“Schakersvoyeurisme” door Manuel Nepveu. Column van Schaakvereniging Promotie

In deze dagen zijn wij massaal op onszelf teruggeworpen. Wij schakers kunnen online nog wel wat spelen, maar de geneugten van het aanschouwen van een puffende, lijdende tegenstander aan het bord zijn ons ontzegd. Hoelang nog? Ik werp een blik op mijn boekenkast, een ware vriend in deze dagen. Ik doe een bestandsopname en neem een boekje ter hand dat ik al onnoemelijk lang niet meer ingekeken heb: “Multatuli en het spel der koningen”. De schrijver is Lodewijk Prins, de man van de Prins-variant in de Grünfeld, de man ook die in de clinch lag met schrijver-schaker Donner en met het bestuur van de KNSB.

Het boekje is uitgegeven onder auspiciën van het Multatuli-genootschap, een jubileumnummer uit 1970, des schrijvers honderdvijftigste verjaardag. Het is een merkwaardig boekje geworden. Ergens in mijn achterhoofd gaat een belletje: had Donner niet ooit iets over dit boekske geschreven? En jawel, in “de Koning”, uitgave 1988, blz. 114, staat een “recensie” van Donner. Hoewel, “recensie” … nee, een recensie. Het gal druipt weliswaar van deze recensie af, maar het klopt gewoon: Prins schrijft inderdaad houterig, drukt zich inderdaad nogal eens stoethaspelig uit, geeft zich inderdaad over aan psychologie van de koude grond. Onder vier ogen wil ik u wel verklappen dat de auteur via dit boekwerkje op mij overkomt als een bombastische kwast – niet verder vertellen hè.

Multatuli was een enthousiast correspondentieschaker die, toen hij in Wiesbaden woonde, met enkele vooraanstaande Nederlandse schakers partijen gewisseld heeft; het niveau varieert. Een van de tegenstanders was Antonius van der Linde (1833-1897), schaakhistoricus, bibliothecaris, redacteur van een schaaktijdschrift en wat al niet meer, iemand van statuur in de toenmalige vaderlandse schaakwereld. Het quasi-lollige, tenenkrommende gebabbel in diens brieven aan Multatuli kwam voor mij daarom ietwat onverwacht. Multatuli’s omgang met deze relatief belangrijke schakers had overigens tot gevolg dat enkele van zijn betere prestaties gepubliceerd werden. Die kwamen langs deze weg zelfs terecht in de uitgave van Bilguers “Handbuch des Schachspiels”, editie 1916. “Het kon minder” zouden ze in Groningen zeggen.
————————————–
Maar nu een streep onder Multatuli, op naar mijn eigenlijke onderwerp. Voordat Prins aan het eigenlijke werk begint stelt hij een heel goede vraag. Waarom zouden we ons interesseren voor de schaakkunst van een persoon die helemaal niet bekend is door zijn of haar schaakkunst maar door iets gans anders? Prins schrijft er enkele gewichtige bladzijden over vol. Een groot rookgordijn, want hij geeft uiteindelijk domweg geen antwoord op zijn eigen vraag. Ik vrees dat het eerlijke antwoord een weinig banaal is. Aan de schaakkunsten van de Multatuli’s, Napoleons & van deze wereld actief aandacht schenken is fundamenteel hetzelfde als op internet zoeken naar amateuristische pomp- en hijgfilmpjes van beroemdheden: het is je reinste voyeurisme. En niet toevallig is het ook nog eens zelden opwindend (A propos, hoe spannend vond u de hartige monddouche van La Paay indertijd?).

