“Psychologie, Beethoven, de Wachttoren en Caïssa” door Manuel Nepveu.
Afhankelijk van de omstandigheden wissel ik voor het begin van een schaakpartij in toernooi of externe competitie meestal enkele woorden met mijn tegenstander. ”Bij welke vereniging speelt u?” “Kan het zijn dat wij zo’n twintig jaar geleden al eens tegen elkaar zijn aangetreden?” “U speelt bij BSG. Daar heb ik ook ooit gespeeld. Speelt de heer X daar nog steeds?” Na de partij gaat het over de al of niet bloedstollende gebeurtenissen op het bord, als er al een verbale uitwisseling is. Dan is het einde contact, like ships that pass in the night.
Een enkele keer kan het contact nawerken… wel, hier is mijn verhaal. In 1974 was ik als Utrechtse sterrenkundestudent meestal aan het werk op de studentenzolder in een groot herenhuis, dat hoorde bij Sonnenborgh, waar toentertijd de sterrenwacht gevestigd was. Dat lag op enkele steenworpen afstand van de mensa en daar ging ik dus ’s avonds heen om de inwendige mens te versterken na een dag hard werken. De maaltijden waren er goed – mijn lief is het daarmee niet geheel eens – en goedkoop en je ontmoette er vogels van divers pluimage. Na de maaltijd kon je naar boven waar de koffieruimte was en waar een album van Santana helemaal grijsgedraaid werd – in mijn hoofd hoor ik de psychedelische klanken nog.
Daar ontmoette ik A, psychologiestudent met lang, maar verzorgd haar. Onder het genot van sterke koffie speelden wij daar schaak met het krakemikkige, gemaltraiteerde materiaal dat aanwezig was. Het kon flink laat worden. Op een keer werden we eruit gegooid toen de tent ging sluiten en op de kamer van A zetten wij onze schaakactiviteit voort. Daarbij gebeurde iets bijzonders. Nadat ik me achter het schaakbord had geïnstalleerd en er twee gigantische mokken koffie door A op tafel waren gezet, pakte hij een grammofoonplaat, zette de luidsprekers op “vol” en daar dreunde muziek van Ludwig van Beethoven door de kamer. “Mooie autoritaire muziek!” verkondigde A met intense tevredenheid. Pardon? Ik kon hem ergens wel volgen, maar in een tijdperk dat het begrip “autoritair” bij uitstek gezien werd als iets bijzonder verwerpelijks was deze uitroep van waardering wel opmerkelijk. Onder het genot van deze autoritaire muziek schaakten wij een gat in de nacht. Toen ik wegging en een onbedoelde blik wierp op zijn boekenkast, zag ik daar een blaadje van alarmerend allooi, de Wachttoren. “Wat moet jíj met die rotzooi?” Die rotzooi, dat viel wel mee, volgens A. Ik zou het ook eens moeten lezen. Oeps! Ik herinner me niet dat ik een discussie aangegaan ben. Mezelf kennende zal ik het wel bij een bitse opmerking gelaten hebben. Het zou de laatste keer zijn dat ik contact had met psychologiestudent A.
Weken later zag ik hem met een dienblad lopen in de mensa. Zijn keurige lange haren waren kort geknipt en hij was in pak met stropdas, niet casual zoals eerst. Een ware transformatie dus. Heel veel later kwam ik een broer van hem tegen. Die vertelde mij wat ik natuurlijk allang had vermoed. A had de psychologiestudie aan de wilgen gehangen, het schaakspel idem dito, en hij verkondigde nu aan iedereen die het (niet) horen wilde dat het Koninkrijk Gods op Aarde aanstaande was. Daarmee waren zijn dagen gevuld. Met zijn familie had hij gebroken. Een breuk voor het leven en, zo voegde zijn broer er somber aan toe, een heel pijnlijke voor zijn ouders.
Natuurlijk heeft iedereen het recht zijn leven zo te verpesten als hij dat zelf wil. Maar wat had zich in vredesnaam afgespeeld in het hoofd van A, voordat hij met Wachttorens ging leuren? Hadden zijn aanvankelijke keuze voor de studie psychologie, de aantrekkingskracht van Beethoven met zijn “autoritaire” muziek en de aantrekkingskracht van Caïssa misschien iets te maken met zijn keuze voor de Jehova’s, een keuze met heftige consequenties? Ik ben er lang niet zeker van dat dat NIET zo is. Wat hoopte A eigenlijk in zijn studie psychologie te vinden? Waarom die vreugde over de “autoritaire” kant van de muziek van de Duitse componist?
Had zijn belangstelling voor het schaken te maken met het feit dat je de consequenties van je handelen simpelweg hebt te aanvaarden, onverbiddelijke keten van oorzaak en gevolg? Heeft dit alles bij hem dan geleid tot het omhelzen van een stuitend simplistisch wereldbeeld? The answer, my friend, is blowing in the wind…. Ik geef toe dat het niet heel zinnig is om hiermee bezig te zijn. Maar toch licht de hele episode af en toe op in mijn schedeltje, vooral wanneer ik in mijn partijenverzameling zit te neuzen en die ene genoteerde partij zie, die ik bijna een halve eeuw geleden met hem heb gespeeld.