De zet die niets weggeeft
Het schaakspel vraagt veel energie. Kasparov zal onder hoogspanning hebben gestaan, alvorens tegen Topalov het beroemde torenoffer los te laten (zijn onsterfelijke partij uit Wijk aan Zee, 1999). Als een wereldkampioen zodanig alle bruggen achter zich verbrandt, trekt dan vanzelfsprekend alle aandacht. Er wacht echter ook een verhaal bij de veilige zet die niets weggeeft, en die niet zo de aandacht trekt. Vaak ten onrechte, zoals we zullen zien.
Torenzetjes
Als iemand vertelt over een ‘sjablone zet’, dan associëren we dat al snel met gemakzucht. Denk maar eens aan Tac1, haar zusjes Tad1 en Tae1, en de broertjes Tfc1, Tfd1 en Tfe1. Vaak een goede zet, maar soms ook wel uit armoe gespeeld. Doorgaans zul je je er geen buil aan vallen. Het zijn stereotiepe voorbeelden van de zet die niets weggeeft. Niet echt disruptive, om een populair jeukwoord uit het contemporaine management bargoens te gebruiken.
De buitenkans van Anand
De toppers leunen eigenlijk nooit achterover. Als zij een veilige zet spelen, rust dat op een bewuste afweging. Toch is daarmee soms wél wat aan de hand. Het voorbeeld waaraan ik denk is Carlsen–Anand, 6e matchpartij om het wereldkampioenschap in Sotsji (2014), waar zowel wit als zwart het niet zo moeilijke 26. – Pxe5 overzien. Dit was in de stelling gekomen door Carlsens blunder 26. Kd2. Reken maar dat de heren dit in een heksenketel niet zouden overzien, maar in deze langzame partij konden deze twee relatief ‘neutrale’ zetten zomaar het beeld verstoren.
Blijf alert
Een leerzaam moment mocht ik zelf na afloop van een KNSB-competitiewedstrijd tegen Sosonko ervaren (1991). Met zwart spelend was mijn stelling rond de 13e zet al rijp voor opgave. Maar wat gebeurde? De tegenstander, die tot dan toe vlotjes gespeeld had, begon ergens in die fase lang over zijn zetten na te denken. Het was vroeg in de middag, dus vooruit, ik doe nog een paar zetjes, in de hoop dat de tegenstander spoken zou gaan zien. Dat gebeurde niet – uiteraard – en de matzet 23. Te8 (met mijn koning op e7) sloot de partij af. Meer details zijn niet nodig om je een beeld van dit bloederige slagveld te vormen. Na afloop vroeg ik nieuwsgierig naar de reden om nog zo lang na te denken, terwijl de partij eigenlijk al voorbij was. Het antwoord kwam erop neer dat de grand maître niet uit talloze winnende zetten juist de enige foute wilde kiezen. Een energie-investering om luie zetten te vermijden – blijf alert tot het punt binnen is! Ja, we kennen hem allemaal: de gemakzuchtige speler die denkt, “alles wint”, en dan nét de enig overgebleven valkuil over het hoofd ziet…..
Verraderlijke automatismen
Heb je wel eens een gesloten stelling lijdzaam moeten verdedigen, bijvoorbeeld door met de zwarte koning tussen h7 en g7 te pendelen, terwijl wit de troepen hergroepeert? Ga er in zo’n situatie vanuit dat je opponent – op datzelfde moment – naar manieren zoekt waarop hij je juist na Kh7 of Kg7 een kopje kleiner kan maken. Hoe velen hebben in zo’n situatie, argeloos, voor de zoveelste keer Kh7 of Kg7 gespeeld, om even later de haren uit hun hoofd te trekken? Pas op met dit soort zetten, die niets weg lijken te geven.
Eén zet van de landstitel verwijderd
Veilige zetten kwamen vroeger vaak voor, als een partij na 40 of 50 zetten werd ‘afgebroken’ (eigenlijk: onderbroken). Het vooruitzicht was dat je samen met anderen de stelling op je gemak kon uitanalyseren. In een dergelijke situatie bestond de verleiding om een neutrale zet onder couvert af te geven. Niet zo’n gekke gedachte, maar dat ging natuurlijk ook wel eens mis, als er precies op dat moment een cruciale wending in de stelling zat. De partij Etmans–Tilstra is een berucht voorbeeld, uit de laatste ronde van de KNSB-competitie van 1967.
In alle Leidse bejaardentehuizen veert men nu uit de eiken leunstoelen op. Hè nee, moet dat nu weer? Excuses, oud-clubgenoten: de zet ‘die niets weggaf’ bleek een van de duurste zetten uit de vaderlandse competitiegeschiedenis te zijn. Maarten Etmans speelde voor Philidor Leiden, Arjen Tilstra vertegenwoordigde Philidor Leeuwarden. Het ging om een unieke situatie: Philidor zou kampioen worden, maar in welke stad? Wit moest deze partij winnen om de titel te behalen. Zie hier de stelling na zwarts 50e zet.
