‘Das Leben geht weiter, mein Jungen’ – In memoriam Intergalactic Grossmeister Frank van Indië
Frank van Indië was in de kroeg altijd het middelpunt van de aandacht. Hij vertelde graag en veel; verhalen waarin hij zelf veelal de hoofdrol speelde. Toch bleven elementaire zaken als zijn leeftijd, zijn dagelijkse beslommeringen en zijn echte naam in nevelen gehuld. Met een vraag als ‘Zeg Frank, hoe oud ben je eigenlijk?’ was je bij hem aan het verkeerde adres. Als je al een antwoord kreeg dan zei hij: ‘Ik ben net 18 jaar geworden.’
Waarschijnlijk voelde hij het ook zo, alsof hij voor altijd 18 jaar is gebleven. Volgens de FIDE is hij geboren in 1947, volgens andere bronnen in 1941 en weer anderen beweren dat hij ergens in de jaren 50 het levenslicht zag. Het typeert Frank dat hij dit soort informatie voor zichzelf hield. Biografische informatie en feiten vond hij niet erg relevant. Het ging hem om het verhaal, de anekdote, het avontuur. Een goed verhaal moet je niet verpesten met feiten. Daar geloofde Frank heilig in.
Frank overleed in januari. Daarmee verliest de Groningse schaakwereld een van z’n opvallendste figuren. En dat wil wat zeggen in een wereld waarin veel bijzondere types rondlopen.
Trots
De vraag is hoeveel je te weten wilt komen over iemand die zijn leven – of dan toch in elk geval het narratief van zijn leven – met zorg regisseerde. Frank vertelde de prachtigste verhalen met een dictie die zijn jeugd in Den Haag verraadde. Smakelijke anekdotes over z’n schilderijen die hij verkocht in Barcelona, over wilde relaties met Franse actrices, over woeste schaakpartijen (die hij altijd won), over eet- en drankgelagen tot in de kleine uurtjes en over avonturen met dames van lichte en zware zeden.
Dat hij zijn leeftijd niet prijs wilde geven had nog een andere reden. Frank was een trotse man. Hoewel zijn kakikleurige kleren en typerend hoofddeksel voor sommige als sjofel zouden kunnen doorgaan, was hij – op zijn manier- goed gesoigneerd. Zijn witte snor bijgepunt, een jeugdige gloed op de wangen en een goedgevulde beurs op zak.
Zijn eeuwige, onafscheidelijke peukje was daarop wellicht de uitzondering. Die afgekloven Camelsigaret, de filter met nog ongeveer een centimeter wit tabakspapier, hield hij midden in z’n mond tussen zijn lippen geklemd. Soms nam hij dat peukje even ter hand, maar vlam vatte het nooit. Het was zijn manier om als ex-roker niet in de verleiding te komen een ‘echte’ sigaret op te steken. Het kon mensen bij een eerste ontmoeting met Frank wellicht op het verkeerde been zetten en laten denken dat ze met een enigszins verwarde figuur te maken hadden. Dat logenstrafte hij dan direct door verrassend, scherp en origineel uit de hoek te komen. Dat peukje tekende zijn eigenheid. Het is iets dat je nooit bij iemand ziet en nooit bij iemand zult zien. Zoals zoveel bij Frank.
De trots van Frank bleek ook wanneer iemand hem als een clowntje of grapjurk probeerde weg te zetten. Interacties met Frank vonden plaats in een sfeer van humor en met de nodige stijl, waarbij Frank een ieder die het wilde meenam in zijn belevingswereld. De basis voor de conversatie was de relativering onder zijn voorwaarden. Als je bij zijn verhalen op ernstige wijze vraagtekens plaatste, dan paste je niet in z’n universum, waar in principe ruimte was voor iedereen. In zo’n geval kon Frank vals uit de hoek komen of zelfs besluiten je volledig te negeren. Maar meestal was het gewoon heel hard lachen als Frank er was.
In schaakcafé de Evenaar in de Groningse Folkingestraat confronteerde een oude bekende hem een keer met zijn verleden. ‘Hé, ben jij niet Frank Lindeman? Ik ken jou nog van vroeger.’ Frank moest daar niets van hebben: ‘Nee, dat is mijn broer’, zou hij naar verluidt hebben geantwoord. Een broer met dezelfde voornaam en een andere achternaam; een tamelijk zwakke verdediging voor iemand die normaal gesproken altijd z’n woordje klaar heeft. Waarschijnlijk was het het eerste dat Frank te binnenschoot in een poging deze – in zijn ogen – platvloerse ontmaskering te voorkomen.
