Ulf
Ergens in de jaren tachtig heb ik samen met twee bevriende bordenjongens de vakbond IBBA (International Board Boys Association) opgericht, die zich inzette voor betere arbeidsvoorwaarden voor bordenjongens. Het was ongeveer in dezelfde periode als de totstandkoming van de GMA (Grand Masters Association), die hetzelfde nastreefde voor professionele schakers. Met mijn goede vrienden Tom Bottema en Marc Spierings heb ik jarenlang ongelooflijk veel lol beleefd in wat toen nog het Hoogovens Schaaktoernooi heette. Marc en ik begonnen in 1984, Tom kwam er een paar jaar later bij. We waren in die periode echte schaakverslaafden; we vonden het heerlijk om in januari de complete dag alleen maar met schaken bezig te zijn, feitelijk 24 uur per etmaal, alleen onderbroken door een paar uurtjes slaap. En dit alles in het prachtige, sfeervolle kustdorp Wijk aan Zee.
In een vorige bijdrage schetste ik al het belang van bordenjongens in het pre-computertijdperk. Alle zettencommunicatie was afhankelijk van de bordenjongens. Want als een bordenjongen verzuimde, in slaap viel of om welke andere reden al dan niet tijdelijk afhaakte (is allemaal gebeurd bij grote toernooien…), dan viel het complete communicatiesysteem in puin. Ga maar na: geen zetten bij het commentaar, geen zetten naar NOS-Teletekst (in het pre-internettijdperk een belangrijke bron voor thuis verblijvende journalisten), geen zetten naar de kranten, geen zetten op het demonstratiebord voor het toekijkende publiek, en ga zo maar door. Kortom, zo realiseerden wij ons ineens tijdens een nachtelijke sessie in een van de Wijk aan Zeese horecagelegenheden: de complete schaakwereld is afhankelijk van ons. Het topschaken kan niet zonder bordenjongens!! Wat aanvankelijk als een grap begon, werd zo ineens een vakbond. Wij besloten dit bij de organisaties van de grote toernooien onder ogen te brengen. Toen wij in Wijk aan Zee de lokale krant haalden met de oprichting van onze bordenjongensvereniging, werden onze ‘eisen’ serieus genomen. Welke eisen dat precies waren, dat weet ik eigenlijk niet meer, maar als je de publiciteit zoekt en vindt, nemen mensen je doorgaans sowieso serieuzer dan ervoor. Het had zeker voordelen voor ons: we vroegen een jaar later meer honorarium en kregen dat zonder enig gemor.
Bij alle bestaande, grote toernooien werden we met respect ontvangen, ook als we er zomaar gewoon voor de gezelligheid langskwamen, want wij waren ‘die leuke jongens van de vakbond.’ Bij het volgende Hoogovenstoernooi introduceerden wij de zogenaamde IBBA-prijs. Deze ging naar de speler die niet te veel zetten produceerde (zodat wij niet zo hard hoefden te werken), heel netjes noteerde (zodat wij de zetten gemakkelijk konden overnemen van het notatiebiljet), niet te veel in tijdnood kwam (een ramp voor iedere bordenjongen) en gewoon een aardige persoon was (dat waren en zijn de meeste topschakers overigens).
Winnaars waren onder meer Paul van der Sterren en Ulf Andersson. Ik herinner me nog dat ik samen met Tom Bottema toentertijd bij Paul thuis ben geweest om hem een mooie fles whisky te overhandigen, waarna we nog zeker twee tot drie uur zijn blijven hangen om over het schaakleven te praten. Een terechte winnaar dus, want gastvrijheid was natuurlijk ook een pré in de jurering! We deelden ook wel eens een officiële waarschuwing uit. Tom Bottema sprak Jeroen Piket, met wie hij goed bevriend was, eens vermanend toe omdat hij remise weigerde in een stelling waar dat volgens Tom gerust had mogen worden aangenomen (in die tijd waren remises voor de twintigste zet niet ongewoon, dit voor onze jongere lezers). Het ging Tom niet eens om de weigering zelf, maar meer om wat er daarna gebeurde: er ontstond een bloedstollende tijdnoodfase, waarin de spelers niet meer noteerden en de stukken zelfs op de grond vielen.
