“Overzien” door Jan Willem Duijzer. Column van Schaakvereniging Promotie.
Voor mij is er geen twijfel mogelijk over de betekenis van het woord “overzien”. Iets overzien is: iets missen, iets niet-zien. Overzien is blunderen, leed. Het ergste wat je als schaker kan overkomen. Ik weet niet of ik het vaak doe, maar ik ben zeker geneigd om “overzien” in deze betekenis ook buiten het schaakdomein te gebruiken. Een tegenligger overzien, een losliggende klinker overzien… Voor mij voelt dat als normaal taalgebruik.
Maar dat geldt niet voor iedereen. Toen mijn vrouw laatst een schaakverslagje van me las attendeerde ze me erop dat ik het woordje niet was vergeten. “Je bedoelt niet overzien”. Ik schreef dat een teamgenoot iets “overzag”, zij meende dat ik bedoelde te zeggen dat hij het juist “niet overzag”. Een grappig taal-misverstand.
Van Dale bood uitkomst. “Overzien” mag ook in de betekenis van “iets over het hoofd zien” gebruikt worden. Toch blijft het knagen, want op internet konden we beiden geen voorbeelden vinden van het gebruik van “iets over (het hoofd) zien” buiten het schaken.
We blijken als schakers toch in een eigen wereldje te leven, ook qua taalgebruik. Soms beseffen we dat prima. Schaakjargon zoals de “basisaftrekwending”, “röntgendekking” of “minorpromotie” zal geen enkele schaker buiten de schaakclub hanteren. Maar ook een woord als “vluggeren” kan beter beperkt blijven tot de schaakarena. Een schaker vertrekt geen spier als je hem vraagt om even “een vluggertje te doen”, maar in het café of op kantoor kun je deze deze vraag beter anders inkleden. Tenzij je er op uit bent om de lachlust op te wekken.