Daar komt nog wat bij: de kans op vervalsing, op fakepartijen. Hier een paar van die dubieuze gevalletjes, elk met videopresentatie op internet te vinden. Er bestaat een partij die tussen Napoleon en een zekere Mme. de Remusat gespeeld zou zijn, Malmaison 20/3/1804 (de datum is ontleend aan het boekje “Wij schaken” van Haije Kramer). Het miniatuurtje is best amusant, maar m.i. wel een “oorverdovend” geval van compositie. Dit wordt zelfs heel waarschijnlijk als je leest wat Madame in haar memoires voor die bewuste dag over de schaakkunsten van de Corsicaan schrijft. In een Engelse vertaling: “…He went on for some time jesting with his wife with more freedom than delicacy, and then challenged me to a game of chess. He did not play well, and never would observe the correct moves. I allowed him to do as he liked; every one in the room kept silence…” (gutenberg.org/files/49175/49175-h/49175-h.htm#Page_192). Dan is er nog een partij die misschien inderdaad door Napoleon is gespeeld in 1809 in Schönbrunn. Dat was dan tegen de Turk, de indertijd beroemde schaakautomaat met de schaker Allgaier verstopt in zijn binnenste. Die partij zou je ontluisterend kunnen noemen, al helemaal als Napoleons bevallige partij met Mme. de Remusat echt zou zijn geweest. En als klap op de vuurpijl is er nog een derde prestatie van Napoleon, een partij op St. Helena gespeeld tegen generaal Bertrand, een jaar voor zijn dood. Ach, kijkt uzelf of u het wenst te geloven. In principe blijft het allemaal giswerk. De uiterst gedegen schaakhistoricus Edward Winter geeft een uitgebreid overzicht van bronnenmateriaal, maar ook hij komt niet met een definitief antwoord. (chesshistory.com/winter/extra/napoleon.html)

Nog een laatste dubieuze geval, vooruit. “Ik wil u wel bekennen, moeite te hebben gedaan om de notatie te bemachtigen van een partij Einstein – Oppenheimer en de onwaarschijnlijke zetten daarvan zonder wrok als, zeg, bijdrage tot de geschiedenis van de natuurwetenschappen in herinnering te hebben gehouden.” U raadt het al, dit volstrekt idiote pareltje komt uit het boekje van Lodewijk Prins. Hoezo “zonder wrok”? Hoezo “bijdrage tot de geschiedenis van de natuurwetenschappen”?

Maar ook: hoezo “onwaarschijnlijke zetten”? De zetten in de betreffende partij zijn niet onwaarschijnlijk, maar gewoon een uiting van het schaakniveau van de heren. Oppenheimer gaat opzichtig in de fout en wordt er dan kansloos afgetikt; Einstein hoeft ditmaal niets geniaals te bedenken. Ook van dit partijtje is allerminst zeker dat hij werkelijk tussen de heren is verspeeld. Ik kon de verleiding uiteraard niet weerstaan om de partij te bekijken van twee intellectuele kanonnen die zich vermaken met iets waarop hun reputatie – gelukkig – niet gebaseerd is. Schakersvoyeurisme van mijn kant, kinderlijk vermaak om je schouders over op te halen.

1 Reactie

  1. Avatar
    Jan Jaap Janse 30 september 2020

    Inderdaad een bijzonder boekje, “Multatuli en het spel der koningen”. Ik kreeg hem pas van een clubgenoot, en heb me er best mee vermaakt. De hoofdstukken over Multatuli als schrijver en als mens zijn best curieus, en ik ben benieuwd wat het Multatuli-genootschap daar eigenlijk van vond. Met “De Koning” ernaast is er best doorheen te komen. Mijn exemplaar bevat overigens diverse marginalia in deze hoofdstukken; stille hoop dat dit het exemplaar van Donner was ;).

    Het schaaktechnische gedeelte is een stuk beter te behappen, vooral doordat Prins zich beperkt tot voetnoten. Met het originele commentaar erbij is het heel aardig leesvoer. De partijen zelf zijn ook best vermakelijk, zie www.chessgames.com/perl/chessplayer?pid=89374. Vooral de partij tegen v/d Linde laat een goed schakende Douwes Dekker zien, met een vrolijke, intuïtieve stijl.

    Overigens zag ik dat de NRC ook iets over het boekje heeft geschreven, maar helaas zit www.nrc.nl/nieuws/2002/09/13/lees-de-noten-7605558-a968177 achter een betaalmuur.

Alleen geregistreerde gebruikers kunnen een reactie achterlaten.