Indeling speelzaal in verband met Corona (*Update n.a.v. stand van zaken 1 juni)
Het ziet er naar uit dat we de komende tijd (jaren?) te maken krijgen met 1,5 m beleid. Personen moeten dus minimaal afstand houden. Dit betekent dat organisatoren van schaakevenementen hier rekening mee moeten houden.
Wanneer we uitgaan van een speeltafel van 0,80 m x 1,60 m en één partij per tafel dan zou het volgende schema een oplossing kunnen zijn:
We zien hier vrije looppaden van 2 m breed.
Als er een speler aan tafel zit, kun je die op voldoende afstand passeren. Als beide spelers in het looppad aan tafel zitten kun je daar niet tussendoor. Tussen elke tafel wordt een ruimte aangehouden van 1,0 m. Dit betekent dat tussen de spelers die naast elkaar zitten een ruimte is van 1,7 m. Men mag niet tussen de tafels doorlopen. Anders komt men te dicht bij elkaar.
Maar met deze tafelafmetingen zit men te dicht tegen over elkaar en dat mag niet. Dus men mag niet gelijktijdig tijdens de partij aan de tafel zitten. Wanneer je een pion promoveert dan reik je met de hand te dicht richting de tegenstander en dit moet juist voorkomen worden.
De afmetingen bij een stoel met leuningen zijn circa 0,5 m x 0,5 m. Een speler staat op, gaat lopen en weer zitten, dit betekent dat tussen de spelers van de rijen zo’n 2,0 m nodig zal zijn.
Het pad tussen de tafels moet dus minimaal 3,0 m breed worden. Wil je dat iemand tussen twee spelers door kan lopen, moet je minstens 2 m tot elke stoel aanhouden en kom je op een breedte van 5,0 m. Dat is niet te doen.
Om de “bewegingsruimte” van de spelers van rij 1 ten opzichte van de spelers van rij 2 wat te vergroten kan de 2e rij naar (in dit geval “naar rechts”) verschoven worden ten opzichte van de 1e rij. Dan hebben we dus een verspringende opstelling.
De kans dat deze schakers dan te dicht bij elkaar komen als ze allebei gelijktijdig opstaan wordt dan nihil. We krijgen dan het volgende:
Maar als iedereen op zijn plek zit en er een speler opeens van achteren naar voren moet lopen dan is die 1,5 m aanhouden ten opzichte van elke andere speler niet te doen.
Tekening met maatvoering (pdf): Tafels met stoelen tegen over elkaar. Met behulp van deze opzet kan een organisator kijken hoeveel personen in een zaal kunnen spelen. Het zal duidelijk zijn dat de 1,5 m maatregel grote invloed heeft op het aantal spelers dat gelijktijdig in de speelzaal kan schaken.
Een belangrijk aandachtspunt is de hygiëne aangaande het oppakken van de stukken, het slaan van de stukken en het van het bord afhalen van een stuk van je tegenstander. Dit kan als volgt opgelost worden:
Het is mogelijk om zelf borden en stukken mee te nemen. Dat zie je veel in Amerika (voor Corona-tijdperk). Door dan een wat grotere tafel te nemen zit je voldoende ver van je tegenstander af. Jij voert op je eigen bord alle zetten uit, en dat doet je tegenstander ook.
Dan blijf ik lekker aan mijn bord zitten als ik gezet heb, dan kan mijn tegenstander niet plaatsnemen en zijn zet gaan doen en win ik automatisch elke partij…..
Ik zou het woord onmogelijk niet gebruiken. Binnen de NSVG spelen we ieder met een eigen bord. En we zitten schuin tegen over elkaar. De afstand zal dan ook wel circa 1.5 meter. Het vergt wel aanpassingsvermogen, of aanpassingsbereidheid. Overigens zou ik niet zo bang zijn dat de hand te dicht in de buurt komt. De hand is geen besmettingsbron. Je kan ook twee spelers vlak naast elkaar zetten, met een perspex-wand er tussen.
Het gezelligheidsaspect lijkt me lastig op te lossen, maar daarvoor vertrouwen we vermoedelijk op oplossingen als in de horeca. Wat betreft de borden en zo, zou je ook kunnen kijken naar electronische oplossingen. Een centrale server met schaakserversoftware is niet al te moeilijk te maken. Het hoeft niet zo complex te zijn als lichess/chess.com/… omdat je veel checks en netwerkproblemen niet hebt. Dus met bijv een paar accesspoints, genoeg stroompunten en een servertje organiseer je het toernooi, zonder verbinding naar Internet voor die spullen. En dan laat je mensen hun eigen laptop of tablet meenemen.
