Begrijp wat u doet: een verhandeling over het Wolgagambiet
In deze aflevering van deze rubriek heb ik (op verzoek) een compilatie gemaakt van een vijftal artikelen die in 2012 in Schaakmagazine zijn verschenen. Door ze gedeeltelijk bij elkaar te voegen is er nu een overkoepelende verhandeling over het Wolgagambiet verschenen.
De oorspronkelijke naam van de opening is het Wolga-gambit, genoemd naar de rivier de Wolga als gevolg van een artikel door B. Argunov dat werd gepubliceerd in het tweede nummer van 1946 van het tijdschrift Schachmaty in de Sovjet-Unie. De term wordt nog steeds veel gebruikt in de Russische literatuur. Omdat in de jaren ’60 de Amerikaan Pal Benkö deze opening met succes begon te spelen en zijn bevindingen ook publiceerde, heeft de opening – vooral bij de Engelssprekende schakers – zijn naam (Het Benkögambiet) meegekregen.
(Links Pal Benkö, rechts een afbeelding van de rivier de Wolga)
Het Wolgagambiet is een prachtig systeem voor spelers die van actief spel houden. Als je tactisch handig bent, is het misschien een aanrader om tegen 1. d2-d4-openingen te spelen. Door de druk die zwart uitoefent op de damevleugel, komt er de nodige tactiek om de hoek kijken. Tegelijkertijd ontwikkel je ‘spelenderwijs’ je strategisch inzicht; het gaat er tenslotte wel om dat je je stukken naar de goede velden weet te manoeuvreren.
Na de openingszetten 1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5 brengt zwart met 3…b5!? een pionoffer op lange termijn.4. cxb5 a6 5. bxa6 g6 6. Pc3 Lxa6
• Zwart beschikt over een ontwikkelingsvoorsprong;
• De kwetsbare pionnen op a2 en b2;
• Wits problemen om zijn ontwikkeling te voltooien door de druk die zwart uitoefent op zijn damevleugel;
• De moeilijkheid voor wit om spel te creëren (bijvoorbeeld door het centrum met e4-e5) vanwege de actieve stand van de zwarte stukken.
Al met al een interessant systeem dat door diverse topspelers met zwart is gespeeld. Net zoals we met de Benoni hebben gedaan gaan we ons oriënteren op de belangrijkste basisideeën die deze openingsvariant met zich meebrengt. We maken opnieuw een splitsing tussen Strategische en Tactische ideeën.
Strategische ideeën
Het is zinvol om de belangrijkste strategische ideeën voor beide spelers te ordenen.
Zwarts plan om te ontwikkelen
In het volgende schematische diagram zien we duidelijk in kaart gebracht wat zwart meestal voor ogen heeft over hoe hij zijn stukken wil ontwikkelen. Met torens op de a- en de b-lijn oefent hij (zware) druk uit. De loper op g7 ondersteunt van afstand al deze operaties, terwijl ook de zwarte dame de helpende hand uitsteekt. De positie van de dame hangt overigens af van welke opstelling wit gaat innemen.
Voor zwart
Hier zien we dat het voor wit in de praktijk niet eenvoudig is om zelf iets te ondernemen. Zo zal hij niet zonder e2-e4 kunnen om het centrum te bezetten zodat hij ooit tot e4-e5 kan komen. Door de sterke loper op a6 moet hij veel voorbereidingen treffen. Komt hij eindelijk tot de zet e2-e4, dan ontstaat er ook een gat in het witte kamp: veld d3. Met … c5-c4 gevolgd door … Pd7-c5 kan zwart proberen daar gebruik van te maken.
Gunstige eindspelen
Door de druk die zwart uitoefent op de damevleugel is het niet ondenkbeeldig dat hij een pion terugwint. Een mogelijk eindspel zal in veel gevallen erg gunstig kunnen uitpakken, vooral vanwege de sterke pion op c5, zoals in het volgende diagram getoond wordt.
