“Intuïtie” door Manuel Nepveu
Linda is een slimme jongedame, psychologe en ze werkt bij een bank. Ze stelt belangstelling in alles wat met vrouwenrechten te maken heeft. Dit wetende, welk van de volgende uitspraken is dan het waarschijnlijkst?
1) Linda werkt bij een bank. 2) Linda werkt bij een bank en zit in een feministische werkgroep.
Deze of een soortgelijke opgave…. Lees de hele column in PDF.
Deze en andere columnisten van SV Promotie, schreven samen meer dan 1000 columns. U leest ze op onze site.
Ik weet niet of het door een vertaling komt, maar ik kan me voortstellen dat de proefkonijnen op het verkeerde been werden gezet door de kromme vraagstelling “…welk van de volgende uitspraken is dan het waarschijnlijkst?”
Bedoeld wordt vermoedelijk “… van welk van de volgende uitspraken is waarschijnlijkheid dat deze overeenkomt met de werkelijkheid het grootst?”.
En dat is toch net iets anders dan wat er nu staat. Die zin kun je bijvoorbeeld ook opvatten als “…van welk van de volgende teksten is de kans het grootst dat hij door iemand (die Linda kent) is uitgesproken?”.
Zelfs dan zou ik na enig nadenken niet het juiste antwoord weten. De eerste indruk is dat uitspraak 1 voor 100% overeenkomt met de werkelijkheid en dus het meest waarschijnlijk is. Maar dat gaat eraan voorbij dat de beantwoorder ervan uit mag gaan dat alles wat gegeven wordt, relevant is. Uitspraak 1 is dan wel waar, maar het is gezien de gegeven achtergrond een onvolledige waarheid. Een plausibele redenering voor een beantwoorder zou zijn: het feit dat Linda bij een bank werkt, is niet zo relevant, wel hoe waarschijnlijk het is dat ze bij een feministische werkgroep zit. Wat dat laatste ook moge zijn – je kunt met een feministische overtuiging in een werkgroep zitten, of je kunt in een wergroep zitten die vrouwenrechten wil bevorderen, maar kan een werkgroep feministisch zijn? ‘Werkgroep’ is daarnaast een beetje een containerbegrip; het lijkt me dat je dergelijke woorden in een psychologisch onderzoek moet vermijden.
Heerlijk, heerlijk. Heren, u bent dus ook op het verkeerde been gezet. Was precies de bedoeling. NATUURLIJK is de eerste uitspraak het waarschijnlijkst. Uitspraak twee bevat namelijk een extra eis, namelijk dat Lida lid is van… Dus wat je ook mag verwachten, het is duidelijk dat niet voor 100% vaststaat dat zij lid is van een fem werkgroep. Misschien is er een heel grote kans , maar niet 100% zekerheid. Dus de tweede uitspraak is minder waarschijnlijk. Dit is keiharde emotieloze kansrekening. Heren, dank, ik heb mijn punt kennelijk uitstekend gemaakt! 🙂
PS. Het gegeven is uiteraard bedoeld om de (snelle) beantwoorder erin te luizen. Dat lukte Kahneman dus uitstekend….
Natuurlijk uitspraak 1? Nee hoor, op geen stukken na. Ik doe niet aan keiharde, emotieloze kansrekening. Die bestaat namelijk niet in de sociale psychologie. Ik begreep precies wat de bedoeling van de onderzoeker was, maar ik weiger mee te gaan in zijn evaluatie. Mijn eerste reactie was dat uitspraak 1 bedoeld was als het meest waarschijnlijke, zoals ik al schreef. Maar juist als je erover nadenkt, zie je dat daar wat problemen mee zijn.
Je gaat volledig voorbij aan mijn argument dat een onvolledige waarheid geen waarheid is. Wat ik beweer is dat de vraag gewoon erg slecht is. Vergelijk het met het volgende verhaal.
Frits staat aan de rand van de snelweg. Hij is suïcidaal [nee hoor, echt niet], maar jij kunt hem tegenhouden. Er komt een vrachtwagen aan. Welke uitspraak is het meest waarschijnlijke:
1) Er komt een vrachtwagen aan.
2) Er komt een vrachtwagen aan en jij voorkomt dat schaaksite voorgoed verlost is van mijn commentaren.
Uitspraak 1 is op zich 100% waar, maar totaal irrelevant. Het heeft geen zin om er een uitspraak over te doen. Ik weet niet of uitspraak 2 waarschijnlijk is, maar voor mij in deze situatie van levensbelang. Waarschijnlijkheid doet helemaal niet ter zake, dus is het experiment waardeloos. Je moet geen kansberekening loslaten op situaties die daar niets mee te maken hebben.