Gul
Vijanden had hij met volle overgave, maar de meeste mensen hielden van Frank. Na zijn overlijden verschenen op z’n minst tien in memoriams op de websites van Groningse schaakverenigingen. In andere, betere tijden zou er zeker een spontane bijeenkomst zijn geweest in Proeflokaal Hooghoudt en zou de halve Groningse schaakwereld op zijn uitvaart af zijn gekomen.
Franks was een behoorlijke innemer van onder meer vodka en witte wijn en hij dronk nooit in z’n eentje. Liever gaf hij een rondje, niet zelden aan de halve kroeg. Frank hield van de drank, het nachtleven, gezelligheid, vrouwen, schilderkunst, slap en sterk geouwehoer, muziek, schaken, ja eigenlijk van alle goede dingen des levens. De Grossmeister was iemand van wie je je onmogelijk kon voorstellen dat hij aardse zaken doet als een broodje kaas smeren, ’s ochtends de vuilniszak buitenzetten of z’n belastingformulier invullen. Maar misschien nog meer dan een levenskunstenaar was hij een levensgenieter. En door z’n gulheid liet hij iedereen die het wilde meegenieten.
Zijn trots – in combinatie met z’n uitsproken mening – leidde er toe dat hij niet met iedereen door een deur kon. ‘Hé, waar is de Grossmeister eigenlijk?’, hoorde je iemand zeggen als Frank al een paar maanden niet meer gesignaleerd was in Proeflokaal Hooghoudt, voorheen Atlantis. Meestal had hij dan ruzie met een vaste bezoeker van het schaakcafé. De aanleiding was vaak iets onbenulligs. Zijn eergevoel weerhield hem er dan van zo iemand onder ogen te komen. Als de irritatie en woede bij hem enigszins waren gezakt, maakte hij met de nodige tamtam zijn rentree en luisterde de halve kroeg weer ademloos naar wat hij had meegemaakt in de afgelopen periode. Dan was hij opnieuw wekenlang vaste gast, totdat hij vers publiek vond in de Bres, de Kult of de Graanrepubliek.
Tot zover bekend had Frank, in elk geval de laatste decennia, geen vaste verkering. Gedurende een aantal jaren in het begin van deze eeuw was Frank wel onafscheidelijk van zijn hond Diesel, die hij overnam van een vriend. Waar Frank ging, was ook de zwarte labrador. Frank ontfermde zich met volle overgave over het beestje, dat een slechte jeugd had gehad. Hij leerde de hond nog net niet schaken, maar voor de rest kwam Diesel in het bijzijn van Frank niets te kort. Diesel knapte helemaal op, totdat-ie, tot groot verdriet van Frank, een paar jaar later aan ouderdom overleed.
Grossi
Sommige mensen noemen Frank een acteur of een poseur. Daar doe je hem tekort mee. Als op iemand de term levenskunstenaar van toepassing is, dan is het wel op Frank. Overigens zou hij die typering zelf waarschijnlijk onzin hebben gevonden. Hij noemde zichzelf liever kunstschilder. Of nog beter: de intergalactic Grossmeister. Andere bijnamen die hij in de loop der jaren verwierf: De Ljubojevic van het Noorden, De Koning van de B-groep en Der Pantzerknacker. Wij noemden hem gewoon Frank, Frenkieboy of Grossi.
Voordat hij Frank van Indië heette heeft hij andere namen gehad. Frank Emahr was er één en daarvoor Frank van (de(r)) Linde of Frank Lindeman. Soms deed bij met toernooien mee onder de naam John F. Kaprizky. Dat mysterie, die verwarring (waarom heeft hij z’n naam laten veranderen?) past bij Frank. Welke naam er in z’n paspoort stond of wat hij tegen z’n naasten zei is altijd onbekend gebleven. Een verklaring voor al die naamsveranderingen had hij wel: naar eigen zeggen reflecteerden die zijn persoonlijke groei.
