“Bespiegelingen achter de computer” door Manuel Nepveu. Column van Schaakvereniging Promotie
De zomermaanden zijn typisch de maanden waarin schakers van allerlei sterkte hun krachten willen meten in binnen- en buitenlandse toernooien. Zo ook bij mijn schaakclub, Promotie. Niet langer serieus te nemen figuren als ikzelf spelen in het seniorentoernooi in Dieren. Maar een viertal op eer en roem beluste figuren toog naar de hoofdstad van Oostenrijk, enkele Vlissingen-verslaafden togen naar Zeeland en in het schilderachtige Brugge maakten de voorzitter van onze vereniging en een andere beminnelijke schurk de boel onveilig. Toen ik terugkwam uit Dieren met een niet door overvloedig bier veroorzaakte kater, kon ik in de daarop volgende weken genieten van hoe mijn clubgenoten het er buitengaats vanaf brachten. Persoonlijk houd ik wel van drama – zolang het niet mijzelf betreft – en ik werd op mijn wenken bediend, althans bij de Wenengangers. Een medecolumnist, in zijn gloriedagen een puntenmachine voor ons eerste achttal, moet van tevoren nattigheid hebben gevoeld of last hebben gehad van clairvoyante dromen. In een column, vlak voordat hij vanuit het verre Bolivia naar hier kwam, schreef hij:
“……Nee, het is geen land voor oude mannen zoals ik en toch ga ik eind augustus naar Schaakland. Ik ga er de dood trotseren. Ik doe dit samen met Bernard Bannink, Henk Noordhoek en Rens Minnema, maar die zijn vergeleken met mij nog jong en lopen dus minder gevaar. Manuel Nepveu gaat niet mee. Hij heeft een hekel aan pestjochies en heeft zich teruggetrokken in het bedaagde seniorenschaak. Verstandig? Wellicht. Misschien zou ik ook een excuus moeten zoeken. Het kan nog…”
In de eerste ronde mocht hij een GM bestrijden – daar doe je het voor, dunkt me – met inderdaad het meest waarschijnlijke resultaat, maar in de twee volgende ronden bleek hij zijn draai niet te hebben. Dan maar een bye. Maar ook daarna was het nog mis. Wat doe je dan? De feiten onder ogen zien en het besluit nemen om jezelf niet langer te kwellen. In de laatste ronden was hij de supporter voor de anderen. Maar bij iemand van die anderen ging het kennelijk ook niet jofel en ook die liet de laatste ronden aan zich voorbijgaan. Zoiets had ik bij de heren nooit eerder meegemaakt in de bijna vijfentwintig jaar dat ik deel uitmaakte van de internationale “Schlachtenbummler” van mijn club. De helden worden vermoeid en gaan kraken. Voortaan in de B-groep meedoen dan maar? Maar ga je daarvoor buitengaats? Ieder mag die vraag voor zichzelf beantwoorden; ik heb dat inmiddels gedaan.
Maar DAN…. Ik volgde ook de verrichtingen van de Vlissingengangers. De heren deden het lekker en ik zal het er verder niet over hebben. Niet interessant. Toen ik echter de deelnemerslijst bekeek zag ik dat er iemand meedeed die ik vanaf de schoolbanken ken en met wie ik enkele honderden partijen gespeeld heb. Zijn resultaten waren opvallend te noemen. Hij scoorde er lustig op los, merendeels tegen opponenten die 3-400 ratingpunten meer hadden dan hij. Hoe kon dit? Had ik me niet vergist? Neen, hij was het echt. Hij zou toch niet….? Neen, dat zou hij niet.
Heer E. mag dan een redelijk aparte snoeshaan zijn, goudeerlijk is hij zeker. Handen in het vuur. Bovendien is het zeer de vraag of hij een zakcomputer alias iPhone bezit… Hier was dus iemand van mijn leeftijd die op zijn niveau de sterren van het uitspansel speelde en een overscore realiseerde die je verwacht bij de in dit stuk al even genoemde pestjochies. Niet bij iemand die zo langzaamaan tot de doelgroep van Magere Hein begint te behoren. Was dit de laatste vlam voor het uitdoven? De supernova die het einde markeert van zeer zware sterren? Hoe dan ook, het is bemoedigend dat zoiets ook nog kan, zelfs wanneer dat tegen alle ervaring in lijkt te druisen.