Voor zwart
Doordat de b-pion is gesneuveld, heeft zwart nu een gedekte vrijpion op c5. De witte vrijpion is in veel gevallen van weinig betekenis omdat hij geblokkeerd kan worden en dan alleen nog maar zwak blijft.
Voor zwart
In een dergelijk type stelling mag zwart – zelfs met een pion minder – naar een eindspel afwikkelen met … Db6-b3! Door de grote druk die zijn stukken uitoefenen, kan wit nog altijd nauwelijks een ‘poot bewegen’. De witte stukken kunnen zich vrijwel niet ontplooien.
Het opbergen van de witte koning
In het spel van wit hangt veel af van hoe wit zijn koning gaat opbergen, vandaar de wat cryptische subkop boven deze paragraaf. Er zijn drie verschillende opties die in de praktijk opduiken.
Voor wit
1) Met de korte rokade: Wit speelt g2-g3, Lf1-g2 en rokeert.
2) Wit geeft de rokade op door e2-e4 te spelen waarmee hij de ruil toelaat met … La6xf1, Ke1xf1. Vervolgens heeft hij twee manieren om een plek voor zijn koning te vinden:
a) Met g2-g3 gevolgd door Kf1-g2 kan de koning naar g2, waarna de toren van h1 in het spel gebracht kan worden. Het nadeel hiervan schijnt te zijn dat de koning soms onveilig kan komen te staan. Er worden nogal wat witte velden verzwakt en de koning staat kwetsbaar op de lange diagonaal.
b) Met h2-h3 gevolgd door Kf1-g1-h2 wordt de koning naar h2 getransfereerd. Dit duurt een zet langer, maar het voordeel hiervan is dat de koning iets veiliger staat en dat de stereotiepe paardmanoeuvre Pf6-g4 uit de stelling gehaald is.
c) Ambitieuze spelers kiezen zelfs voor g2-g4, dan de koning naar g2, gevolgd door h2-h4.
Centrale doorbraak met e4-e5
Een van de meest belangrijke plannen voor wit is het doorzetten van e2-e4-e5. De belangrijkste bedoeling is om de pionnenstructuur bij zwart te verzwakken (bijvoorbeeld door e5xd6, of ook e5-e6). Als wit e4-e5 eenmaal heeft doorgezet kan zwart doorgaans niet antwoorden met … d6xe5 omdat hij daarmee pion c5 zijn natuurlijke dekking ontneemt.
Voor wit
Bijkomstigheid is dat wit na e4-e5 ook de diagonaal van de loper op g7 afsluit.
Strijd om de controle van e5
Dit brengt ons op het belangrijke gevecht dat in het middenspel veelal gevoerd wordt: het gevecht om de controle van veld e5.
Voor wit en voor voor zwart
Een van de ‘standaardmanoevres’ voor zwart is (zoals al eerder opgemerkt) om te werken met de paarduitval … Pf6-g4 gevolgd door … Pg4-e5 of … Pd7-e5. Daarmee beoogt zwart niet alleen om de actie van wit (e4-e5) te verhinderen, maar ook om mogelijkerwijs gebruik te maken van de velden d3 of c4. Met een loper op a6 (of een dame) is veld d3 van afstand gedekt waardoor het zwarte paard hinderlijk binnen zou kunnen komen op d3. In veel gevallen zie je dat wit een tempo spendeert met h2-h3 om … Pf6-g4 onmogelijk te maken.
Spel op de velden c4, d4 of d3
Bovengenoemde bespiegelingen hebben direct betrekking op een van de belangrijkste plannen die zwart in de stelling heeft: het spelen op de velden d3 of c4.
Voor zwart
Als zwart erin geslaagd is een paard op e5 te krijgen (nadat wit zijn pion van e2 op e4 heeft gezet), kan hij soms proberen gebruik te maken van de zwakte van veld d3. Dat kan het mooiste met … Db6-a6 waarna het paard op d3 naar binnen kan springen. Een andere, wat meer rigoureuze aanpak is door op het juiste moment … c5-c4 te spelen, gevolgd door … Pe5-d3. Het nadeel van deze pionzet is wel dat wit veld d4 in handen krijgt, waardoor ook Pf3-d4-c6 tot de mogelijkheden gaat behoren.