Ongetwijfeld zijn er heel veel haken en ogen, maar het is ook een oplossingsrichting.
ter info, stukje dat ik vorige week schreef voor website Promotie.
13 april 2020: De 1,5 meter-schaakclub? Of gaan we online?
Een overdenking van Jan Wilem Duijzer:
Op een NOS filmpje over de Corona-crisis van presentator Emiel van Oers kwam toevallig ook de schaakclub voorbij. Hoe gaan we straks weer schaken? Kan dat op 1.5 meter afstand van elkaar? Het zal vast wel lukken om de tafeltjes wat verder uit elkaar te zetten, maar hoe zit het met je tegenstander? Zit die niet veel te dichtbij? En wat is het risico van besmetting door het aanraken van de schaakstukken? In de laatste Promoot gaat onze materiaalcommissaris hier ook al op in.
Ik heb een eenvoudige oplossing bedacht. Wat is er op tegen om op twee tafeltjes en op twee borden te schaken? Twee identieke borden tegenover elkaar. Op die manier zit je op voldoende afstand van je tegenstander en verplaats je zelf de stukken op je bord. Eén schaakklok volstaat. Die bedien je immers alleen met je eigen knop. Je zou de klok na de partij ook steeds even kunnen ontsmetten. Een optie is ook om iedereen te vragen zijn eigen schaakstukken mee te nemen. Bij een snelschaak- of rapidtoernooi voorkomt dat het eindeloos ontsmetten van stukken of het spelen met handschoenen.
Het is maar een idee … Het zou in ieder geval erg leuk zijn om in september weer gewoon te kunnen schaken, ook al is het schaken op internet een prachtig alternatief. Ik ben sinds kort online aan het spelen op “ChessBase”, maar ik mis in die discipline toch het onderlinge contact. Dat contact wordt ook beperkt omdat je op ChessBase na een partijtje onmiddellijk gepusht wordt om een volgende partij te spelen. Als je het programma niet snel beëindigt krijg je direct een nieuwe tegenstander voor je neus en is het spelen of de “abort” knop indrukken (waarna je voor straf de volgende keer met zwart speelt). Het programma “Lichess”, dat bij Promotie gebruikt wordt, heeft gelukkig een pauzeknop, waardoor je even rust kunt nemen en kunt chatten met je tegenstander of met andere spelers als je een toernooi speelt. Een ander nadeel van online schaken vind ik de techniek van het “zetten”. Het begrip “vingerfout” heeft een nieuwe, meer letterlijke, betekenis voor me gekregen. Soms schiet mijn vinger uit en blijk ik op mijn touchscreen ineens de gekste zetten gedaan te hebben. Bij een promotie hou ik iedere keer mijn hart vast, soms staat er ineens een loper of een paard. Heel irritant!
Al met al zijn de online mogelijkheden om te schaken natuurlijk een geweldig alternatief. Het zal vast niet lang meer duren of ‘online’ wordt een serieuze optie voor competitieschaak. Ik pleit dan wel voor goede audiovisuele verbindingen in aanvulling op de schaaksoftware. De mogelijkheden daarvoor ontwikkelen zich nu met sprongen. Maar af en toe fysiek met elkaar schaken zou toch ook wel weer fijn zijn, desnoods een periode met een extra bord ertussen!
Willen we de maatschappij weer draaiend krijgen, dan moet maar eens op een rijtje worden gezet wat echt de risico’s zijn. In het begin las ik dat 60% van de bevolking geïnfecteerd zou worden. Of 80%, dat weet ik niet meer. Tot nu toe is 3% ziek geworden, las ik een paar dagen geleden. Er is een verschil tussen geïnfecteerd worden en ziek worden, maar dit verschil vind ik wel heel groot.
Hoe groot is echt de kans dat je het virus oploopt door een schaakstuk aan te raken, of een deurklink? Kun je elkaar besmetten met de rug naar elkaar toe, zoals op de tekening van Kees?
Wat is ziek worden? Er zijn mensen ziek geworden die na twee weken weer gezond aan het werk waren. Die cijfers zien we niet.
Dit jaar (of was het vorig jaar?) werden er nogal wat schakers ziek tijdens Tata in Wijk aan Zee. Dat kan geen corona zijn geweest.
