Begrijp wat u doet: De Grand Prix Aanval
Hieronder treft u de volgende aflevering van de rubriek “Begrijp wat u doet”. In deze serie worden, speciaal voor clubschakers, achtergronden belicht van de ‘grote openingen’ zoals het Spaans, het Siciliaans, het Damegambiet, het Konings-Indisch enzovoort. De artikelen verschenen eerder in Schaakmagazine het blad van de KNSB, de Nederlandse schaakbond.
Voor het jaar 2019 had ik het plan opgevat om beroemde (beruchte!) openingssystemen te behandelen die hun weg hebben gevonden in de openingsliteratuur. En dan vooral varianten die aantrekkelijk zijn voor clubschakers om te proberen hun tegenstanders pootje te lichten. Mocht u ideeën hebben voor de toekomst, mag u mij een e-mail (hgrooten@xs4all.nl) sturen, wellicht ziet u dan uw systeem terug in deze rubriek! Ik kan natuurlijk niet beloven dat elk idee wordt gehonoreerd.
We beginnen met een systeem dat in nogal wat boekjes wordt opgenomen als wapen tegen het Siciliaans: de Grand Prix aanval!
1.e4 c5 2.Pc3
Dit wordt het Gesloten Siciliaans genoemd. En daarbinnen gaan we het redelijk zelfstandige systeem, de ‘Grand Prix aanval’ behandelen.
2…Pc6
Ik ga even uit van deze volgorde, maar er zijn natuurlijk meerdere opties voor zwart om tegen het Gesloten Siciliaans te opereren.
Zwart kan natuurlijk ook een andere variant kiezen. Dat heeft allemaal te maken met welke variant hij op zijn repertoire heeft staan tegen het Open Siciliaans. Want zwartspelers moeten er rekening mee houden dat wit niet verder gaat met 3.f4 (dat onze hoofdvariant is) maar met 3.Pf3 of nog subtieler met 3.Pge2 overgaat naar een Open Siciliaan.
A) 2…e6 Spelers die de Taimanov, Kanvariant of de Scheveninger spelen, hebben een voorkeur hiervoor;
B) 2…d6 Najdorfspelers zullen hiervoor opteren;
C) 2…g6 Draak-aanhangers laten zich graag in op het fianchetto of gaan na 2…Pc6 over in varianten die zij thuis al hebben voorbereid.
3.f4
De opmaat voor het systeem dat in dit artikel centraal zal staan.
3…g6
Zwart posteert graag zo snel mogelijk zijn koningsloper op de lange diagonaal. Daarmee verhindert hij ook dat wit alsnog met d2–d4 kan komen.
4.Pf3 Lg7
5.Lc4
De loper gaat het liefst naar dit veld waar hij het potentieel zwakke punt f7 onder schot neemt. Vanaf nu kunnen we zeggen dat de ‘Grand Prix aanval’ in volle gang is! Ook populair is 5.Lb5 maar die variant laten we hier buiten beschouwing.
5…e6
Dit is de principiële aanpak, voornamelijk gericht tegen de loper op c4. Zwart wil hoe dan ook die sterke loper inperken in zijn bewegingsvrijheid. Daarom streeft het koningspaard naar e7 zodat hij straks met …d7–d5 de loper verder opjaagt. We zien hier meteen de problematiek van de ‘Grand Prix aanval’. Wit wil die loper hoe dan ook een woordje laten meespreken en vandaar dat het pionoffer f4–f5 zich vanaf dit moment opdringt. Eigenlijk moeten beide spelers elke zet kijken of het pionoffer mogelijk is en hoe de zwartspeler daarop moet reageren. Er zijn telkens drie mogelijkheden:
• …exf5. Dit heeft al voordeel voor zwart dat zijn koningsstelling in tact blijft, maar het nadeel is dat Lc4 in kracht toeneemt.
• …gxf5. Net andersom als hierboven. De koningsstelling wordt verzwakt, maar de loper op c4 doet voorlopig niet mee.
• Negeren van het pionoffer en de ontwikkeling afmaken. Het voordeel is duidelijk: geen van bovengenoemde problemen doet zich direct voor. Het nadeel is natuurlijk dat zwart geen pion buitmaakt en dat wit ondertussen de f-lijn geopend heeft en ook zijn loper van c1 aan de strijd op de koningsvleugel kan deelnemen.