Frank geloofde in de ‘intergalactische paradox’. Als hij verloor met schaken dan was z’n tegenstander heel knap teruggekomen van een fantastische stelling die Frank eerder had gecreëerd. Of hij nou verloor of won, altijd prees Frank zijn tegenstander de hemel in. Immers, in beide gevallen had hij het opgenomen tegen een natuurtalent. Eigenlijk was alles waar hij bij betrokken was een strijd der natuurkrachten of op z’n minst een botsing der buitenaardse talenten.
Sneek
Frank werd naar alle waarschijnlijkheid geboren in Den Haag. Over zijn periode in de Hofstad is weinig bekend, behalve dat hij tijdens z’n jeugd al schaakte en later de Haagse Tekenschool doorliep.
Frank had een halfbroer die Max Lindeman heette en een halfbroer die Dave Eijsbroek heette. Max speelde bij Philidor Leeuwarden en kon net als Frank amusante verhalen vertellen. Max overleed al geruime tijd geleden. Over Dave is nog minder bekend.
De Grossmeister verhuisde uiterlijk in 1980 naar Sneek. In de tweede helft van de jaren 80 kwam hij uit voor Sneek 1, met illustere teamgenoten als Yge Visser, Cor Kamstra, Jan Vorenkamp, Wytse Wiersma, Anne Kloosterman en Wim Ykema. Frank deed in die tijd regelmatig mee aan de Zomeravond Snelschaakcompetitie. Zijn partijen met Marco Otasliisky en Yge Visser waren naar verluidt hilarisch. Frank zat ook dikwijls in Sneek in de Kopermolen te toepen of – ten overstaan van een aanzienlijk publiek – sappige verhalen te vertellen.
Magisch realisme
Uiterlijk in 1988 verhuisde Frank naar de stad Groningen, waar hij z’n definitieve thuis vond. Hij zou lange tijd een atelier hebben gehad in het centrum van de stad. Zijn kunstenaarschap bleef echter altijd in nevelen gehuld. Slechts weinigen hebben de kans gehad zijn werk te bewonderen, bij hem thuis of op z’n atelier. Geïnteresseerden kregen steevast nul op het rekest. Als je naar zijn kunst vroeg, dan was de kans groot dat je afgepoeierd werd. En als je echt aandrong dan beloofde Frank je bij binnenkomst met een honkbalknuppel resoluut weg te slaan uit het trappenhuis.
De enkeling die wel tot Franks bastion wist door te dringen, kwam bedrogen uit. Zo vertelt iemand die bij hem over de vloer kwam, dat Frank voor de gelegenheid alle wanden van z’n woning zorgvuldig met krantenpapier had bedekt, met daarachter zijn schilderijen.
Waarschijnlijk hebben dus niet veel mensen zijn kunst gezien, of het zouden de schone dames moeten zijn die hij geregeld vroeg om voor hem te komen poseren. Wel is bekend dat Frank een tijd lang rondliep met een schetsboek onder z’n arm. Degenen die daar een blik in mochten werpen, noemen die tekeningen ‘zeer verdienstelijk’. Hij tekende en schilderde in magisch realistische stijl.
Frank leefde in z’n eigen, magisch realistische universum, waarin de goden Caissa, Minerva en Bacchus om zijn gunst streden. Geregeld daagde hij ’s avonds of ’s nachts in de kroeg schakers uit om te vluggeren om geld. Dat die andere schakers misschien een veel hogere rating hadden en ook nog eens minder hadden gedronken, kon Frank niet veel schelen. Zijn talent zou overwinnen. En anders had hij gewoon een goede avond of was hij het geld toch wel kwijt geweest omdat hij een rondje gaf.
De brief van Fischer
Bekende grootmeesters noemde hij ‘collega’. Veruit zijn favoriete collega was Bobby Fischer, voor wie hij – zoals veel schakers van zijn generatie – onmetelijk veel respect had. Eind jaren 90 won Frank de B-groep van het NOSBO-kampioenschap. In de jaren daarop ontstond er een akkefietje tussen Frank en de organisatie, onder wie Hiddo Zuiderweg. De kern van het conflict was wederom iets onbeduidends dat Frank voor zichzelf erg belangrijk had gemaakt, eergevoelig als hij was. Het moet iets zijn geweest als waarom een oud-winnaar van de B-groep zich niet automatisch plaatst voor de A-groep. Frank was ontstemd over de gang van zaken en zei iets in de trant van: ‘Ik doe alleen nog mee aan het NOSBO-kampioenschap als ik persoonlijk een brief van Bobby Fischer krijg.’
