“Schaak-opa” door Manuel Nepveu
Mijn kleinzoon werd geboren op Anti-Kerst 2014. De kersverse ouders stonden (en staan) van dat moment af aan voor de taak om het metabolisme van het wezentje structureel te ondersteunen en dat voor de komende paar decennia. Maar niet alleen ondersteuning van dat metabolisme, ook het aanbieden voor stimuli voor het onwijs krachtige sponsje in die lieve hersenpan zou en zal in eerste instantie op hen neerkomen. Opvoeden heet dat.
Welke rol spelen de grootouders eigenlijk in dit geheel? In mijn concrete situatie spelen opa en oma momenteel de rol van oppas, met een prettige, niet overdreven regelmaat. De jongeman heeft een intense belangstelling voor dinosaurussen en alles wat daar maar mee te maken heeft. Maak vooral niet de fout om een triceratops met een stegosaurus te verwarren, want dan krijg je de wind van voren. Daarnaast heeft de kleine energiekeling groot plezier in zwaardvechten en als hij spelletjes doet, wil hij een ding vooral niet…verliezen! Voorgelezen worden vindt hij prima en het liefst met rijmende ritmische versjes over dieren die grote gelijkenis vertonen met de dino’s waar hij zo gek van is. Maar opa heeft ondertussen stiekem een snood plan: hij wil de jongeman leren schaken. En zo langzamerhand komt de vraag naar boven wanneer dat moet gaan gebeuren…
Tijdens een schoolreisje ergens in de vroege jaren ’60, toen we even niet werden beziggehouden, zag ik twee klasgenootjes ingespannen achter een schaakbord zitten. Ik kende het spel niet, maar hun volle aandacht voor die grappige houten poppetjes intrigeerde me. Wat was dit precies? Eenmaal thuis begon ik erover, dit wilde ik ook kunnen. Bord en stukken werden geregeld, net als iemand die enig geduld kon opbrengen om het me te leren. Dra was ik opgeklommen van complete ignoramus tot knoeier. Van schaaklessen was in die tijd geen sprake, je moest jezelf leren schaken. Het boek van Euwe, “”Volledige handleiding….” was een prima hulpmiddel. Het hielp ook dat ik later met een klasgenoot op de middelbare school elke donderdagmiddag na de lessen schaakte -waarbij we een keer in het schoolgebouw opgesloten raakten omdat we ietwat lang waren doorgegaan, maar dat terzijde. Uiteindelijk, op de dag dat Godfried Bomans overleed, werd ik lid van BSG. Ik was een serieuze schaker geworden. Maar mijn leerproces was verre van optimaal geweest, dat pijnlijke besef heb ik.
Maar nu sta ik dus zo langzamerhand voor de vraag wanneer en hoe ik mijn kleinzoon moet leren schaken, want het is duidelijk dat ik degene ben die dat zal moeten doen. En ja, ik zie hier toch wat beren op de weg.
Beer 1. Didactische vaardigheid? Indertijd hielp ik mijn dochter af en toe met wiskunde. Dat eindigde meestal met geluidsoverlast voor de buren. Mijn geduld was schandalig beperkt. Ofschoon gewapend met een eerstegraads lesbevoegdheid, bleek ik niet in staat om wat ik geleerd had aangaande de didactiek toe te passen bij dochterlief. Misschien een puntje van aandacht.
Beer 2. Wanneer? Ik zie de springerige jongeman op dit moment nog niet direct rustig achter een schaakbord zitten terwijl ik hem vertel wat de houtjes allemaal (niet) mogen. Vlotte kans dat hij mijn fijne uitleg over de paardensprong ruw onderbreekt met het moordende “Zullen we wat leuks gaan doen, opa?”. Wanneer kan hij voldoende concentratie opbrengen?
Beer 3. Leren verliezen? En als het dan zover is dat hij de spelregels kent, dan weet ik gewoon wat er gaat gebeuren. Natuurlijk speelt hij 1 h4 om zijn toren direct voor het front van de troepen te krijgen. Ik heb dat vaker zien gebeuren, zoals onlangs nog bij een achternichtje dat met die geweldig sterke oudoom wilde schaken. Natuurlijk heb ik het lieve kind niet in sneltreinvaart van het bord gezwiept. Ik deed mijn zetten en gaf af en toe (en vooral niet al te nadrukkelijk) aan waarom. Maar ik heb haar niet laten winnen. In een column uit mei 2017 heb ik al eens geschreven over het laten winnen als abjecte vorm van bedrog: ik ga dat niet doen.
Onlangs, tijdens een reuze geanimeerd gesprek na een begrafenis, vertelde een neef me iets wat ik allang wist: dat ik hem bij het schaken nooit had laten winnen. Hij had daarvan geleerd om vol te houden, door te zetten. Hij had het leerzaam gevonden. Dat was een onverwacht compliment – hoe leuk kan een begrafenis uitpakken – maar mijn kleinzoon zal e.e.a. vooralsnog stellig anders waarderen. Ik schreef het al, hij wil vooral niet verliezen.
Kortom, ik zie wat probleempjes opdoemen, ik zit een weinig met mijn handen in mijn gemillimeterde haar. Help!
Pak, als hij met dinosaurussen in de weer is, een schaakbord en een schaakboek en ga een partij naspelen. Goeie kans dat hij na een tijdje komt vragen wat je aan het doen bent. Vertel hem dat het om een erg moeilijk spel gaat, véúls te moeilijk voor een jongetje van 5. Als hij volhoudt, heb je de eerste slag gewonnen. Leg hem de regels uit en mep hem van het bord. “Zie je wel?”, zeg je dan. Haal dan je dame en torens van het bord, win weer en verwijder vervolgens nog wat materiaal, tot hij een keertje wint. Daarna pas je de voorgift aan aan het resultaat; een beginnende verslaving moet je voeden met stok en wortel. Dat hij niet tegen zijn verlies kan, is mooi meegenomen.
Misschien niet helemaal verantwoord vanuit pedagogisch oogpunt, maar zonder een paar krasjes op z’n ziel wordt het later een saaie piet.
Ik heb mijn drie neven, toen ze jong waren ook nooit laten winnen, en zelfs een remise kwam maar één keer voor bij schaken met grote stukken in het park, omdat ik hem een beetje hielp. Vorig jaar Kerst wilde mijn oudste achterneefje van 7 jaar schaken en hij werd geholpen door zijn vader. Toen hij wat minder kwam te staan, bood ik remise aan, maar dat wilde hij niet; hij wilde doorspelen en winnen. Op een gegeven moment verflauwde zijn aandacht toch en nam zijn vader het over. Uiteindelijk werd het remise. Mijn advies is wachten tot je kleinzoon over die fase van de dinosaurussen heen is en zijn belangstelling verlegt naar geharnaste ridders met een zwaard. Mijn jongste neef was als kind geobsedeerd door harnassen. Leg hem dan uit dat ridders schaakten en dat dat heel leuk kan zijn.
Ha Frits en Wim,
leuke adviezen! De aanpak van Frits is ludiek, maar het zou zomaar kunnen werken. En ja, zonder krasjes op je ziel word je niet volwassen. De aanpak van Wim is “conservatiever” en noopt mij tot geduld. Wachten tot het riddertijdperk bij kleinzoon is aangebroken. Dan is de overgang naar het schaakspel een natuurlijke. Heren, bedankt!
Schaak-opa 🙂