We hebben al eerder aangestipt dat sommige zwartspelers al op zet twee of drie een pion op d6 hebben gezet. Zij zullen zich dus ook met dit type stelling moeten bezighouden. 5…d6 6.0–0 e6 (zie analysediagram)
A) Veel witspelers zien hier hun kans schoon. Voordat er een paard op e7 staat van zwart, wordt de pion geofferd. 7.f5!? exf5 Zwart neemt de handschoen op. 8.d3 Pge7 en nu:
A1) Als wit de kans waagt om het zwakke punt f7 in de zwarte stelling bloot te leggen kan hij 9.Pg5 spelen. Na 9… Pe5 10.exf5 Lxf5 kan wit met geweld verder: 11.g4 Onder het motto: als het niet goedschiks kan, dan maar kwaadschiks. Maar helaas voor hem is deze poging gedoemd te mislukken. (Ook 11.Lxf7+ werkt niet) 11…Lxg4 12.Lxf7+ Kd7! en de koning komt in veiligheid waarna wit domweg materiaal kwijt is.
A2) Druk zetten op de sterke zwarte verdediger op e7 met 9.Lg5 haalt niets uit na 9…h6 en de loper moet onverrichterzake weer terug.
A3) Met 9.De1 kan de dame zich mengen in een mogelijke aanval op de koningsvleugel. Dat zien we in de varianten verderop.
B) 7.d3 De normale opbouw. Wit voltooit zijn ontwikkeling alvorens hij zijn vizier op de zwarte koningsvleugel gaat richten. 7…Pge7 (zie analysediagram)
8.De1 Dit is het geijkte plan voor wit: de dame streeft naar g3 of h4. 8… 0–0 En nu:
B1) Op meteen 9.Dh4 mag zwart niet stilzitten: 9…d5! en zo wordt de kracht van wits potentieel sterke witveldige loper ingeperkt. 10.Lb3 Pd4 Zwart maakt in deze varianten vaak gebruik van veld d4. 11.Pxd4
Het is de vraag of dit zo gunstig is voor wit, maar veel witspelers voelden zich verplicht tot deze ruil. (De Hongaar Czebe was van mening dat zelfs op dit moment, nu zwart het helemaal niet verwacht, de breekzet 11.f5 weer mogelijk was. In zijn partij tegen Nguyen, 2015 kwam hij ook tot winst.) 11…cxd4 en nu:
a) De terugtocht van het paard naar d1 met 12.Pd1 heeft als idee is dat na …dxe4, dxe4 – zoals meestal gedaan wordt – het paard via f2 naar het ‘stopveld’ d3 kan. In een partij Hnydiuk-Jakubowski, 1996, kwam wit daarmee tot winst.
b) 12.Pe2 Nu lijkt de inlassing met 12…a5 nuttig alvorens over te gaan tot de ruil op e4. In Abergel-Dunis, 2004 liepen de zaken uit de hand voor wit na 13.a4. Het bescheiden 13.a3 kwam voor in Degraeve-Van Wely, 2017. Daar volgde: 13…dxe4 14.dxe4 d3 15.Pg3 d2 en zwart stond beter.
B2) 9.f5 Deze verwikkelingen bespreken we verderop.
6.0–0
Ook hier kan onderzocht worden of f4–f5 goed getimed is of niet. 6.f5 Hier valt op dat de sterkste zwartspelers het pionoffer niet op de gebruikelijke manier (met …exf5) aannemen, maar het pionoffer wordt veelal geweigerd met
6…Pge7 7.fxe6 (zie analysediagram)
7…dxe6 Een opmerkelijke beslissing om van het centrum af te slaan. Het voordeel voor zwart is dat zijn koning beter beveiligd heeft en dat hij veld d4 nog steviger in handen krijgt, het nadeel dat hij de loper op c4 niet verder kan terugjagen. 8.d3 0–0 9.0–0 Pd4 10.Lg5 h6 11.Lh4 g5 12.Lg3 Pg6 Zwart heeft vrijwillig zijn koningsstelling verzwakt maar daar staat tegenover dat hij de zwarte velden in het centrum in handen heeft gekregen. In Al Modiahki-Kuzubov,Y, 2017 en Cela-Pavlovic, 1996 liep dat goed af voor beide zwartspelers.
