner wordt, liggen niet alle opgaven voor de hand. Een schaakvriend vertelde mij dat het vergelijkbaar is met af en toe een stappenboek uit de kast pakken – het scherpt aan.
Oordeel
De voorbeeldpartijen zijn helder en leerzaam. Dit geldt ook voor de opbouw, waarin de partijen geordend zijn naar thema, bijvoorbeeld toreneindspel, positioneel kwaliteitsoffer of een geïsoleerde pion. Anderssons partijen kenmerken zich doorgaans door symmetrische structuren, waarin de stelling aan de hand van minieme verschillen wordt uitgemolken. Toch is er ook aandacht voor asymmetrische materiaalverhoudingen, waardoor compensatie op de lange termijn en daarmee gelijk het initiatief behandeld worden. Afgezien van een paar onnauwkeurigheden biedt het werk (nog steeds) een schat aan nieuwe ideeën voor spelers van verschillende speelsterktes die hun strategische kennis willen uitbreiden.
Het boek is nog steeds te bestellen via www.newinchess.com/grandmaster-chess-strategy
Het overzicht van alle recensenten met hun recensies staat hier.
Het verhaal over = of =/+ heeft sowieso een subjectief karakter. Ik speel zelf een variant die wordt afgekeurd met maar liefst 8 tiendes door de computer en die te boek staat als +/= is voor mijn tegenstander, toch scoor ik er gigantisch positief mee.
Je schrijft dat Andersson geen wereldtopper is. Maar dat was hij wel. Volgens diezelfde biografie stond hij van 1972 tot 1982 vrijwel onafgebroken in de top tien van de wereld. Veel partijen uit het boek zijn van na die tijd, maar partijen van zo’n speler blijven dan volgens mij altijd leerzaam.
Klopt, maar inmiddels niet meer. Inderdaad, het gros van de partijen in het boek zijn buiten die periode gespeeld en voor de inhoud maakt het weinig uit.
Grappig, een tweede recensie van dit boek op Schaaksite:
Dit was uit de begintijd van de boekenrubriek. Ik heb de recensie geplaatst, maar niet geschreven. Pas later zag ik hoe dat werkt, hoe ik mijn naam kan veranderen in de naam van de schrijver. Wie dit was, kan ik nu niet zien.
Ulf Andersson inspireert meerdere auteurs. Eerder was hier al besproken: How Ulf beats black. Voor mij maakte hij toch teveel (korte) remises om een echte wereldtopper te zijn. Maar hij was wel moeilijk te verslaan. www.schaaksite.nl/2018/04/24/how-ulf-beats-black/
Dat hij van 1972 tot 1982 in de top tien stond, zoals in het boek staat, blijkt helemaal niet waar te zijn. Zie hier. Zijn hoogste posities bereikte hij juist daarna, met twee vierde plaatsen in 1983 en daarna nog een paar keer in de top tien.
Wat hij volgens mij nooit bereikte, was een plek in de WK-kandidatenmatches. Die eigenaardigheid deelt hij met Ljubojevic, die ook ruim in de top tien van de wereld heeft gestaan.
Zie de lijst van 1983.
1. Karpov
2. Kasparov
3. Ljubojevic
4. Andersson
Ik kan me ook niet herinneren dat Ulf Andersson een keer meegedaan heeft met de kandidatenmatches en ik zie dat ook niet terug op Wikipedia. Voor die matches plaatsten zich 8 of 12 schakers in de jaren ’80 en ’90 van de vorige eeuw. Jan Timman, een leeftijdgenoot van Ulf Andersson, speelde van 1985 tot en met 1994 elke keer mee in de kandidatenmatches en zelfs in 1990 de eerste, aparte FIDE WK-match tegen Karpov. Maar Timman had dan ook een veel aanvallender en in mijn ogen aantrekkelijker speelstijl.
Timman speelde in de WK-cyclus van 1990 de FIDE WK-match, maar dat was natuurlijk pas in 1993, toen Kasparov en Short binnen hun eigen schaakbond een WK-match speelden.
Ik heb wel eens gehoord dat Andersson niet de ambitie had om wereldkampioen te worden, te veel stress. Hij zou nooit uit eigen beweging mee gaan doen in de cyclus voor het WK. Hij kreeg een staatstoelage (die van een kunstenaar) en kon daar goed van leven. Hij was een ideale secondant en hij heeft o.a. Jan Timman diverse malen geholpen bij zijn pogingen om wereldkampioen te worden. Zijn onuitputtelijke geduld in vooral eindspelen was zeer indrukwekkend. Ik heb driemaal iets over hem geschreven, waarbij bovengenoemd boek ook nog even genoemd werd:
Oneindig geduld
Ulf the Wolf 1
Ulf the Wolf 2
Ulf Andersson heeft tegen de geruchten in zeker drie keer meegedaan aan de WK-cyclus.
In 1976 speelde hij in het interzonale toernooi van Biel en plaatste zich met een 8e plek niet voor de kandidatenmatches. Dat toernooi werd gewonnen door Larsen, die ooit een boek schreef: Ik speel op winst.
In 1982 waren er inmiddels drie interzonale toernooien, waarvan de nummers 1 en 2 zich plaatsten. Andersson speelde in Moskou mee, een toernooi dat gewonnen werd door Kasparov voor Beljavski. Andersson werd gedeeld 3e met Tal. Ik moet toegeven dat hij toen wel tot de wereldtop behoorde en zijn hoge rating waarmaakte.
In 1987 deed Andersson nog mee in het interzonale toernooi van Szirak en werd daar 6e achter de geplaatste Salov en Hjartarson. Zijn hoogtepunt was al voorbij, dat van Timman moest nog komen.