Arubaanse Avonturen van Dimitri
Van 10 t/m 13 oktober werd in Aruba de Aruba Chess Challenge gehouden. Namens Caissa Amsterdam deed niet de sterkste speler van Aruba mee, maar ikzelf, want ik was toch in de buurt. Met 6.5 uit 7 wist ik het toernooi te winnen, een half punt voor Peter van den Brink, de sterkste op Aruba woonachtige speler.
Van Aruba wist ik niet veel voordat ik erheen trok om Peter te bezoeken (die er tijdelijk woont om een paar jaar als leraar te werken). Het is een land, maar wel onderdeel van het Koninkrijk der Nederlanden en Nederlands is nog steeds een officiële taal (al spreekt de bevolking voornamelijk papiamento). Het heeft zo’n 115.000 inwoners, de grootte is vergelijkbaar met Texel en het klimaat zal sommige mensen aanspreken (het hele jaar rond de 30 graden) maar mijzelf niet. Airco en/of een boel ventilatoren is dus noodzakelijk in huis. Over huizen gesproken: opmerkelijk is dat er nauwelijks hoogbouw is, bijna iedereen slaapt op de begane grond. Het is relatief welvarend (vergeleken met andere landen in de regio) maar natuurlijk een stuk minder dan Nederland, onder andere omdat de levensmiddelen duur zijn (die moeten immers geïmporteerd worden). Ook een stuk bureaucratischer: voor dingen die in Nederland makkelijk geregeld kunnen worden (vaak online) heb je hier allemaal formulieren nodig, op te halen bij een instantie na een uur wachten (zelf al meegemaakt in de korte tijd dat ik hier ben!). Mede vanwege dit soort verhalen had ik ook van tevoren geen hoge verwachtingen van de organisatie van het toernooi, maar het viel enorm mee.
Het niveau van de schakers op Aruba is vergelijkbaar met redelijke clubspelers in Nederland. Op de laatste olympiade eindigden ze op de 164e plaats. Ze zouden een stuk hoger kunnen eindigen als mijn teamgenoot Jasel Lopez zou meedoen, maar om je voor het team te plaatsen moet je toernooien spelen op Aruba. De sterkste speler volgend jaar in hun team zal daarom niet een Arubaan wonend in Nederland zijn, maar een Nederlander wonend op Aruba (evengoed versterking genoeg om hoger te eindigen dan plek 164). Ze hebben wel wat talentvolle jeugdspelers die de 2000+ zouden kunnen halen. Mogelijk zien we die over een paar jaar in Nederland: Jasel heeft bewezen dat de combinatie van hier schaken en studeren goed kan zijn voor een paar honderd ratingpunten winst.
De organisatie van het schaakleven (en bijvoorbeeld de selectieprocedure voor het nationale team) is, laat ik het positief zeggen, niet zoals ik het zelf zou doen (al was het maar uit persoonlijk belang: een grootmeester twee weken op het eiland, dat zou toch mogelijkheden moeten bieden? En jammer dat de website van de bond niet wordt bijgewerkt), maar de organisatie van het toernooi was gewoon prima. Goed, toen ik mijn tickets boekte wist ik alleen dat er misschien een toernooi zou zijn (pas drie weken van tevoren wist ik dat het door zou gaan), en het was wat slordig dat op de beoogde aanvangstijdstippen van de rondes de spelers nog moesten wachten om de zaal binnen te mogen, maar verder was alles zoals het zijn moest: alle borden live, snelle indelingen, snelle updates van resultaten op chessresults, goede speelzaal met goede airco en ik kon het erg waarderen dat er voor iedereen van naam voorziene waterbidons waren die aan het begin van elke partij bijgevuld naast het bord stonden. En niet onbelangrijk, een goed prijzengeld. Van tevoren was verder duidelijk dat ik de grote favoriet was en dat ik minstens 6.5 uit 7 moest halen om geen rating te verliezen. Dat leverde een zekere druk op, elke partij moest ik winnen (al kon ik me tegen mijn gastheer Peter met zwart wel een remise permitteren). Ik kwam echter niet in de problemen en ik won mijn partijen over het algemeen vrij soepel, al moest ik er toch ook wel hard voor werken, vanzelf ging het meestal niet. Een typische partij is die uit de laatste ronde. Mijn tegenstander is een jonge speler die ’s ochtends verrassend van Octavio Croes won, vast teamlid van het olympiadeteam. Hij stond op dat moment ongedeeld derde en hoopte erg in de laatste ronde remise te spelen (maar eindigde uiteindelijk op de gedeeld derde plaats met 4 uit 7). De partij is denk ik wel instructief, zeker voor wie Versnelde Draak speelt (met wit of zwart).
Bij de prijsuitreiking werden veel foto’s getoond die tijdens het toernooi genomen waren (misschien een idee dat Nederlandse organisaties kunnen overnemen). Wel weer jammer dat de foto’s niet online te zien zijn, ik had er graag eentje voor dit artikel gebruikt. Wellicht volgend jaar!
Wat een leuk verslag over schaaktechnische en andere beslommeringen! 🙂
Ik ben altijd benieuwd naar hoe/wat spelers denken die een heel stuk sterker zijn dan ikzelf, dus daarom mijn vraag over de mysterieuze torenzet (13.Tfe1): is het heel erg belangrijk in deze stelling dat wit zijn loper naar f1 kan terugtrekken en zo c4 kan blijven dekken, of had 13.Tae1 ook gekund, om een toren op f1 te houden en op die manier f2-f4-f5 te ondersteunen?
Nog een vraag, maar dan meer op het gebied van de psychologie (keuzes maken): Als je de partij niet opent met 1.e2-e4, wanneer komt dan de overweging om toch naar open spel over te schakelen? Heb je op de tweede zet al met de gedachte gespeeld om 2.e2-e4 te doen, of heb je bewust zo lang mogelijk de partij in “Engelse” banen te houden en pas na het zwarte koningsfianchetto gemeend “OK, laten we het doen!”
Vraag 1: Ik wilde de optie Tad1 erin houden (vooral voor als zwart e6 of e5 speelt). Tae1 met Ld1/Lc2 kwam echter zeker in aanmerking.
Vraag 2: Na 6.e4 krijgen we een voor wit relatief gunstige variant, terwijl na 2.e4 er een Najdorf op het bord was gekomen (samen met de Sveshnikov de beste variant voor zwart).