Zuiderweg bedacht zich geen tweemaal. Hij maakte een Hongaars e-mailadres aan, de plek waar op dat moment – eind jaren 90 – Fischer een aantal trainingen gaf aan de gezusters Polgar. Hij zond in het Engels een mail aan de NOSBO, gericht aan Frank. Zuiderweg printte de mail uit en gaf die aan Frank. Het werkte: Frank deed in de jaren daarna weer sporadisch mee aan het NOSBO-kampioenschap. Hij droeg de brief van Fischer lange tijd als een trofee bij zich en liet hem zien aan een ieder die dat wilde. Of Frank daadwerkelijk geloofde dat ‘collega Bobby’ hem die brief persoonlijk had gestuurd is niet duidelijk. Zeker is wel dat hij het wilde geloven. Weer eens bleek dat voor Frank het verhaal belangrijker was dan de harde feiten.
Short
Het publieke leven van Frank speelde zich grotendeels af in de Groningse horeca. Als je hem tegenkwam was de begroeting altijd hartelijk. ‘Mein Jungen’, zei hij dan, gevolgd door een smakelijke anekdote, meestal eentje die je nog niet van eerder van hem had gehoord.
Waar Frank was, gebeurde altijd iets. Hij voelde zich als een vis in het water in de schaakkroeg, zeker in het gezelschap van zijn collega-grootmeesters. Een daarvan was Ivan Sokolov, die jarenlang voor SISSA en Groningen uitkwam en de Evenaar en later Atlantis frequenteerde. Als twee gelijken analyseerden ze dan stellingen waarbij Frank ongetwijfeld zaken geroepen moet hebben als: ‘Doet-ie die! Zum Gottens, zum Gottens… ‘
In 1996 werd het WK gespeeld in Groningen en wemelde het van de grootmeesters in de stad. Tegenwoordig verdoen topschakers hun tijd in de fitnessruimte om tijdens de laatste uren van een partij iets meer energie te hebben dan hun ongetwijfeld tevens goed getrainde tegenstander. In de jaren 90 was een andere school binnen de schaaksport dominant: die van tot diep in de nacht zoveel mogelijk drinken en dan maar zien wat er de volgende dag van terechtkwam achter het bord.
Frank was overtuigd aanhanger van de tweede school en ook Nigel Short – die in Groningen meestreed om de wereldtitel – spuugde er niet in. Volgens de overlevering was Short tijdens een dergelijk nachtelijk onderhoud in de Evenaar danig onder de indruk van de ‘IntergalacticGrandmaster’. Zozeer zelfs dat de Engelsman de volgende dag besloot een kijkje te nemen bij Franks bord. Net op het moment dat Short een blik wierp op de partij zou Frank met veel bravoure een prachtige, subtiele zet hebben gepeeld die de beslissende pionnendoorbraak forceerde. Short was onder de indruk en liet dat weten: hij mimede met zijn lippen ‘beautiful’ richting Frank. Twee geniale geesten die elkaar hadden gevonden. Toeval bestaat niet, tenminste niet in de wereld van de Grossmeister.
Koning van de B-groep
Frank ging z’n eigen gang, maar zorgde wel dat hij altijd mensen om zich heen had. Als publiek, als sparringpartner of gewoon als gezelschap. De bekende uitspraak van Groucho Marx, ‘Ik weiger me bij een club aan te sluiten die mij als lid accepteert’, is Frank op het lijf geschreven. Of het zou de club van grootmeesters moeten zijn. Zich ergens op vastleggen deed hij echter nooit. Frank speelde nooit lang bij een club. Hij ontsteeg het clubschaken, zou je kunnen zeggen, en trok als een vrijbuiter door de Groningse schaakwereld. Vluggeren om geld in de kroeg, met vijf euro onder de asbak, dat was het echte schaken. Frank had tijdens die partijen gezichtsuitdrukkingen waar Kasparov nog een puntje aan kan zuigen. Ook een zet doen was bij Frank een hele show; zijn hand hing eindeloos boven het bord, waarbij z’n duim, wijs- en middelvinger over elkaar schuurden, alsof hij op die manier de stelling wilde proeven, wachtend tot de genialiteit zou landen. Als hij dan een zet speelde, tikte het hij met het stuk een aantal maal op het veld, alsof hij z’n paard of loper even aan z’n nieuwe locatie wilde laten wennen. Verbale begeleiding ontbrak daarbij niet: ‘Mag ik effe, beunhaas?’ of ‘Zitten, bek open en wachten tot de gebraden duiven komen binnen vliegen’. En: ‘Ik heb wel een mooi thuis voor jouw dakloze euri’s’.