Voor ons bordenjongens was het dan altijd de kick om niet alleen de notatie volledig bij te houden, maar ook alle zetten op het demonstratiebord. In deze partij lukte het niet, zie dat als een nederlaag voor ons, want het ging eenvoudigweg te snel. Ze vluggerden door tot ver na de 40e zet. Toen een van de vlaggen was gevallen (nog geen digitale klokken toen), en de notatie was bijgewerkt, constateerden beide spelers dat er weinig spel meer in de stelling zat, waarna tot remise werd besloten. Tom reageerde meteen naar Jeroen: “Waarom moet dat zo? Je had toch ook meteen remise kunnen aannemen? Dit is niet wat de IBBA wil en zoiets kan je uitnodigingen kosten in de toekomst. Realiseer je je dat wel?” Jeroen bleef stoïcijns, als altijd, en verliet de zaal met een glimlach. Samen met Tom. Aan Ulf Andersson, een favoriet van de IBBA (hij voldeed aan alle criteria), bewaar ik sowieso prachtige herinneringen. Een van de meest bescheiden en meest sympathieke topschakers die ik ooit heb ontmoet. De schrijfruimte is helaas te kort om alle lovende anekdotes over Ulf op te schrijven.
Ik hoop vurig dat een van zijn dierbaren zijn leven ooit eens in een biografie vastlegt, want zo’n lofzang verdient Ulf. Laat ik hier volstaan met deze anekdote: Ulf had een afgebroken partij (dat had je toen nog) en analyseerde in de perskamer in de Moriaan de stelling. Hij stond iets beter en er was nog ongeveer een half uur te gaan totdat de hervatting zou plaatsvinden. Hij speelde tegen koploper Beljavsky, die voor de eerste keer in het toernooi een nadelige stelling had. Een lastige opgave voor Big Al, want het was ook nog eens een eindspel en dat is precies het terrein waar Ulf zich in zijn topdagen enorm in zijn element voelde. Ik zat als enige bij de analyse en keek mee, wat op zichzelf onbeleefd is, want feitelijk wil je niet dat iemand jouw geheimen ziet, zo kort voor de hervatting van de partij. Toch voelde ik op de een of andere manier aan dat Ulf juist wat gezelschap zocht. Want toen ik enkele minuten aandachtig meekeek, ging hij zijn eigen varianten ineens hardop uitspreken. Ik verplaatste mijn stoel dichter naar hem toe, tegenover hem, waarna hij nog luider begon te analyseren. Ik glom van trots; zonder dat ik nog een woord had gezegd, voelde ik mij voor even secondant van de grote Ulf Andersson. Ineens zag ik een plan voor zwart. Ik nam nu verbaal het initiatief en zei stoer: “Is Rd4 an idea?” Er waren niet veel minuten te gaan alvorens de partij in de speelzaal zou worden hervat. Toch nam Ulf ruim de tijd om op mijn suggestie, die ik met enigszins trillende stem had gedaan, te reageren: “Yes, this is an excellent idea”, zei hij vriendelijk. “I like it a lot.” Ik was nu heel nerveus, maar ook ongelooflijk blij dat mijn suggestie ertoe deed. Ik kan dus schaken, dacht ik zelfs! “It keeps the initiative, it creates some serious threats and it makes the bishop passive. Nice idea, really.” Ik voelde me zo ongemakkelijk door de lovende woorden dat ik inmiddels wat rood aanliep. “The only problem of the move is that I can take the rook.” Oeps. Ik had dus een volle toren ingezet. Het was meteen de eerste en enige keer dat ik een zet heb voorgesteld aan een grootmeester. Ik was weer geland op aarde. Mijn ambities om eerst meer dan 2200-rating te halen en later wellicht ooit een meesterresultaat, waren onmiddellijk voorbij. Ulf nam desalniettemin de tijd om mijn talent en inzicht te prijzen, waarna hij zelfs enkele seconden te laat kwam voor de hervatting. Ik liep ondertussen met hem mee, want ik moest de stelling in de speelzaal voor het publiek bijhouden. Ulf kwam dichtbij de winst, maar redde het net niet. De partij eindigde in remise.
Ik ben vanaf 1966 bordenjongen geweest tijdens het IBM-toernooi. Er werd destijds nog gespeeld in de Amsterdamse kerk De Ark. Ik mocht zelfs het bord van Botwinnik “bedienen” toen het eind van de partij overgedaan werd voor het NTS Journaal. Verder natuurlijk alle andere groten der aarde van dichtbij mee mogen maken.
Arbeidvoorwaarden waren niet nodig; ik was minstens een uur voor aanvang al op m’n post. Secondaire arbeidsvoorwaarden hadden we wel: we kregen dezelfde broodjes als de grootmeesters en we mochten in de perskamer van meneer Withuis komen.
Gaandeweg werden we echt beloond, eerst met een mooie balpen en in mijn laatste jaar kregen we zelfs 12,50 gulden!
Ulf en Jan in het businesshome van IJsselmeervogels!
Leuk verhaal Jeroen, je zou je “memoires” eens moeten schrijven.
Gaat hij vast nog doen, maar voorlopig hoop ik dat er nog een boel memoires bij komen 🙂