Ik neem het RIVM heel serieus en ik zie ook de dagelijkse sterftecijfers. Maar gisteren las ik dat iemand van het RIVM zei dat de coronacrisis in het gunstigste geval nog anderhalf jaar duurt. Als dat zo is, moeten we toch dit soort vragen stellen.
Mooi bedacht (ik bedoel dit zeker niet sarcastisch), maar ik vrees dat dit voor veel schaakclubs onwerkbaar is. Nog afgezien van de afmetingen van de tafeltjes, zijn de ruimtes ook vaak te klein. Dat hele gedoe met de ‘anderhalve meter maatschappij’ is denk ik moeilijk houdbaar. Niet alleen voor een partij schaken, maar ook voor diverse andere zaken (denk aan beroepen waarbij fysiek contact noodzakelijk is).
Hoeveel mensen zijn geïnfecteerd in Nederland? Dat weten wij niet zo goed. Zie de cijfers van her RIVM. Waarschijnlijk ligt dat wel een stukje hoger, omdat men in Nederland relatief weinig test en lang niet iedereen bloed geeft aan een bloedbank Sanquin waar die 3% waar Johan Hut over spreekt, vandaan komt (en ik betwijfel of deze groep écht wel zo representatief is als men beweert). De groepsimmuniteit waarover Rutte sprak is dus nog op geen stukken na bereikt. En zal met het huidige restrictieve beleid ook niet gauw een feit zijn. Bovendien treft het virus vooral bepaalde groepen mensen en is dus helemaal niet zo ‘blind’ als men wel eens beweert.
Het lijkt me eerder een zaak om een effectievere schatting van de risico’s te maken en er naar te handelen. Bijvoorbeeld: grote bijeenkomsten met juichende en/of zingende deelnemers of een sportschool waar mensen stevig sporten en zwaar ademhalen in relatief kleine ruimtes vormt naar mijn smaak een groter risico dan een groepje schakers die weliswaar van de zenuwen met handen en voeten beven, maar relatief toch niet zo zwaar ademhalen. Een beetje analoog aan het verhaal van Maurice de Hond (zie www.maurice.nl). Zelfs Ab Osterhaus moest hem zaterdag bij Op1, zij het met enige tegenzin en enkele gerechtvaardigde bedenkingen, wel gelijk geven. Er zijn namelijk duidelijke patronen in de verspreiding van het virus waarneembaar. Uiteraard is dat ook weer niet het hele verhaal. Maar toch. Die risico’s kun je wellicht ook beter inschatten met een app.
Kortom: misschien moeten wij maar een zeker risico voor lief nemen. Willen wij dat niet? Dan is het wachten op een vaccin of een medicijn dat effectief blijkt. En tot die tijd moeten wij ons dan maar in de online wereld begeven, schaakpuzzeltjes oplossen of een lekker schaakboek doornemen.
Dat wordt buiten schaken bij En Passant!
Naar mijn idee wordt de 1,5 meter hier te strikt uitgelegd. Nu is dat een goede praktische vuistregel, maar die is, denk ik, op de langere termijn niet bruikbaar.
Wat zou moeten veranderen, vind ik, is de gedragsregel dat je niet gaat schaken wanneer je een van de volgende klachten hebt: hoesten, verkouden, snotteren, niesen, loopneus, keelpijn, etc.
Nog in februari speelde ik een KNSB-partij tegen een jongen die zat te blaffen als een bejaarde zeehond. Ook vóór de uitbraak van corona vond ik dat al niet prettig.
En geen handen meer schudden, uiteraard.
De mondkapjes met inspirerende of intimiderende teksten er op (“Check Mate”) zullen vast niet lang uitblijven. Voor schakers lijkt me dat best werkbaar.
Als de scholen toch binnenkort open gaan, ik verwacht al na de meivakantie, zou je parallel daaraan of misschien vrij kort daarna kunnen starten met het jeugdschaak op club- competitie- en toernooiniveau. Kennelijk worden kinderen en jongeren nauwelijks ziek van het virus of ze worden wel ziek maar hebben er nauwelijks last van. Ik ken tenminste geen enkel geval in onze regio. Vervolgens kun je dan geleidelijk opschalen per leeftijdscategorie. Wel jammer voor de ouderen onder ons die dan iets langer moeten wachten, maar die zullen het de jongere spelers ongetwijfeld gunnen. Op 1,5 meter afstand schaken lijkt me niet haalbaar. De begeleiders trainers en beheerders kun je voorzien van mondkapjes en plastic/rubberen handschoenen en die kunnen natuurlijk wel 1,5 meter in acht nemen. Verder zou je een grens kunnen stellen aan de maximale grootte van een trainings- speelgroep. Je kunt ook nog differentiëren door eerst alleen te starten met eigen jeugd. Dan begin je dus met selecte groepen per regio en bekijkt dan na een paar weken hoe het virus zich ontwikkelt. De jongeren die de ziekte in lichte vorm krijgen en immuniteit bezitten vormen geleidelijk aan misschien zelfs wel een beschermschil voor de kwetsbare ouderen. Een soortgelijk systeem zou je ook bij andere sporten kunnen invoeren.