Schaken deed Frank in de kroeg. En soms dook hij plotseling op bij een toernooi. Als Frank wat tegenslag had, dan kon hij zo’n toernooi nog weleens vroegtijdig verlaten. Als hij daarentegen lekker in z’n vel zat, deed hij regelmatig mee om de prijzen. Behalve de B-groep van de NOSBO won hij ook de B-groep van het toernooi in Leeuwarden. En hij won in 1992 de sterk bezette B-groep van het Schaakfestival Groningen, ongetwijfeld het hoogtepunt van zijn schakende leven. Ook zijn winst op Jan Timman tijdens een simultaan in 1987 kan niet onvermeld blijven.
Na de millenniumwisseling ging het schaken steeds iets minder, ook niet zo raar voor iemand die een dagje ouder wordt. Met vlagen genoot hij nog steeds van de magie van het spel en ook in de kroeg daagde hij menigeen uit om voor de ‘flappen’ te vluggeren. Hij moest echter op zijn geliefde kersttoernooi steeds vaker het onderspit delven tegen jeugdtalenten, die in zijn ogen steeds jonger leken te worden. Hij liet zich eens ontvallen dat het vroege aanvangstijdtip van 13.00 uur voor hem als nachtdier toch ook wel een groot nadeel was. Of de organisatie daar niet eens iets aan kon doen.
‘Niet te vrij, oudje’
De Groningse schaakwereld kent geen gebrek aan kleurrijke types. Behalve Frank zijn er Walter Beur, Albert Platje, Lukas Kosse, Gerard de Wit (El Gordo Blanco), Yge Visser, Jannes van der Wal, Kodi Kodentsov, Maurice van Mourik, Bart Romijn en Jaap Ham (Jacques Jambon). Om er maar een paar te noemen. Het zijn figuren met wie Frank zich geregeld ophield, in de jaren 90 in de Evenaar in de Folkingestraat en later in het ‘oude’ Atlantis in de Oude Kijk in ’t Jatstraat. Atlantis verhuisde in 2009 naar het Zuiderdiep en nog later – toen Maarten Roorda en Lydia Altena de tent overnamen van Bert van de Marel – veranderde de naam in Proeflokaal Hooghoudt. Frank was er – met een tussenpozen – al die tijd bij. Sommige van bovenstaande types laten zich nog steeds doen gelden, anderen hebben de pijp reeds aan Maarten gegeven.
Als het rustig was in de kroeg speelde Frank een partijtje met de barman, waarbij hij zijn onvervalste passie voor het spel zelden onbenoemd liet. ‘Bert, het is die magie van het spel!’, riep hij als in het oude Atlantis weer eens een partij met diverse kronkelingen en avonturen op het bord verscheen. Het kwam voor dat hij in die tijd een periode achtereen uitsluitend met kleingeld, munten van 10 en 20 cent, betaalde. Hij had waarschijnlijk thuis een enorme kist met kleingeld. Het waarom daarvan maakte onderdeel uit van zijn geheim, een van z’n vele mysteriën. Armoede was het in elk geval niet, want zoals altijd voldeed Frank keurig aan z’n barrekening.
Behalve zijn levendige anekdotes zijn de oneliners van Frank van Indië ongeëvenaard. Scherp en bloemrijk, als van een dichter of een komiek. Vaak in schaak-Duits of krum-Deutsch, de populairste taal van schakend Nederland op het Nederlands en de notatieformuliertaal na. Hij beheerste dat dialect als geen ander, met af en toe een geleend citaat uit een in het Duits nagesynchroniseerde Western of pornofilm. ‘Zum Daten, Baby,’ zei hij vaak en ‘Schach is nicht gemäcklich’.
Maar ook in het Nederlands was hij altijd scherp. ‘Niet te vrij, oudje’, zei hij steevast als hij vond dat iemand zich iets te veel verbale vrijheid permitteerde. Niet zelden betoonde hij z’n liefde voor de schone dames, soms subtiel en soms iets minder subtiel met een opmerking als: ‘De Grossmeister en de vrouwtjes zijn als vier handen op één kruis.’ Deze dichterlijke vrijheden worden bij leven en welzijn van Frank al geregeld gereciteerd en zullen ongetwijfeld ook de komende decennia deel blijven uitmaken van het lingo van de Groningse schaakscene.