In veel stellingen kan zwart ook de druk opvoeren door een paard naar c4 om te spelen. Dat kan vanaf e5 daar komen, maar ook (hetgeen logischer is) via b6. Vanaf veld c4 valt het paard b2 aan, waardoor wit voor het blok gezet wordt. Na een eventueel b2-b3 gaat de lange diagonaal open en daar valt wellicht op het tactische vlak gebruik van te maken.
Achtergronden in het Wolgagambiet m.b.t. het fiancetto-systeem
Na de aanname van het pionoffer ontstaat de “echte Wolgagambiet”-stellingen.
1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5 b5 4. cxb5 a6 5. bxa6
5…g6
Onder het motto: de pion loopt niet weg. De meest gespeelde zet is 5…Lxa6 maar tegenwoordig weten we dat de andere volgorde iets slimmer is.
6. Pc3
Nu ‘dreigt’ wit min of meer e2-e4 dus nu wordt het tijd voor
6…Lxa6
De meest natuurlijke speelwijze.
7…d6 8. g3
Dit wordt gezien als de belangrijkste aanpak tegen de Benkö. Andere varianten komen in nieuwe afleveringen aan bod.
8…Lg7 9. Lg2
Dit wordt door sommige bronnen voorzien van een ?!-teken. Het lijkt slim om eerst het paard te ontwikkelen naar d7. 9…Pbd7 Het dwingt de volgende witte zet min of meer af: 10. Tb1 De reden is dat wit graag een opstelling met b2-b3 wil innemen en dan kan … Pb6 lastig zijn, zoals boven al is uitgelegd. 10…Da5 Zwart blijft maar de rokade uitstellen. Een goede strategie omdat hij graag wil verhinderen dat wit tot diens ideale opstelling komt. [Zwart kan nu besluiten om te rokeren. 10…O-O 11. O-O en nu een ander concept te kiezen dan in het andere voorbeeld (Van Wely-Carlsen). 11…Pb6 12. b3 Ta7 Dit werd gespeeld in de partijen Piket-Topalov, Bacrot-Fontaine, 2002 en Alexandrova-Schuurman, 2002.] 11. Ld2 [Op 11. O-O volgt 11…Pb6 waarna het paard naar het mooie veld c4 kan springen omdat b2-b3 even niet kan. Dit kwam voor in een partij Aronian-Carlsen, 2007.] 11…Pb6 12. b3 (zie analysediagram)
10. O-O Pbd7
11. Tb1
Dit is anno 2011 de meest populaire ‘set-up’. Een wat oudere opzet die uit de mode is geraakt bestaat in een poging om zo snel mogelijk e2-e4 door te zetten. 11. Te1 Wits opzet mislukte volkomen in de partij Ibragimov-Tate, 2002. De klassieke speelwijze is 11. Dc2 Da5 12. Td1 Tfb8 [Een bruikbaar alternatief is 12…Pg4 zoals in Van der Sterren-Adams, 1992.] 13. Tb1 (zie analysediagram)
11…Da5
De meest logische zet. 12. Dc2 is ook een volstrekt normale manier voor wit om het spel te vervolgen. Een fraai voorbeeld hoe zwart het kan aanpakken is te zien in Sumets-Bologan, 2010.
12…Tfb8 13. Dc2
13…Pg4
is nu de meest populaire voortzetting. Zwart beoogt met een paard naar e5 te springen om zo een licht stuk af te ruilen en eventueel het paard via c4 onrust laten zaaien in de vijandelijke stelling.
14. a4
Een belangrijke peiler in het witte plan. Hij beoogt een opstelling met pionnen op a4 en b3 te krijgen, waarna hij kan proberen de velden c4 en b5 in handen te krijgen.