Destijds werden er in de KNSB-competitie minimaal 50 zetten gespeeld, alvorens af te breken. Wit had 51. Lb3 afgegeven. Het noodlot wilde dat uitgerekend deze ‘veilige’ zet de landstitel uit handen gaf. Want wat was het geval? Zwart had met 50. – h6-h5, een zware beslissing (met de vlag ongetwijfeld op vallen), een directe winst mogelijk gemaakt. Die ligt besloten in 51. Lxc7 Pxc7 52. g4!, waarmee wit een dodelijke vrijpion op de h-lijn creëert. Een bekend motief. Maar ja, dan moet je die beslissing wél daar en dan nemen. Wie rekent het de arme witspeler aan, dat hij na 5 uur spelen, onder druk van de omstandigheden, niet meer volledig op zijn qui-vive was? Hij miste met 51. Lb3 de kans van zijn leven, gelijk Anand.
En denk je het vervolg eens in: hoe snel heeft de zwartspeler, bij hervatting van de partij, de witte pion op h4 eraf gegrabbeld? Daarmee was deze thriller nog niet voorbij, want wit behield natuurlijk serieuze winstkansen. Uiteindelijk zag zwart zijn standvastige verdediging met remise beloond, mede door een verrassende wending in het late eindspel. Een dramatische ontknoping! Hoewel men hem in Leiden al min of meer geteld had, ging de landstitel alsnog naar Leeuwarden. Het hele geval is uit en te na door diverse personen beschreven.
De Leidenaren herdenken de zet 51. Lb3 jaarlijks op 8 april, onder zelfkastijding en geweeklaag, met een processie naar het Leidsche Volkshuis aan de Apothekersdijk, alwaar de wortels van de Leidse Schaakclub Philidor liggen (1919). De ooggetuigen worden daarbij door hun kleinkinderen voortgeduwd, vooraan in de stoet.
In deze tijd van fotopuzzels wil ik met een passende vraag afsluiten: wie staat hieronder op de foto, en op welke datum is deze foto gemaakt? Zonder context en database search is dit een vraag op niveau 20 (www.ericr.nl/chessquiz/), maar op deze plek is het een eitje!
Noot van de redactie: Wie het weet mag het zeggen. Dat kan rechtstreeks (wel registreren) of via de mail.
Kwam binnen een seconde bij me op: Fred van der Vliet. Maar nergens op gebaseerd, behalve schouders en bril.
Het is natuurlijk wel de stelling uit de besproken partij. Analyse? Maar FvdV speelde in die tijd dacht ik bij Moerwijk. Ik zal er wel helemaal naast zitten.
De zet 18.Th1-h4 waarmee in onze geheime voorbereiding van voorjaar 1976 de kersverse jeugdkampioen van Nederland en ik het wel gezien hadden (zie eerste link in mijn laatste reactie op Begrijp wat u doet: De Drakenvariant van het Siciliaans), hij zou nu door mijn invloed tegen de Draak met Wit spelen, lijkt mij ook zo’n typisch voorbeeld van een zet die niks weggeeft. 18.f3-f4 legt zich vast, maar wordt door wat ik van de computer heb gezien veel hoger gewaardeerd, namelijk gewonnen voor Wit, terwijl 18.Th4 zich in dat overgangsveld bevindt tussen veel beter en gewonnen. De dames van de gelinkte partij die via een andere volgorde die stelling bereikten, wisten toch nog een resultaat 0-1 te produceren! Th4 zit wel in de stelling en is ook de zet van de 365chess-computer op zowel 18… Kf8 als 18… Tb7.
Het lijkt mij geen overbodige luxe de link 365chess.com/game.php?gid=3827898 naar bovengenoemde vrouwenpartij nog eens te herhalen.
De volgorde van zetten in chessgames.com/perl/chessgame?gid=1841514 is die van in onze geheime variant uit 1976 en behalve 17… a6 hebben we destijds wel nog andere zetten bekeken, betwijfel of daar ook 17… d5 bij was. De Chinese grootmeester houd het bij “een zet die niets weggeeft”, daarmee blijft hij in het voordeel. De sterkste weerlegging is het in meerdere partijen voorgekomen 18.Pxd5! Lxd5 19.exd5 b4 20.Lxg6!, voor het eerst gespeeld in 1984 door de Fin Erkki Turunen.
Ik dacht dat iedereen deze wel snel zou vinden, schijnbaar niet dus.
(Weliswaar uitgaande van een veronderstelling) binnen 5 minuten had ik deze link te pakken:
leiden.courant.nu/issue/NLC/1967-04-10/edition/0/page/13?query=
Aldus: Arjen Tilstra, 8 april 1967
Nou, dat lag zo voor de hand dat ik dacht: dat is ‘em natuurlijk niet…