Geliefd
Frank was geliefd, getuige al de persoonlijke herinneringen die na zijn overlijden verschenen. Frank kon je erbij hebben. Zodra je hem zag wist je dat je je die avond niet zou vervelen. In een eerlijke bui liet zich eens ontvallen ‘ook wel te weten dat hij niet veel meer was dan een tweederangs komiek’. Dat zijn velen niet met hem eens en Frank – bij nader inzien – zelf waarschijnlijk ook niet.
Hij was een schaker, een schilder, een woord- en levenskunstenaar, een paradijsvogel, een bohemien, een bon vivant, een levensgenieter, een lieve man en een bijzonder mens.
De kunst van het weglaten was aan hem wel besteed. En in de kunst van het zo fraai mogelijk opvullen van de daardoor ontstane leemte was Frank een grootmeester.
De afgelopen periode van gesloten kroegen en weinig sociaal contact moet een crime zijn geweest voor Frank. ‘Das Leben geht weiter, mein Jungen. Das Leben geht im-merrr weiter’, zei hij geregeld met zijn typerende stemgeluid.
Ja, het leven gaat door. Maar helaas wel zonder een van de kleurrijkste figuren die de Groningse schaakwereld ooit heeft gekend.
Grossi, we gaan je missen.
Over de auteur
Benno de Jongh is journalist voor onder meer RTV Noord en in het verleden voor de Wereldomroep. Hij was perschef van het Schaakfestival Groningen en won in 2019 het NK Schaken voor Journalisten. Hij komt uit voor Locatie Ongebonden Schaken, SISSA en Amsterdam West.
Mooi geschreven en een schitterende van Fank op het einde
Wat een schitterend stuk Benno! Prachtig, prachtig al de rake typeringen. Herhaaldelijk in lachen uitgebarsten ook. Jammer dat er een eind aan kwam (in dubbel opzicht dus) .
Mooi artikel. Heb Frank vanuit mijn Philidor Leeuwarden jaren en Sissa tijd heel goed gekend. Tijdens een van die Groningen kerstoernooien ben ik ooit nog diep in de nacht samen met Fred Sluzewski bij hem thuis beland. Als ik het me goed herinner was het water afgesloten en hingen er ook kranten voor de ramen. Schilderijen heb ik ook niet gezien geloof ik….Grappig was ie zeker, en vrij onsamenhangend, kisten jenever was ook een spreuk van hem. Zijn optimisme met schaken was ook erg leuk: ooit sprak ie de woorden vandaag worden er harde knsb noten gekraakt. Staat ie later na misschien nog geen 20 zetten glad verloren, maar het mocht bij hem de pret niet drukken!
Op een mooie dag trof ik Frank op het terras van het Groninger Museum en zat hij daar met zijn zuster,en zij vertelde mij dat zij en Frank ieder jaar, sinds zij weduwe was geworden met Prinsjesdag een paar dagen naar Den Haag gingen om naar de gouden koets te kijken. Frank beweerde ook dat hij vroeger bij de commando’s had gezeten maar of dat ook zo was weet ik niet.
Zeldzaam goed geschreven Benno! Frank zal gemist worden. Behoorde Otas tegen wie ik begin jaren 90 veel vluggerde niet tot de Groningse schaakscene en wat is er eigenlijk van hem geworden?
Met veel plezier gelezen. Ik kan me een partij herinneren tegen Frank op het FK zo’n 45 jaar geleden waarbij hij aan zet een dame meende te winnen maar alvorens zijn zet uit te voeren wat kiebitzers rond het bord verzamelde. Vervolgens nam hij met veel aplomb mijn dame van het bord waarna ik hem mat zette. Voor Frank niet zo,n leuke anekdote maar ik denk er met veel plezier aan terug. Met Dave ben ik toentertijd nog wel op stap geweest. Ik heb zijn naam gegoogeld en warempel; Dave is alive and kicking
Mooi geschreven, Benno. Na Le Blanc, Kratje en FredSlu nu dan ook Der Grossmeister. Kunnen ze daarboven eindelijk een vluggertjestoernooi organiseren.