“Dubbelganger” door Theo Mooijman. Column van Schaakvereniging Promotie.
Al geruime tijd koop ik geen boeken meer, dus ook geen schaakboeken. Geen plaats meer in de overvolle boekenkasten en geen tijd meer om ze te lezen. Zeker, daar is wat aan te doen. Brochures en boeken van weinig hedendaags nut verwijderen en voor het kringloopproces aanbieden. Minder tijdschriften en kranten lezen. Ik weet het dus wel, maar doe het niet. Onlangs kreeg ik een boek met als direct gevolg daarvan dat er een doorschuifactie moest plaatsvinden. Want wat is er nou mooier dan een ordentelijk in gericht boekenkast waarbij de boeken op onderwerp en op grootte zijn samengebracht?
Door mijn handen ging “Nederland schaakt” Uitgegeven in 1974 ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan van de K.N.S.B., welk heuglijk feit zich voordeed in 1973. “Nederland schaakt” stond keurig naast “de zuiverste liefde is die tussen een man en zijn paard” van Max Pam uit 1975. Dat was geen toeval, absoluut niet. Schakers die hun bibliotheek koesteren en van orde houden zullen ze ook naast elkaar gezet hebben. Want beide boeken hadden een afwijking formaat. Vierkant! 20/20 cm. Heeft u, de oudere schaker, ze nog?
Ik bladerde even in “Nederland schaakt” en op bladzijde 95 viel mij iets op waar ik bij de eerste lezing geen aandacht aan had besteed. De foto op de bladzijde, dat ben ik. Maar dat kan niet.
Alles klopt: de coiffure, het postuur, rechtshandigheid, de bril, het horloge, het pak, de leunhouding met de linkerarm. En toch ben ik het niet. Of toch wel? Het artikel gaat over de persdienst van Berry Withuis. Als Haagsch jeugdschaker werd je gevraagd om te assisteren bij de persdienst door de heer Kreetz van R.S.G. (Residentie schaakgenootschap, tevens bestuurder van de Haagsche schaakbond. Ik heb dat twee of drie keer gedaan. Precies weet ik dat niet meer. Het assisteren bij Berry Withuis bestond uit het naspelen van de partijen van de deelnemers aan het toernooi. De notatie bevatte vaak fouten. Vrijwel onleesbare handschriften waren er ook genoeg. Zodra een partij klaar was werden de doorslagen van de notatieformulieren naar de kamer gebracht waar Withuis zijn kantoor had ingericht. Hij tikte zelf op de machine alle partijen uit voor het dagelijks bulletin, wat dan gestencild werd uitgebracht voordat de volgende ronde begon.
Dat zelf tikken is op de foto ook mooi te zien.
Omdat door de grote tijdsdruk het hem onmogelijk was alles na te spelen, deden een aantal jeugdigen dat. En als we er niet uitkwamen (soms waren beide notatiebiljetten onvolledig), dan moest de meester zelf in actie komen en als hij er niet uitkwam de spelers er bij halen. Waar komt mijn twijfel vandaan? Dat komt doordat ik niet meer uit mijn geheugen kan halen of ik al een kostuum bezat, toen ik de laatste keer als hulpje van Withuis optrad. De foto geeft geen uitsluitsel: die is ongedateerd. Een gelijkenis van de zijkant, is niet zo zeldzaam als een frontale gelijkenis. En op deze foto is een belangrijk kenmerk, de neus, verscholen achter de ondersteunende linkerarm. Dat ik een dubbelganger heb (of had) is zeker. In een vaktijdschrift zag ooit een frontaal genomen foto van mijn dubbelganger. Daar kwam ik toen snel uit. Het is uiteindelijk mijn echtgenote die het raadsel oplost. In de linkerhand is een sigaret te onderscheiden als bij goed licht nog eens nauwkeurig wordt gekeken. Ik heb nooit gerookt, dus toch ook hier een dubbelganger.