14…Pge5 15. Pxe5 Pxe5 16. b3 Dd8
Achtergronden in het Wolgagambiet m.b.t. het ‘Koningswandelsysteem’
1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5 b5 4. cxb5 a6 5. bxa6 g6 6. Pc3 Lxa6 7. e4
Dit is de wat oudere aanpak. Wit laat de ruil van de witveldige lopers toe en accepteert daarmee dat hij niet meer kan rokeren. Zijn koning gaat dus aan de wandel en het is natuurlijk de vraag hoe hij die gaat opbergen. Er zijn twee principiële velden waarnaar hij de koning kan spelen:
A) naar g2 (nadat hij eerst g2-g3 heeft gespeeld);
B) naar h2 (nadat hij eerst h2-h3 heeft gespeeld).
Deze speelwijzes zullen we allebei de revue laten passeren.
7…Lxf1 8. Kxf1 d6
Met deze zet vervolgt wit zijn koningsmanoeuvre. Hij wil die zo snel mogelijk voltooien, zodat hij daarna aan de ontwikkeling van zijn andere stukken kan beginnen. Een neutrale zet is 9. Pf3 Lg7 om daarna de keuze open te laten. Hieronder zijn drie partijvoorbeelden meegenomen, waarin wit voor een opstelling met h2-h3 heeft gekozen, dit om het verschil met de opstelling met g2-g3 te laten zien. [Zwart kan overigens ook eerste kiezen voor de paardontwikkeling voordat de loper gefianchetteerd wordt. 9…Pbd7 10. h3 Lg7 11. Kg1 O-O 12. Kh2 Da5 13. Te1 Tfb8 14. Te2 Pe8 15. Tc2 Pc7] 10. h3 O-O 11. Kg1 Pbd7 12. Kh2 Da5 13. Te1 Tfb8 14. Te2 [14. Dc2 Pe8 werd gespeeld in een vluggertje Karpov-Ponomariov, 2009.] 14…Pe8 Dit kwam voor in een (blind/ rapid-)partij Pedersen-Carlsen, 2007. [14…Tb4 Portisch-Vasiukov, 1974.] 9…Lg7 10. Kg2 Pbd7
11. Pf3
Het paard wordt ook wel eens naar e2 gespeeld, waar het overigens niet zo harmonieus staat. 11. Pge2
11…O-O
Wit heeft een soort kunstmatige rokade voor elkaar gekregen en hij brengt nu zijn toren naar het meest geschikte veld. De actie e4-e5 wordt in het vervolg een thema. Ondanks het feit dat wit al veel tijd heeft verloren is hier 12. h3 een belangrijk alternatief. Wit haalt de typische manoeuvre … Pf6-g4-e5 uit de stelling. Het is natuurlijk de vraag welke opstelling zwart nu het best kan innemen. Daar zijn de meningen over verdeeld. Een interessant idee ontstaat na 12…Ta6!? Deze zet bevat een subtiele gedachte. Nu de koning zich heeft ‘genesteld’ op veld g2, krijgt zwart het idee om te gaan proberen met … Da8 en ooit … e7-e6 de lange diagonaal te openen. De torenzet dient meerdere doelen. Enerzijds wordt veld a8 vrijgemaakt voor de dame zodat die druk kan uit gaan oefenen over de lange diagonaal en over de a-lijn. Anderzijds kan … e7-e7 straks gespeeld gaan worden zonder dat pion d6 gaat hangen. Een modelpartij, waarin zwart zijn hele plan kan doorzetten wordt aardig geïllustreerd in Comas Fabrego-Topalov, 1994 en in Pak-Turov, 2010. 12…Da5 is de standaardreactie, maar in deze stelling zijn veel meer ideeën, zoals 12…Db6 en 12…Ta7.