Aanvulling: Het bord en de stukken kan de jeugd na afloop zelf even door een sopje halen en afdrogen en de klokken met alcohol schoonmaken.
#Jan Willem Duijzer daarmee kunnen wij onze creativiteit lekker uitleven! 😂
Ik zou me niet willen wagen aan adviezen en suggesties, maar het lijkt me wel zaak dat het veilig moet zijn om te spelen en vooral dat de kans om een besmettingshaard te vormen praktisch nul is. En dat lijkt me alle goede plannen hierboven ten spijt geenszins het geval.
Dus laten we vooral oppassen met ongefundeerde claims als “de hand is geen besmettingsbron” etc. (excuseer: maar je hoeft geen bioloog te zijn om te begrijpen dat dit soort beweringen echt onzin is. Een virus is een pakketje rna-materiaal (gewoon even op wijipedia kijken) en dat kan zeer zeker op iemands hand zitten en zo worden doorgegeven. Stukken slaan etc. is dan al een risico. Daarnaast staan schakers nou niet bepaald bekend als een hygiënische groep- een wc-bezoek tijdens een toernooi is voldoende om je daarvan te overtuigen.
De Duitse schaakbond (DSB) heeft voor de 2. Bundesliga (de einige waar de DSB over gaat) tot uitstel besloten: seizoen 2019/20 wordt 2019/21 en de nu nog onbrekende rondes in het voorjaar van 2021 gespeeld: www.schachbund.de/spielbetrieb-news/saison-in-der-2-bundesliga-verlaengert-bis-2021.html
Met een hand is geen besmettingsbron, bedoelde ik te zeggen dat de hand geen druppels verspreidt zoals de mond dat doet. Dus dat tussen twee handen geen anderhalve meter hoeft.
Iedereen zijn eigen bord en stukken meenemen, twee borden tussen de spelers =1,5 meter en de zetten van je tegenstander overnemen op je eigen bord. Zo hoef je niet allebei hetzelfde stuk aan te raken. Allebei vijf minuten extra bedenktijd en allebei verplicht vooraf eigen bord en stukken poetsen met een alcoholdoekje.
Op één bord kan je het aanraakprobleem ook oplossen door de regel dat je andermans stukken niet met je handen aanraakt. Je kunt wel met je eigen stuk het geslagen stuk een eindje wegduwen, en de tegenstander het laten verwijderen. De besmettingsketen eigen neus-eigen hand-eigen stuk-andermans stuk-andermans hand-andermans neus is weer een stuk onwaarschijnlijker.
Anderhalve meter afstand houden is inmiddels onze belangrijkste leefregel. Maar volgens hoogleraar vloeistoffysica Detlef Lohse is die regel gebaseerd op een volstrekt achterhaalde theorie, en kunnen kleine druppeltjes met virusdeeltjes zich veel verder verspreiden.
Om een snelle verspreiding van het coronavirus te voorkomen, blijft de overheid erop hameren: hou anderhalve meter afstand van elkaar. Er wordt inmiddels zelfs gesproken over een ‘anderhalvemetersamenleving’ en een ‘anderhalvemetereconomie’.
Het idee daarachter is dat de druppels met virusdeeljes die een besmette persoon uitstoot, niet verder komen dan anderhalve meter. Het gaat dan om druppels die worden uitgeademd, maar ook om druppels die vrijkomen bij hoesten of niezen, wanneer iemand niet op tijd de arm voor de mond heeft.
Op dat punt schiet de anderhalvemeterregel tekort, stelt Detlef Lohse, druppeldeskundige aan de Universiteit Twente. Wanneer iemand in de lucht hoest of niest, ben je zelfs op 5 meter afstand niet per se veilig, schrijft hij in een artikel in natuurkundig tijdschrift Physik Journal.