Ha Frits,
De vraag van Kahneman was een bedoeld verneukeratieve. Dat jij hem irrelevant vindt kan, maar dat verandert niets aan het correcte antwoord. Dat heb je zelf trouwens keurig gegeven: 1) is een zekerheidje en 2) niet, dus minder waarschijnlijk. Hetzelfde geldt voor jouw morbide voorbeeld. Jij komt uit de sociaal-psychologische wereld? Ik uit de (astro)fysische. Ander perspectief op de (ir)relevantie van een vraag. 🙂
Nee Manuel, ik ben geen sociaal-psycholoog, ik produceer boeken – en dan weet je van alles een klein beetje (en ben je soms een irritante betweter…)
Ik moest vannacht (ja, het houdt me bezig) denken aan een aflevering van Startrek, waar captain Kirk examen moet doen en Spock de vragen moet bedenken. Eén vraag gaat over een schip dat volgens wat gegeven is, niet meer te redden is. Het enige logische antwoord volgens Spock is dat je je voorbereid op de dood van jou en je bemanning. Kirk hackt het examenprogramma en verandert de uitgangspunten van de vraag. Voor de krijgsraad stelt hij dat een goede commandant alles moet doen om zijn schip te redden.
Zo redeneren mensen vaak in situaties waarin onvoldoende gegevens voorhanden zijn of waarbij het probleem onduidelijk is. En dat kunnen mensen erg snel en redelijk betrouwbaar. Ik vermoed dat een groot aantal van de respondenten die volgens Kahneman het foute antwoord gaven juist eerst antwoord 1 in gedachten hadden en vervolgens razendsnel switchten naar antwoord 2, omdat ze net als Kirk de afweging maakten dat hun belang groter was dan dat van de vragensteller: het gaat ze om het schip, in dit geval Linda.
Dergelijke situaties kun je ook in het schaken tegenkomen. Je tegenstander staat positioneel gewonnen en de beste zet heeft een engine-evaluatie van -2. Dan verlies je na een lange lijdensweg. De logische zet, volgens Spock. Je kunt ook een stuk offeren tegen twee pionnen. Als je tegenstander het juiste tegenspel vindt, is de evaluatie -4. Maar het is niet onwaarschijnlijk dat hij de draad kwijtraakt door de plotselinge verandering van de situatie. ‘If you can’t win the game, change the rules’, zoiets zei Kirk (in mijn zoals altijd onbetrouwbare herinnering).
Het gaat hier niet om een wiskundig vraagstuk, maar om een taalprobleem. Een ander voorbeeld:
Met Donald Trump wordt de opwarming van het klimaat besproken. Welke van de volgende uitspraken is het waarschijnlijkst:
1. Er is een klimaatprobleem.
2. Er is een klimaatprobleem, maar dat wordt niet door de mens veroorzaakt.
Zoals Kahneman zelf in zijn boek reeds aangeeft is dit probleem ’the most controversial of our experiments’. Onder andere Gigerenzer en Hertwig hebben kritiek geuit op het probleem en de conclusies die eruit getrokken worden. Daarin voeren zij, als ik het goed zie, ook het argument van jou aan, Frits. Dat je er als lezer vanuit mag gaan dat de informatie relevant is.
Daarnaast is ook de vertaling niet een op een te herleiden tot de Engelse tekst in het boek. Kahneman stelde namelijk (onder andere) de volgende vraag: ‘Which alternate is more probable? Linda is a bank teller. Linda is a bank teller and is active in the feminist movement’. Dat lijkt inderdaad al op de vertaling die jij noemde, Eric.
Volgens mij is er dus wel degelijk discussie over het juiste antwoord mogelijk. Zie ook deze bijdrage.
Een deel van het probleem bij dit soort onderzoeken is dat de respondenten niet per se types zijn die lusteloos hokjes aanvinken. Een aantal zal proberen te bedenken wat de wetenschapper probeert te onderzoeken. Een redenering zou kunnen zijn: ‘Op het eerste gezicht gaat het om het maken van de meest logische keuze. Maar waarom krijg ik dan al die extra informatie? Die staat er niet voor niets, dus optie 2 is wellicht ook een mogelijkheid.’
De originele tekst bevestigt mijn vermoeden dat de vertaling het sowieso al discutabele probleem inderdaad erger heeft gemaakt. Dat komt vooral door de introductie van het woord “uitspraken”. In de originele tekst en vraagstelling ontbreekt dit woord.
Het woord “uitspraken” suggereert dat de vermelde teksten door iemand zijn uitgesproken. Het is geen geheim dat er uitspraken worden gedaan die onwaar zijn. Daardoor kan de vraag op verschillende manier worden geïnterpreteerd. Zie mijn voorbeeld over Trump.
Mijn aandacht werd hierdoor getrokken omdat ik dit verschijnsel ook zie in schoolboeken. Hoe meer tekst wordt toegevoegd aan een wiskundig of rekenkundig vraagstuk, hoe groter de kans is dat er daarbij fouten worden gemaakt, zodanig dat het probleem onoplosbaar wordt. In de rekenboeken van mijn negenjarige zoon die in groep 6 van de basisschool zit, kom ik soms vragen tegen waarop ik hem het antwoord ook niet kan vertellen, terwijl ik toch ben afgestudeerd aan de technische universiteit in Delft.