12…Pg4
Tactiek
Bij het bestuderen van openingen valt het meestal niet mee om inzicht te krijgen in de structuur van het systeem. Als er dan door de ‘zure appel’ is heen gebeten en de belangrijkste varianten en speelwijzes in het vizier zijn gekomen, is dat nog absoluut geen garantie op succes. Een opening krijg je pas in de vingers als je de nodige voorbeeldpartijen met het systeem bekijkt. Van belang is verder om stereotiepe plannen en combinaties op te sporen om een soort ‘gevoel’ voor de stellingen te ontwikkelen. Zo hebben we eerder gezien dat zwartspelers vaak op tactische wijze gebruik kunnen maken van de lange diagonaal (a1-h8). Voor witspelers is bijvoorbeeld het handig om te weten dat de zwarte koningsstelling met h2-h4-h5 aangetast kan worden of met een offer op het kwetsbare veld e6 te gaan werken. Een paar met combinaties en modelpartijen.
Kortschnoj, Viktor – Baklan, Vladimir
De oude baas begaat met 17. Pg2? een vreselijke onnauwkeurigheid die hard wordt afgestraft. De ‘normale’ zet is nu 17. Tfd1. Hoe strafte zwart dit af?
Pedersen, Nicolai Vesterbaek – Tihonov, Jurij
Met welke combinatie sloeg de zwartspeler zijn slag?
Bacrot, Etienne – Fontaine, Robert
Hoe kwam wit bij de vijandelijke koning?
Van der Sterren, Paul – Adams, Michael
Met welke ’tactische grap’ kreeg zwart groot strategisch voordeel?
Tot slot nog twee karakteristieke partijen met het Wolgagambiet.
Meier, Georg – Lanka, Zigurds
1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5 b5 4. cxb5 a6 5. bxa6 g6 6. Pc3 Lxa6 7. g3 d6 8. Lg2 Pbd7 9. Pf3 Pb6 10. O-O Lg7 11. Te1 O-O 12. Pd2
12…Pg4 13. h3 Pe5 14. Dc2 Pbc4
Het is meestal een goede strategie voor zwart om een stuk te ruilen.
15. b3 Pxd2 16. Lxd2
Hier moet zwart op zoek naar andere ideeën. 16…f5 17. f4 Pd7 18. Tab1 Pf6 19. e4 fxe4 20. Pxe4 Pxe4 21. Dxe4 Tf7 22. a4 Lc8 23. g4⩲
17. a4 h6 18. Kh2 Tb8 19. Tab1 Kh7 20. f4 Pd7 21. Pb5
Dat is heel krom. Beter is 21…Db6 hoewel wit nu ook op de damevleugel de strijd lijkt te winnen: 22. b4
22. e4
Zeer sterk was nu 22. Pa7!
22…Kg8?
23. Pa7!
Nu profiteert wit wel.
23…Lb7 24. Pc6 Lxc6 25. dxc6 Pf8
26. b4 Pe6 27. b5
Hier had de zwartspeler ook de handdoek in de ring kunnen werpen.
27…h5 28. h4 Pd4 29. Dc4 e6 30. Lc3 Dc7 31. e5 Kh7 32. Lxd4 cxd4 33. exd6 Dxd6 34. c7 Tbc8 35. b6 d3 36. Dc6 De7 37. Tbd1 Lf6 38. Txd3 Lxh4 39. Td7 Db4 40. Txf7+ Kh6 41. Txe6 1-0
Pedersen, Steffen – Carlsen, Magnus
1. d4 Pf6 2. c4 c5 3. d5 b5 4. cxb5 a6 5. bxa6 g6 6. Pc3 Lxa6 7. e4 Lxf1 8. Kxf1 d6 9. Pf3 Pbd7 10. h3 Lg7 11. Kg1 O-O 12. Kh2 Da5
13. Te1 Tfb8 14. Te2
Met deze torenzet wordt b2 gedekt en daarmee bevrijdt wit zijn loper.
14…Pe8
Deze paardzet dient meerdere doelen. Niet alleen wordt de lange diagonaal geopend voor de loper (waarmee wits standaardactie e4-e5 uit de stelling wordt gehaald), tegelijkertijd kan het paard via c7 en b5 op de damevleugel in het spel gebracht worden.