Lohse verwijst in zijn artikel naar een recente publicatie van de Franse epidemioloog Lydia Bourouiba, werkzaam aan de Amerikaanse universiteit MIT. Daarin staat dat de huidige afstandsregel deels gebaseerd is op een achterhaalde theorie van bijna een eeuw geleden.
Grote en kleine druppels
De Amerikaanse wetenschapper William F. Wells deed destijds onderzoek naar de overdracht van tuberculose. In het kader daarvan maakte hij een model van de verspreiding van druppels die we uitstoten door te hoesten of niezen. In dat model wordt onderscheid gemaakt tussen grote en kleine druppels, met de grens op 5 à 10 micrometer (duizendste van een millimeter).
Voor het tuberculoseonderzoek van Wells waren vooral de grote druppels van belang. De bacteriën die deze ziekte veroorzaken, zijn namelijk enkele micrometers groot. Die hebben dus grote druppels nodig om zich te verspreiden. Wanneer iemand hoest of niest, is het gedrag van die grote druppels simpel te beschrijven: ze vallen los van elkaar vrij snel op de grond. Anderhalve meter zullen ze niet gauw overbruggen.
Het probleem zit echter in de kleine druppeltjes. Bij een bacteriële ziekte als tuberculose spelen die geen rol van betekenis, maar bij een virale ziekte mogelijk wel. Virussen zijn namelijk een stuk kleiner dan bacteriën: ongeveer 0,1 micrometer in doorsnee. Daardoor kan een kleine druppel alsnog tientallen virussen bevatten.
Misschien zijn dat er genoeg om iemand te besmetten – dat is in het geval van het coronavirus nog onbekend. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) wordt het covid-19-virus vooral overgedragen via grote druppels, maar is besmetting door de lucht via kleine druppels in theorie wel mogelijk.
Tien meter
Met kleine druppels moet dus rekening gehouden worden. Geen probleem, zolang die druppeltjes maar niet te ver vliegen. Volgens het model van Wells verdampen ze binnen een seconde in de lucht en komen ze daardoor maar één à twee meter ver.
Volgens Lohse en Bourouiba is inmiddels echter bekend dat kleine druppeltjes veel verder kunnen komen. Uit Bourouiba’s onderzoek blijkt namelijk dat de kleine druppels die we hoestend of niezend uitstoten wel acht tot tien meter door de lucht kunnen vliegen. Dat zie je in dit filmpje van een niezend persoon:
Tien minuten
Hoe komen ze zoveel verder dan in het model van Wells? Doordat Wells destijds twee belangrijke factoren niet meenam. Ten eerste worden kleine druppels samen met warme en vochtige lucht uitgestoten – dat voel je wanneer je in je elleboogholte hoest of niest. Ten tweede vliegen ze niet los van elkaar, maar in een wolk. De tropische lucht en de wolkvorming beschermen de druppels tegen verdamping. Daardoor verdampen ze in werkelijkheid niet binnen een seconde, maar veel later – soms pas na tien minuten.
Kleine druppels vliegen dus niet alleen ver, ze blijven ook nog eens lang in de lucht hangen. Zelfs wanneer je niet in de buurt bent wanneer iemand niest, kun je minuten later alsnog door zijn druppelwolk lopen.
Dat leidt volgens Lohse tot een nog veel groter gevaar: verspreiding via airconditioning. Volgens Bourouiba’s modellen stijgt de uitgestoten warme wolk met de kleine druppeltjes namelijk op. Wanneer zo’n wolk in een airconditioner terechtkomt, kunnen virusdruppeltjes zich door een heel gebouw verspreiden. Dat verklaart volgens Lohse waarom er zoveel besmettingen zijn aan boord van cruiseschepen. Onderzoek in een Chinees ziekenhuis wijst er bovendien op dat het coronavirus zich daar via het ventilatiesysteem heeft verspreid.
Groeiende stapel bewijs
Het is nog onzeker hoe ver de druppels met het coronavirus precies kunnen komen. Om dat te weten, moeten veel facetten van de druppelverspreiding beter worden onderzocht. Zo is het model van Bourouiba gebaseerd op de nies van een gezond persoon. Het speeksel dat die uitstoot, is veel wateriger dan dat van iemand die ziek is. Slijmerige druppels vallen minder snel uit elkaar, wat hun uiteindelijke afstand en levensduur beïnvloedt.
Het onderzoek draagt echter wel bij aan een groeiende stapel bewijs dat anderhalve meter afstand houden niet altijd genoeg is. Zo toonde Nederlands-Belgisch onderzoek eerder deze maand aan dat vochtdruppels veel langer in de lucht blijven hangen wanneer hardlopers of wielrenners ze uitstoten.