6…Pge7 7.d3
Ook hier wordt 7.f5 gespeeld. Na 7… 0–0 8.d3 d5 9.Lb3 c4 10.dxc4 dxe4 11.f6!? Lxf6 12.Pxe4 Lg7 13.Lg5 kwam wit in de snelschaakpartij Vovk-Kovalyov, 2008 tot winst.
7…0–0
Zwart brengt de koning in ‘veiligheid’. Maar staat die wel zo veilig op g8? Dit is eigenlijk waarop de meeste witspelers zitten te wachten. Nu zij weten waar de zwarte koning zich verschanst heeft, kan een directe aanval opgezet worden. Daartoe moet wit zoveel mogelijk stukken op de koningsvleugel zien te krijgen. Dat gaat meestal met Dd1–e1–h4, f4–f5, Lc1–h6 gevolgd door Pf3–g5, eventueel daarna nog met Tf1–f3 en Ta1–f1. Dit bijzondere aanvalsschema zien we in meer openingsvarianten.
8.De1
De dame maakt zich op om naar de koningsvleugel te gaan. Zwart ondertussen slaat onmiddellijk terug in het centrum.
8…d5
Als zwart kiest voor het wat bescheidener 8…d6 loopt wits aanval ineens als een trein: 9.f5!? exf5 10.Dh4 Wit dreigt sterk Lc1–h6 gevolgd door Pf3–g5 en zwart gaat ten onder aan de zwakte van pion h7. Een voorbeeld hoe zo’n aanval in zijn werk gaat, zien we fraai uitgevoerd in de partij Adly-Moreby, 2016.
9.Lb3 Pd4 10.Pxd4 cxd4 11.Pe2 dxe4 12.dxe4
Een stelling om bij stil te staan. De opmars met f4–f5 heeft zwart voorlopig onder controle. Bovendien dient wit nog zijn damevleugelstukken te ontwikkelen, maar dat zelfde geldt voor de zwartspeler. De situatie in het centrum lijkt in het voordeel voor zwart maar pion d4 kan een potentieel doelwit worden. Ook moet zwart oppassen dat de verzwakte zwarte velden op de koningsvleugel niet benut kunnen worden (soms met, Pe2–g3, e4–e5 en Pg3,e4). In twee partijen Antonio-Liang, 1992 en Prates-Milos, 1995 krijgen we de kansen voor beide spelers aardig te zien.
De belangrijkste illustratieve partijen:
• Cabrera-Shirov, 2007
• Farrand-Van den Doel, 2011
• Reinderman-Röder, 2000
• Drabke-Indbryn, 2006
• Czebe-Nguyen, 2015
• Hnydiuk-Jakubowski, 1996
• Abergel-Dunis, 2004
• Degraeve-Van Wely, 2017
• R.Degraeve-So in 2017
• Meister-Manik, 1995
• Laveryd-Steneskog, 199
• Ristoja- Inarkiev, 2004
• Ivanov-Luukkonen, 2000
• Al Modiahki-Kuzubov,Y, 2017
• Cela-Pavlovic, 1996
• Vovk-Kovalyov, 2008
• Ginsburg-Jakubiec, 1997
• Rocha-Braga, 1999
• Adly-Moreby, 2016
• Antonio-Liang, 1992
• Prates-Milos, 1995
Geraadpleegde bronnen:
– Megadatabase van Chessbase
Eerdere afleveringen van deze rubriek, waarbij u de illustratieve partijen interactief kunt naspelen en downloaden, treft u aan via dit overzicht.
Videolessen
• In het Nederlands treft u aan onder: Chessbase videolessen
• In het Engels treft u de eerste aflevering aan onder:
• Chessbase videolessen
In deze serie (Begrijp wat je doet) zijn op dit moment drie boeken verschenen:
Begrijp wat je doet 1, Spaans-Italiaanse structuren
Begrijp wat je doet 2, Damegambiet structuren
Begrijp wat je doet 3, Siciliaanse structuren Najdorf&Scheveningen
Deze boeken zijn verschenen bij uitgever Thinkers Publishing in België.
Reageren? Stuur een e-mail naar hgrooten@xs4all.nl.