15. Lf4
Carlsen kiest ervoor de druk op wits stelling verder op te voeren. Dat de toren hier heel goed staat, zien we dadelijk. Het terugwinnen van de pion met 15…Lxc3 kan soms toch een flinke concessie zijn. De verdedigende loper wordt opgegeven en tevens kan wit daarna wel tot e4-e5 komen, waarna de zwarte koning inderdaad bedreigd zou kunnen worden. 16. bxc3 Dxc3 17. e5
16. Tc1 Lxc3!?
Op het oog een zeer vreemd moment om de loper nu voor het paard te geven. We zien weldra wat de zwartspeler hiermee beoogt.
17. bxc3
Na 17. Txc3 Dxa2 is een eventuele aanval met 18. e5?? uit den boze vanwege 18…Txf4
17…Ta4
18. Tcc2 Da6
Dat zijn de manoeuvres waar het Wolgagambiet om bekend staat. Zwarts spel ligt veelal over de witte velden.
19. Lg3
Nu de loper onttrokken wordt aan de indirecte aanval over de vierde rij dreigt wit nu wel e4-e5.
19…f6
Daarmee is de actie (voorlopig) aan banden gelegd, hoewel de zwarte koningsstelling er niet fraaier op wordt. Wits stukken kunnen evenwel nauwelijks ingrijpen.
20. Pe1 Dc4 21. Dd3
Zwart had zich ook kunnen inlaten op een eindspel, waarin hij weliswaar een pion achterstaat, maar wel risicoloos op winst kan spelen. 21…Dxd3 22. Pxd3 Pb6.
22. Tb2 T8a7 23. f3 Kf7 24. Kg1 Pa8?!
Dit lijkt mij wel heel optimistisch. Het was de hoogste tijd om de dames te ruilen en daarna kan zwart weinig overkomen. Het winnen van deze stelling is echter bepaald geen sinecure.
25. Dd2!
25…Pab6 26. Pd3
En het paard kan eventueel via f4-e6 gespeeld worden.
26…Da6 27. Tc2 Pc4 28. Dh6 Pf8 29. h4
Het is duidelijk dat het begint te kraken bij zwart.
29…Pa3
Dat is wel erg passief. Wit had de overhand kunnen krijgen met 30. Tb2! Hij had dan wel moeten berekenen dat 30…Dxd3? dan fout afloopt voor zwart: 31. Tb8 en is het ondekbaar mat.
30…Pb1?
Carlsen ziet het ook niet helemaal meer.
31. e5?
Ook niet juist, tijdgebrek aan weerszijden speelt waarschijnlijk een hartig woordje mee. Opnieuw was 31. Tb2! vrijwel winnend.
31…Pxd2 32. exf6
Alleen te verklaren uit het feit dat het om een blindpartij ging. Misschien voerde hij de zet verkeerd in, of had hij de stelling niet meer goed in het hoofd. Nu kon zwart vermoedelijk met een andere paardzet 32…Pxf3+! 33. gxf3 exf6 een stelling bereiken waarin de winst niet veraf zal zijn.
33. Dg7+
Een koude douche. 33. Dg7+ Ke8 34. Txe7+ Txe7 35. Dxe7#
1-0
Alle schaaktechnische fragmenten via de viewer:
Voor een overzicht van de andere aflevering van deze serie ‘Begrijp wat u doet’ klikt u hier.
Mooi om deze voor mij vrij onbekende opening zo systematisch uitgelegd te krijgen en te zien dat ook wereldkampioen Carlsen dit speelt. Zelf kwam ik een partij tegen, die Lex Jongsma ooit het Wolgalied van Hort noemde, en waarin zijn met zwart spelende tegenstander GM Alburt alle creatieve registers van dit gambiet open trekt.
www.chessgames.com/perl/chessgame?gid=1017084
[pgn eo=t pd=https://www.schaaksite.nl/wp-content/uploads/2019/02/hort_alburt_1977.pgn][/pgn]