Volgens Lohse staat dan ook vast dat alleen de huidige afstandsregel niet afdoende is om verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Wat kunnen we dan wel doen? De vloeistoffysicus sluit zich aan bij de overige gangbare adviezen: hoesten en niezen in de elleboog, en eventueel een mondkapje of beschermende kleding dragen.
Experimentele opzet
Het RIVM laat in een reactie op het onderzoek weten dat inzichten in de loop der tijd kunnen veranderen, maar dat er op dit moment geen aanleiding is om de anderhalvemeterregel aan te passen. ‘De anderhalve meter komt uit het Outbreak Management Team en die volgt min of meer de WHO (3 feet; 0,91 meter) en het CDC (6 feet; 1,83 meter). In Nederland zitten we daar tussenin’, zegt woordvoerder Coen Berends.
‘Het covid-19-virus verspreidt zich voor zover we nu weten niet via druppels die in de lucht blijven hangen. De druppels met daarin het virus dalen waarschijnlijk vrij snel neer’, zegt Berends. ‘In de studie van Bourouiba gaat het om een experimentele opzet waarbij druppels zonder pathogenen werden verspreid. De hele kleine druppeltjes die ver komen, vormen een soort gaswolk. Het is maar de vraag of deze nog besmettelijke virusdeeltjes zouden kunnen bevatten.’
Werkbaar
Viroloog Steven Van Gucht van het Belgische gezondheidsinstituut Sciensano reageerde eerder al in het tv-programma VTM Nieuws op het onderzoek van Bourouiba. ‘Misschien dat enkele druppeltjes inderdaad een grotere afstand afleggen dan die anderhalve meter, maar in elk geval is dat wel een werkbare en effectieve afstand’, zegt hij.
Mark van Ranst, viroloog aan de KU Leuven, sloot zich daar in het programma De Afspraak bij aan. ‘Je moet een maatregel nemen die je kunt nemen. Bij acht meter stopt elke vorm van interactie’, zegt hij. ‘De deeltjes kunnen verdergaan dan anderhalve meter, maar het grootste deel ervan en het besmettingsrisico zitten in die eerste, anderhalve meter.’
De conclusies over verspreiding van druppels bij hardlopen en wielrennen (Nederlands-Belgisch onderzoek) worden elders weer ongefundeerd genoemd:
running.nl/onderzoek-over-10-meter-afstand-tijdens-hardlopen-is-ongefundeerd/
Een eenvoudige maatregel die zo kan worden ingevoerd bij het schaken, is de verplichting om tijdens het spelen handschoenen te dragen. Eenvoudige dunne katoenen handschoenen, die dan bij bezoek aan toilet snel uitgedaan kunnen worden.
Dat lost het probleem van de druppels in de lucht niet op uiteraard, maar wel de eventuele besmetting via stukken en klok.
Dat betwijfel ik. Het lijkt me heel lastig om een partij van vier uur te schaken zonder aan je gezicht te zitten. Zo’n ingesleten gewoonte verander je niet zomaar…
Goed punt, het moet dus iets slimmer. Niet twee handschoenen, maar één handschoen van een soort materiaal dat het zeer onprettig maakt om mee aan je gezicht te zitten. Zo’n ruwe tuinhandschoen bijvoorbeeld. Dan kun je met de andere hand gewoon aan je gezicht blijven zitten. Het is inderdaad moeilijk om dat niet te doen. Zodra je dat bewust probeert, krijg je vrij snel jeuk ergens aan je neus of oor.
Verplicht op de handen zitten (voorkomt ook blunders) en een schaakbord wat automatisch de zetten doet op bijv. spraak maar dan de moet de regel aangeraakt is zetten enigzins aangepast worden.
Wat mij betreft mag dit artikel wel weer wat naar boven gehaald worden! We ‘mogen’ straks weer met 30 of zelfs 100 mensen bij elkaar komen, maar dan wel met inachtname van de 1.5 meter afstand. Als horeca ondernemers dat kunnen organiseren, waarom schakers dan niet? Online spelen is leuk, maar het trekt in de huidige vorm vooral obsessieve spelers. In dit artikel staan waardevolle tips om toch weer fysieke clubavonden en toernooien te organiseren. Te weinig ruimte? Draai het eens om en neem voor altijd afscheid van die kleine bedompte zaaltjes.