“Sosonko, Korchnoi, Achmatova en de anderen” (Hans Meijer)
Zoals u ziet gaat de column van Hans Meijer over in elk geval twee befaamde schakers.
De centrale vraag waar het boek Evil-Doer: Half a century with Viktor Korchnoi (2018) van Genna Sosonko om draait is ‘blijven of vertrekken’. Vertrekken wordt door de officiële instanties in de Sovjet-Unie, en met hen door vele Sovjet-burgers, gezien als verraad. Vertrekken betekent dat je alle banden met het moederland, dus ook met je familie, doorsnijdt. Er is geen weg terug. Blijven en conformeren is het alternatief. Kritiek op de partijlijn wordt in de communistische heilstaat namelijk niet op prijs gesteld. Afwijkende meningen zijn riskant. Voor een schaker is vertrekken relatief eenvoudig. Schakers communiceren overal op de wereld met elkaar door het verplaatsen van stukken op een vierkant geruit bord. Blijven of vertrekken is in zekere zin irrelevant. Onze taal is universeel. Voor dichters ligt dit anders. Vertrekken houdt in dat je je band met jouw moedertaal doorsnijdt. De dichter Anna Achmátova (1889-1966) wilde beslist in Rusland blijven. In 1917 dichtte zij:
Ik hoorde een stem. Zij beloofde troost. / Kom hier zei ze verleidelijk, / Verlaat jouw donkere en zondige land, / Verlaat Rusland voor altijd. / Ik was het bloed van jouw handen, / Ik ontlast jouw hart van zwarte schande./ De pijn van mislukkingen en beledigingen / Bedek ik met een nieuwe naam. / Maar onverschillig en kalm / Bedekte ik mijn oren met mijn handen, / Opdat door deze onwaardige woorden / Mijn treurende geest niet werd bezoedeld.”
Later verwijt Achmatova op bittere wijze haar vriend Boris Anrep dat ook hij Rusland verlaat:
Jij bent een afvallige: voor een groen eiland / Jij verried, ja, verried jouw moederland / Verliet onze liederen en heilige iconen / En de pijnboom boven het stille meer.”
Toen iemand Viktor Lvovitsj Korchnoi (1931-2016), nadat hij geëmigreerd was, vroeg of hij de dichter Joseph Brodsky (1940-1996) kende, een andere Leningrader, haalde hij demonstratief zijn schouders op: “Jij begrijpt het niet!” riep Korchnoi uit, “Ik was rijk, beroemd, had privileges, reisde regelmatig naar het buitenland. Brodsky was niemand. Hoe konden wij elkaar ontmoet hebben?”. Anna Achmatova herkende vrijwel meteen nadat ze Brodsky in 1961 ontmoette zijn grote talent. Brodsky werd in 1964 na een geruchtmakend proces vanwege ‘parasitisme’ tot vijf jaar dwangarbeid veroordeeld maar kwam, na interventie van onder meer Jean-Paul Sartre, na anderhalf jaar vrij. In 1972 adviseerden de Sovjet autoriteiten hem te emigreren maar Brodsky
gaf er de voorkeur aan om in de Sovjet-Unie te blijven, want een schrijver in ballingschap is iemand die overleeft als een vis in het zand.
Nog geen tien dagen later zette men hem op een vliegtuig naar Wenen, waar vandaan hij naar de Verenigde Staten vertrok. In 1987 gunde Brodsky ons tijdens zijn Nobelprijslezing een blik in zijn gedachten:
Voor iemand die nogal op zijn privéleven gesteld is, voor iemand die zijn hele leven de voorkeur gaf aan zijn privéleven boven een sociale rol van enig belang, en die in deze voorkeur nogal ver ging – ver van het moederland in ieder geval, want het is beter om een totale mislukking in een democratie te zijn dan een martelaar of de crème de la crème in een tirannie – als zo iemand plotseling zichzelf achter dit spreekgestoelte terugvindt staat hij voor een wat ongemakkelijke en lastige opgave.”