“Lastige keuze” door Theo Mooijman. Column van Schaakvereniging Promotie.
Een schuchtere stem aan de lijn: ‘spreek ik met de voorzitter van de schaakclub?’
‘Ik ben activiteitenbegeleidster van een verpleeghuis. Wij hebben een bewoner die kan schaken en wij zoeken iemand die af en toe met hem een partij wil spelen. Wij hebben binnen het huis al rondgekeken, maar er bleek niemand te kunnen schaken. Kan de schaakclub in deze iets voor ons betekenen?’
Het verheugt mij telkens als iemand de weg naar ons weet te vinden. En wij zullen zeker binnen de club kijken wat er mogelijk is. Daarbij helpt het dat bijna iedereen gepensioneerd is en de meeste gepensioneerden niet tot hun nek in het vrijwilligerswerk zijn gedompeld of zijn ingeroosterd in een strak oppasregiem.
Ik adviseerde haar te kijken of er schaakattributen aanwezig waren en informeerde naar de status van de betrokkene. Het verpleeghuis heeft namelijk een afdeling revalidatie en een afdeling verpleging. De betrokkene verblijft op de laatst genoemde afdeling en is dus bewoner en patiënt.
De patiënten zijn of dementerenden of bevinden zich in een levensfase die wij tegenwoordig (van Daele 1970 geeft de huidige betekenis niet) terminaal noemen. Oftewel deze patiënten zullen met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet met een verhuiskaart het tehuis verlaten maar met een rouwkaart.
Ik weet dat er mensen zijn die een dergelijke omgeving zo deprimerend vinden dat zij er alleen naar toe gaan als het niet anders kan. Desondanks uitte ik mijn optimisme jegens de begeleidster.
Ik had bij het eerste rondvragen al twee vrijwilligers en een dag later belde ik monter met de begeleidster. Zij toonde zich verrast dat ik zo snel reageerde. Ze had intussen in het verpleeghuis een schaakbord en stukken gevonden, dus dat leek ook prima. ‘Maar’, bekende zij, ’toen het idee van een schaakmaatje bij mij opkwam, stond ik voor een lastige keuze. Wat doe ik eerst? Als ik begin met het benaderen van de patiënt maak ik hem blij met iets wat ik misschien niet kan realiseren.
Aldus besloot ik eerst de schaakclub te polsen. Nu ik weet dat jullie kunnen meewerken, ga ik met hem in gesprek. U hoort zo spoedig mogelijk van mij.’
Een dag later had ik haar weer aan de lijn. Zij had het met de patiënt besproken en hij was blij verrast. Echter, hij voelde zich veel te ziek, om een partij schaak te spelen. Wanneer hij zich sterk genoeg voelt, dan geeft hij dat aan en wordt er weer contact met mij opgenomen.
Dat was zes weken geleden; er is nog niet gebeld.