“Oudemannensport” door Jan Willem Duijzer
Een clubgenoot verzuchtte onlangs dat de invoering van het increment voor hem een reden zou kunnen zijn om te stoppen met schaken. Hij is een goed en fervent snelschaker, ook op internet, en hecht enorm aan de rol van de klok als scherprechter. Hoewel ik zelf uit eigenbelang het increment wel kan waarderen, begrijp ik zijn standpunt. Grootste negatieve effect van het increment is dat het nemen van risico’s in de tijdnoodfase minder aantrekkelijk is geworden.
Waar je vroeger in tijdnood rustig een gokje kon wagen op een wat hoger foutenniveau (van je tegenstander), daar is dat bij een increment, zeker van 30 seconden, niet langer verantwoord. Je opponent kan immers op zijn gemakje de complicaties bestuderen en je (bluf)zetten afstraffen. Woeste tijdnoodduels bestaan niet meer. Paniek, die voorheen bij een resterende tijd van 5 minuten al begon, is niet langer nodig. Je krijgt er immers altijd weer tijd bij. Arbiters zullen dat toejuichen, de meeste spelers (zoals ik)ook, maar het eind van het liedje is dat het schaakspel er als sportieve strijd minder interessant op is geworden. De spanning van de tijdnoodfase is in feite afgeschaft. Bij een toernooi als Tata is dat goed te merken.
Waar vroeger het publiek in de tijdnoodfase toestroomde in de hoop op spektakel, blijft het nu rustig. Achter de borden en achter de hekken. De dagen van Walter Browne zijn voorbij(1). Voor de clubgenoot die ik noemde zit daar de pijn, vermoed ik. Zijn grootste kwaliteit, het onder hoge druk snel en slagvaardig spelen, legt minder gewicht in de schaal. Dat het spel “correcter” is geworden, interesseert hem niet. Hij geniet van de grote en groeiende spanning die een keiharde limiet oproept. Voor hem is dat de ultieme sport. Die sport is voor hem wezenlijk veranderd door de invoering van het increment. Ik vind dat geen vreemd standpunt.
Jonathan Rowson(2) ziet de factor tijd als een integraal onderdeel van het schaakspel: “On many occasions it’s just not enough to understand, plan and calculate well in positions – you also need to carry out all those procedures relatively quickly. The clock is an inherent part of the game and strongly influences it.” Vanuit die optiek zijn aanpassingen in het speeltempo en de verdeling van de speeltijd aanpassingen in het wezen van het spel. In die zin is het bijzonder dat liefhebbers van het “klassieke schaak” zonder veel discussie ingestemd hebben met deze aanpassing van de regels. Eerder heb ik beweerd dat het remisepercentage onder topschakers in de loop van de jaren gestegen is. Tata Steel Chess houdt mooie statistieken bij van het evenement, waaruit dit ook blijkt(3). Of de invoering van het increment hierbij nog een rol heeft gespeeld weet ik niet.
Zelf denk ik dat de steeds professionelere voorbereiding van de topspelers en de afgenomen onderlinge krachtsverschillen de twee grootste factoren zijn die de remisetendens in toptoernooien verklaren. Op lager niveau spelen die twee factoren een veel kleinere rol. Binnen schaakclubs al helemaal niet. Of de invoering van het increment op de clubs tot meer remises geleid heeft weet ik niet, vermoedelijk wel. Maar dat het tot minder emotionele taferelen geleid heeft weet ik wel zeker. Mij bevalt dat wel. Schaakavondjes zijn lekkere rustige avondjes geworden, van begin tot eind. Lees verder…
Het is maar waar je het mee vergelijkt. Vóór de algemene invoering van het increment, werd het einde van de partij meestal bepaald door het zogenaamde “uitvluggeren”. In het reglement staat deze mogelijkheid nog steeds vermeld onder de noemer “versneld beëindigen van de partij”, als ik me niet vergis. Inderdaad, vergeleken met het “uitvluggeren” is het spelen met increment, mijns inziens, een grote verbetering.
Wanneer we echter nog iets verder teruggaan in de tijd, een jaar of 30, dan weten de meeste schakers nog wel dat vóór de algemene invoering van het “uitvluggeren” partijen aan het einde van een bepaalde speeltijd werden afgebroken. Vanuit organisatorisch oogpunt was het “uitvluggeren” een geweldige verbetering. Daarmee werd het tijdstip waarop een partij was afgelopen vooraf precies bekend. En dat is voor de organisatie natuurlijk heerlijk, zowel op clubs als in toernooien.
Vanuit het oogpunt van het schaakspel echter, is, mijns inziens, de afschaffing van het afbreken de doodsklap geweest. Tot die tijd was het schaken vooral een denksport, daarna heeft het veel meer het karakter van een behendigheidsspel gekregen. Ik weet dat het oude schaken, inclusief het volkomen logische en natuurlijke afbreken, nooit meer terug zal komen, maar ik blijf dat toch vreselijk jammer vinden.
Afgelopen zaterdag speelde ik een partij van 95 zetten. In een voor mij lastig eindspel KQRPP – KQRP lukte het me niet om de winst te vinden en mijn tegenstander verdedigde taai. Uiteindelijk overzag ik een eeuwig schaak en werd het remise. Met dat resultaat heb ik wel vrede. Maar in het laatste uur van die partij speelden we dus allebei een soort gongschaak met steeds 30 seconden erbij op de klok. Gedurende dat uur moest ik erg nodig gebruik maken van de sanitaire voorzieningen, maar dat ging dus niet. Tegelijkertijd had ik ook een vreselijke dorst, maar ook die kwelling moest ik noodgedwongen doorstaan, voortgedreven door de gesel van het increment.
Enfin, ik ben dus geen fan van die 30 seconden increment. Ik ga dan ook stoppen met schaken.